Pakistan 70: hoe “een land voor moslims” een islamitische staat werd

Op 14 augustus viert Pakistan zijn zeventigste verjaardag. Het land dat een ideale kruising moest worden tussen islamitische idealen en socialistische praktijken werd echter zelden goed bestuurd en wordt al decennia geplaagd door steeds gewelddadiger extremisten. Een terugblik op hoe het zo fout is kunnen lopen.

  • Shahzeb Younas (CC BY-NC 2.0) De Pakistaanse vlag Shahzeb Younas (CC BY-NC 2.0)
  • Guilhem Vellut (CC BY 2.0) De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt Guilhem Vellut (CC BY 2.0)
  • Guilhem Vellut (CC BY 2.0) De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt Guilhem Vellut (CC BY 2.0)
  • Erik Mary (CC BY-NC 2.0) De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt Erik Mary (CC BY-NC 2.0)
  • My Past (CC BY 2.0) My Past (CC BY 2.0)
  • Michael Foley (CC BY-NC-ND 2.0) De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt Michael Foley (CC BY-NC-ND 2.0)
  • Koshy Koshy (CC BY 2.0) De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt Koshy Koshy (CC BY 2.0)
  • Abbas dhothar (CC-BY-SA-4.0) Muhammad Ali Jinnah op een Pakistaanse Roepie Abbas dhothar (CC-BY-SA-4.0)
  • Anne Dirkse (CC BY-SA 2.0) Golra, Punjab Anne Dirkse (CC BY-SA 2.0)
  • Usman Malik (CC BY-SA 2.0) Ramgali, Punjab Usman Malik (CC BY-SA 2.0)

‘Naties worden geboren in het hart van dichters, ze bloeien en verwelken in de handen van politici’, noteerde dr. Muhammad Iqbal in sierlijk en tegelijk ingehouden handschrift in een boekje dat hij op de eerste pagina Stray Reflections noemde –eerst waren het Stray Thoughts, maar die losse gedachten werden doorgestreept en vervangen door losse reflecties. Iqbal was op dat moment, in 1910, al een erkend dichter en een gerespecteerd denker in India, maar hij kon nauwelijks voorzien hoe zeer latere generaties hem inderdaad als een van de voornaamste grondleggers van Pakistan zouden beschouwen.

Twintig jaar later hield Iqbal zijn Lectures on the Reconstruction of Religious Thought in Islam, waarin hij uitgebreid uiteenzette hoe islam niet alleen compatibel is met moderniteit, maar er in zijn overtuiging de echte en universele bron van is. Om moslims op te tillen uit de staat van achterstelling en intellectueel verval, ging Iqbal steeds sterker pleiten voor staatkundige autonomie voor de moslims van het subcontinent. Een van zijn sterkste redevoeringen in dat verband is de toespraak die hij in december 1930 in Allahabad hield voor de All India Muslim League. Die toespraak bevat onder andere het beroemde citaat: ‘Ik zou graag zien dat Punjab, North-West Frontier Province, Sindh en Baloetsjistan tot één staat samengevoegd worden… Zelfbestuur binnen het Britse Rijk of zonder het Britse Rijk, de vorming van een geconsolideerde noordwestelijke Indische moslimstaat lijkt me de uiteindelijke bestemming van moslims, ten minste in Noordwest-India.’

Het is opvallend dat Iqbal geen melding maakt van Kasjmir in die verbeelde staat van hem, ook al waren zijn beide ouders afkomstig uit Kasjmir. Zijn vader was in augustus van dat jaar in overleden in de stad waar Iqbal geboren was: Sialkot, op de grens tussen Punjab en Jammu en Kasjmir.

Land van de Zuiveren

In 1933 zou een rechtenstudent in Cambridge, Chaudhry Rehmat Ali, het politieke pamflet Now or Never. Are We to Live or Perish for Ever? publiceren. Rehmat pleit daarin voor het oprichten van verschillende autonome deelstaten voor moslims in de toekomstige Indische Unie, en gebruikt daarbij als eerste het letterwoord Pakstan –de i werd later ingevoegd voor het gemak van de uitspraak– om de noordwestelijke moslimstaat te benoemen die samengesteld zou worden uit ‘Punjab, Afghania (het huidige Khyber-Pakthunkwa, tot voor kort North-West Frontier Province), Kasjmir, Sindh en Baloetsjistan’. Dat Pakistan in het Perzisch en het Urdu ook het Land van de Zuiveren betekent, was mooi meegenomen.

Rehman plukte de idee duidelijk niet uit de lucht. Volgens de historicus K.K. Aziz zijn er minstens 44 andere referenties te vinden van denkers die tussen 1858 en 1930 spraken over moslimseparatisme in Indië, waaronder de Aga Khan en Stalin. Muhammad Iqbal verwierp de ideeën van Rehmat als dromerij, maar bleef zich intussen wel inzetten voor een betere vertegenwoordiging van moslims in de toekomstplannen voor het Zuid-Aziatische subcontinent.

My Past (CC BY 2.0)

 

‘Gevangenis van gedachten en gevoelens’

Een echte doorbraak in de richting van een “thuisland voor de Indische moslims” kwam er pas toen Iqbal en de charismatische advocaat Muhammad Ali Jinnah in de tweede helft van de jaren dertig aan hetzelfde zeel gingen trekken. Tot dan waren de twee meestal tegenstanders geweest binnen het gefragmenteerde landschap van islamitische anti-koloniale bewegingen en partijen. Voor Iqbal was het belangrijkste strijdpunt dat de Moslim Liga niet enkel de belangen van de hogere klasse moslims moest verdedigen. Sociale rechtvaardigheid was voor hem de uiteindelijke drijfveer om te vechten voor een moslimstaat. In een toespraak tot de All India Muslim League in 1932 verwoordde hij de gecombineerde noodzaak aan sociale omwenteling en religieuze herbronning op haast bijbelse wijze: ‘Het geloof dat u vertegenwoordigt… kan nog steeds een wereld creëren waarin iemands sociale status niet bepaald wordt door zijn kaste of kleur of door de hoeveelheid dividenden die hij opstrijkt, maar door het soort leven dat hij leidt; waar de armen de rijken belasten; waar de menselijke samenleving niet gefundeerd wordt op de gelijkheid der magen maar op de gelijkheid van geesten; waar een onaanraakbare de dochter van een koning kan trouwen; waar privékapitaal een fonds is en waar kapitaal niet toegestaan wordt zich zodanig te accumuleren dat het de werkelijke producent van rijkdom gaat domineren. Dit uitmuntende idealisme van uw geloof moet zich echter emanciperen van de middeleeuwse waanideeën van theologen en wetgeleerden. Spiritueel gezien leven we in een gevangenis van gedachten en gevoelens die we in de loop van eeuwen rond onszelf geweven hebben…’

In een van zijn brieven aan Jinnah klaagde de bijna zestigjare Iqbal dat de nieuwe Grondwet van 1935 niet bijdroeg tot meer gerechtigheid voor de gewone man of vrouw. ‘Gelukkig bestaat er een oplossing in het doorvoeren van de wet van de islam en haar verdere ontwikkeling in het licht van moderne ideeën. Na lange en zorgvuldige studie van de islamitische wet ben ik tot de conclusie gekomen dat dit wettelijke systeem, indien het correct begrepen en toegepast wordt, ten minste het overleven van iedereen verzekert’, schreef Iqbal.

Vreemde vrienden

Er was een vreemde coalitie van krachten nodig om een aparte natie voor moslims te kneden uit het historische moment van de onafhankelijkheid, en dat slaat dan niet alleen op de combinatie van de religieuze filosoof Iqbal met de wereldse en allesbehalve vrome Jinnah. Een van de steunpilaren van de Moslim Liga in de onmiddellijke aanloop naar de onafhankelijkheid in 1947 was Winston Churchill, die eigenlijk een rabiaat tegenstander van de hele idee van onafhankelijkheid voor Zuid-Azië was. Maar omdat hij er niet in slaagde de Congressbeweging van mahatma Gandhi in Groot-Brittannië politiek te isoleren, gooide hij al zijn gewicht achter de man die zich in India profileerde als Gandhi’s belangrijkste rivaal: Muhammad Ali Jinnah, al wou die uiteraard ook onafhankelijkheid. Jinnah wou echter niet alleen het vertrek van de Britse kolonisator, hij wou voor de Indische moslims ook een land dat onafhankelijk zou zijn van de hindoemeerderheid. Door die eis te steunen, kon Churchill wraak nemen op zijn oude nemesis mahatma Gandhi, die, als het van Churchill had afgehangen, in 1942 hongerstakend in een koloniale cel zou zijn gestorven.

Abbas dhothar (CC-BY-SA-4.0)

Muhammad Ali Jinnah op een Pakistaans biljet

Aan de andere kant van het spectrum kon de Moslim Liga niet rekenen op de meest dogmatische islamisten die de hele idee van natiestaten maar nieuwlichterij vonden en een afleiding van het ware streven van moslims naar het herstichten van een groot Centraal-Aziatisch kalifaat. In de tussentijd waren de fundamentalisten gewonnen voor het behoud van een onverdeeld India.

Hoe vernieuwend, tolerant en sociaalvoelend de stichters van Pakistan ook waren en hoezeer de streng dogmatische theologen zich ook tegen de idee Pakistan verzet hadden, eenmaal het land geschapen, was er geen houden meer aan: de logica eiste dat elke stap die land en regering zetten, een stap zou zijn in de richting van meer religieuze politiek.

Die antikoloniale, hervormingsgezinde islamisten verzamelden zich politiek in de Jamaat-i-Islami van maulana Maududi, die zich uiteindelijk wel neerlegde bij de scheiding van Indië, maar zich nooit neergelegd heeft bij de keuze om van Pakistan “slechts” een staat voor moslims te maken in plaats van een islamitische staat die gebaseerd zou zijn op de sharia. Het theologische centrum van deze orthodoxe stroming bevond zich in de Darul Uloom, een islamitische universiteit in de Noord-Indische stad Deoband. Niet toevallig was het laatste intellectuele gevecht van Muhammad Iqbal gericht tegen maulana Husain Ahmed Madni uit Deoband. ‘Het was gepast’, schrijft Khurram Ali Shafique in zijn Iqbal. An Illustrated Biography, ‘dat dit laatste gevecht van Iqbal gericht was tegen iemand die zowel orthodoxie als territorialisme vertegenwoordigde –twee concepten waartegen Iqbal zich een leven lang verzet had.’

Hoe vernieuwend, tolerant en sociaalvoelend de stichters van Pakistan ook waren en hoezeer de streng dogmatische theologen zich ook tegen de idee Pakistan verzet hadden, eenmaal het land geschapen, was er geen houden meer aan: de logica eiste dat elke stap die land en regering zetten, een stap zou zijn in de richting van meer religieuze politiek.

De islamitische partijen behaalden de voorbije zestig jaar nauwelijks meer dan wat bij ons de kiesdrempel zou zijn, maar op de straat, in de moskeeën, in de zich vermenigvuldigende koranscholen en uiteindelijk ook in het leger –en daardoor weer op de straat, in de moskeeën, in de militanter wordende koranscholen en uiteindelijk ook in het parlement, en daardoor…– werd de geloofsovertuiging steeds dwingender, luider en gewelddadiger verkondigd. 

In naam van de islam

Michael Foley (CC BY-NC-ND 2.0)

De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt

De echte doorbraak van de politieke islam vond in Pakistan plaats tussen 1977 en 1988, tijdens de lange dictatuur onder generaal Muhammad Zia-ul-Haq. Meteen na zijn machtsgreep op 5 juli 1977 zei Zia tijdens zijn eerste tv-toespraak: ‘Pakistan, dat gecreëerd werd in de naam van de islam, zal alleen overleven als het zich aan de islam houdt. Daarom zie ik de invoering van een islamitisch systeem als een noodzakelijke voorwaarde voor het land.’

De idee resoluut terug te keren tot het burgerlijke recht en de democratische rechtsstaat die Jinnah voorstond, is zo ondenkbaar geworden dat haast niemand het nog durft voor te stellen.

Zia zou verschillende keren teruggrijpen naar wat hij zag als de overstijgende en verbindende kracht van de islam om de verdeeldheid van het land en het verzet tegen zijn autoritair bewind te beantwoorden. De Raad voor Islamitische Ideologie, die al in 1956 opgericht was om ‘alle bestaande wetten in overeenstemming met de Koran en de Soennah te brengen’, werd nieuw leven ingeblazen. Dat resulteerde in talloze wetsherzieningen, maar ook in het onislamitisch verklaren van politieke partijen. In 1979 voerde Zia de Hudood-wetten in, waarin koranische straffen voor buitenechtelijke seks, diefstal en alcoholverbruik opgelegd werden.

Zia-ul-Haq was ook verantwoordelijk voor het invoeren van de wetten op godslastering, die intussen uitgegroeid zijn tot de perfecte manier om de schapen van de bokken te scheiden. Wie de minste clementie bepleit voor wie onder deze “goddelijke wet” vervolgd of veroordeeld wordt, bevindt zich meteen in het kamp van de ongelovigen of -erger nog- de afvalligen. Wie de wet wil aanpassen zodat die minder makkelijk misbruikt kan worden om burenruzies mee te beslechten of om politieke afrekeningen te maken, die wordt zelf een godslasteraar. De idee resoluut terug te keren tot het burgerlijke recht en de democratische rechtsstaat die Jinnah voorstond, is zo ondenkbaar geworden dat haast niemand het nog durft voor te stellen.

Zelfs de christelijke gemeenschap in Pakistan, die duidelijk geviseerd werd in de zaak rond Aasiya Bibi, riep in de dagen na de moord op Salman Taseer op tot stilzwijgen ‘omdat hardop protesteren de gemoederen nog meer zou ophitsen’. Die sussende houding verdween weliswaar toen de eerste christelijke minister van het land, Shahbaz Bhatti, op 2 maart 2011 in Islamabad vermoord werd. Ook hij werd het slachtoffer van zijn oproep om de wet op godslastering aan te passen zodat misbruiken makkelijker voorkomen konden worden.

‘Sinds 11 september worden christenen in toenemende mate gezien als een vijfde kolonne van het Westen, waardoor de onveiligheid voor ons heel erg toegenomen is.’

Tijdens een gesprek in Brussel zei de bisschop van Faisalabad, Joseph Coutts: ‘In de jaren tachtig werden gewone madrassa’s met Saoedisch geld omgebouwd tot jihadi-scholen, waardoor het pluralisme in de islam onder druk kwam te staan. Sinds 11 september worden christenen in toenemende mate gezien als een vijfde kolonne van het Westen, waardoor de onveiligheid voor ons heel erg toegenomen is. Wij begrijpen dat de figuur van de profeet heel gevoelig ligt bij de moslims, maar we kunnen niet stilzwijgend toezien hoe de emoties van de massa gemanipuleerd worden door straatpolitici.’

De islamiseringsideologie van Zia-ul-Haq was geen accident-de-parcours van een gelovige natie, ze was op verschillende manieren uitdrukking van een samenloop van historische tendensen, waarvan het dispuut over democratie of theocratie in een land voor moslims er maar één was. Belangrijker wellicht was de fragiele samenhang van de jonge natie.

Guilhem Vellut (CC BY 2.0)

De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt

De militaire roeping

Zia pleegde zijn staatsgreep minder dan zeven jaar na het debacle in Oost-Pakistan (het huidige Bangladesh), waar een einde gemaakt werd aan de belofte dat een gemeenschappelijk geloof voor nationale samenhang kan zorgen tussen zo verschillende volkeren en regio’s als de Bengalen in Oost-Pakistan en het door Punjabi’s gedomineerde West-Pakistan. Erger nog, het West-Pakistaanse leger had in Oost-Pakistan een ware genocide gepleegd op de Bengalese intelligentsia, waarbij in 1971 drie miljoen Bengalezen vermoord werden en vierhonderdduizend Bengalese vrouwen verkracht werden.

Guilhem Vellut (CC BY 2.0)

De grensovergang tussen Pakistan en India in Wagah waar dagelijks een militaire ceremonie plaatsvindt

Het West-Pakistaanse leger had in Oost-Pakistan een ware genocide gepleegd op de Bengalese intelligentsia, waarbij in 1971 drie miljoen Bengalezen vermoord werden en vierhonderdduizend Bengalese vrouwen verkracht werden. 

Ondanks dat massale geweld werd de opstand niet onderdrukt en in de daaropvolgende confrontatie met het Indiase leger werd het Pakistaanse leger vernederd en gedwongen de afscheiding van Bangladesh te aanvaarden.

‘Het Bengalese bloed aan Pakistaanse handen is de erfzonde van het land’, zegt de Pakistaanse ex-journaliste Shada Islam. ‘De wandaden waren zo onuitsprekelijk dat ze ook nooit toegegeven zijn en er dus ook nooit een proces van verwerking heeft plaatsgevonden.’ Het trauma van 1971 zorgde niet alleen voor een verdieping van de vijandschap met India, maar ook voor een versterking van de achterdocht tegenover etnische of provinciale identiteitsbewegingen –en die waren en zijn er veelvuldig.

Met zijn islamiseringspolitiek wou Zia-ul-Haq de ambities van Sindh, Baloetsjistan en de “Afghaanse” noordwestelijke regio van tafel vegen. In de realiteit zorgde het verbod op politieke partijen en activiteiten echter voor een versterking van etnische identiteiten.

Zijn islamiseringsbeleid verscherpte de sektarische tegenstellingen tussen de soennietische meerderheid en islamistische minderheden als sjiieten, ismaelieten, ahmadi’s en zikri-aanhangers; en binnen de soennitische meerderheid groeiden de tegenstellingen tussen de strenge deobandi’s -waartoe Zia zelf behoorde, de salafistische Ahl-e-Hadith en de soefistische barelvi’s, die de meerderheid uitmaakten.

Politiek-islamitische utopie

De sjiieten werden bovendien sterk gepolitiseerd door de gebeurtenissen in Iran, waar hun geloofsgenoten begin 1979 het pro-westerse regime van sjah Reza Pahlavi omverwierpen. Dat was enerzijds een alarmsignaal voor de orthodox soennitische Zia-ul-Haq, anderzijds versterkte de Iraanse revolutie een tijdsgeest van islamitisch revolutionair optreden, waarvan de dictator uitdrukkelijk deel wou uitmaken.

De Pakistaanse geschiedenis zou definitief in het voordeel van de politiek-islamitische utopie kantelen op kerstavond 1979, toen de Sovjetunie begon met haar interventie in buurland Afghanistan.

De terugkeer van een groot en dominant islamitsch wereldrijk leefde steeds sterker in verschillende landen van de oemmah, en zou leiden tot steeds grotere concurrentie tussen Iran en Saoedi-Arabië, waar de staatspolitie gedurende de jaren tachtig voortdurend zou botsen met de sjiitische minderheid.

Volgens journalist en onderzoeker Khaled Ahmed, in Sectarian War, vochten de twee islamitische grootmachten hun sectaire oorlog in toenemende mate uit op Pakistaans grondgebied. Het feit dat Pakistan, na Iran, de tweede grootste groep sjiieten huisvest, speelt daarin geen onbelangrijke rol. Khaled Ahmed benadrukt tegelijk dat Pakistan geen machteloos slachtoffer van een regionale competitie geweest is, maar de speelbal van zijn eigen geschiedenis en heersende elites. ‘Pakistan heeft twee zaken fout gedaan’, schrijft Ahmed. ‘Het verdeelde de groepsidentiteiten van soennieten en sjiieten, terwijl het die had moeten vermengen; en het vermengde de regionale identiteiten onder dwang, terwijl het hen autonomie via decentralisatie had moeten geven.’ 

De Pakistaanse geschiedenis zou definitief in het voordeel van de politiek-islamitische utopie kantelen op kerstavond 1979, toen de Sovjetunie begon met haar interventie in buurland Afghanistan. De afdaling in het inferno van haat en uitsluiting was al enkele decennia bezig, en met de aanvang van de Afghaanse oorlog begaven de islamistische ideologen zich in de vierde en de vijfde cirkel van Dante’s Inferno: de kringen van hebzucht en woede, waarin mensen elkaars vijanden worden en wegzinken in uitzichtloze wedijver en geweld. 

Usman Malik (CC BY-SA 2.0)

Ramgali, Punjab

Een geschenk uit de hemel

‘Het Afghaanse conservatisme is een mirakel, het is volhardend en tegelijk volkomen gevoelig voor nieuwe culturele krachten waaraan het zich aanpast’, schreef Muhammad Iqbal in het voorwoord van een boek over Afghanistan in 1934. Afghanistan is in de politieke verbeelding van Pakistan altijd meer geweest dan een toevallig buurland. Tenslotte waren de Afghanen er wel in geslaagd het Britse koloniale leger te verslaan en hun onafhankelijkheid, cultuur en geloof te vrijwaren. Voor Zia-ul-Haq was de Sovjetinval in buurland Afghanistan echter niet zozeer de aanleiding om de onverwoestbare karaktertrekken van wat Iqbal ‘het Afghaanse type’ noemde te bezingen. Voor hem was het vooral een kans om het isolement van zijn eigen land en regime te doorbreken. De Verenigde Staten hadden onder impuls van president Jimmy Carter in april 1979 de economische en militaire samenwerking bevroren, maar kwamen daar spoorslags op terug eenmaal de Sovjets zich in Afghanistan bevonden. De nieuwe regering van Ronald Reagan beloofde Pakistan in 1980 meteen 3,2 miljard dollar steun over een periode van zes jaar en kanaliseerde haar wapens en geld voor de Afghaanse verzetsgroepen via de Pakistaanse militaire inlichtingendienst ISI, die sindsdien een moeilijk te overschatten gewicht heeft in het bepalen en uitvoeren van de Pakistaanse buitenlandse politiek.

De Pakistaanse regering koos uitdrukkelijk voor het versterken van islamitisch geïnspireerde moedjahedien, met als voorkeurpion Gulbuddin Hekhmatyar en zijn Hezb-i-Islami. De Britse historicus Ian Talbot wijst er in zijn Pakistan. A modern history op dat die keuze niet alleen klopte met de politiek-religieuze overtuigingen van Zia, maar in belangrijke mate ook nuttig was voor zijn streven naar het bewaren van nationale samenhang. De versterking van de islamisten betekende binnen zijn logica immers ook het verzwakken van de Pasjtoense nationalisten, die al van bij het ontstaan van Pakistan van een autonoom Pasjtoenistan droomden.

‘Zes jaar voordat de Sovjets Afghanistan binnenvielen, waren de moedjahedien geboren’

De reactie tegen dat Pasjtoense nationalisme kreeg al gestalte na de staatsgreep die in 1973 Mohammad Sardar Daoud aan de macht bracht in Afghanistan. De sterke man in Islamabad op dat moment, Zulfikar Ali Bhutto, antwoordde op de machtsgreep van Daoud met het organiseren van religieus gedreven groepen Afghanen die de seculiere republiek en het Pasjtoense nationalisme van Daoud moesten ondermijnen.

‘Zes jaar voordat de Sovjets Afghanistan binnenvielen, waren de moedjahedien geboren’, schrijft Mary Anne Weaver in Pakistan. In the Shadow of Jihad and Afghanistan. Zia zou niet aarzelen om het instrument van zijn voorganger, die hij intussen had laten opknopen, in te zetten tegen de Pasjtoense droom en tegen het atheïstisch communisme. Dat hij in eenzelfde beweging de moedjahedien ook een rol gaf in het streven naar een islamitisch kalifaat, waarin Pakistan een centrale rol zou spelen, werd door de westerse sponsors van de hele operatie genegeerd.

Arabische oliedollars

Zia kon niet alleen rekenen op gulle Amerikaanse steun voor de Pakistaanse rol in de strijd tegen de Sovjettroepen in Afghanistan. De Saoedi’s, die met alle geweld de expansie van het revolutionaire sjiisme van Khomeini wilden tegengaan, zouden de opstand co-financieren door elk Amerikaans miljoen te verdubbelen met Arabische oliedollars.

De Saoedi’s betaalden een eerste bestelling van veertig F-16 gevechtsvliegtuigen voor de Pakistaanse luchtmacht.

De Saoedi’s betaalden een eerste bestelling van veertig F-16 gevechtsvliegtuigen voor de Pakistaanse luchtmacht en stortten het startgeld van het Pakistaanse zakatfonds, dat bedoeld was om de armen te helpen maar dat in de jaren tachtig vooral gebruikt werd om madrassa’s mee te financieren. Vanaf 1985 zouden de Saoedi’s veel geld uitgeven voor het transporteren van internationale vrijwilligers naar het Afghaanse strijdtoneel. De verschuiving van een nationalistische opstand tegen een buitenlandse bezetting naar een internationalistische, islamistische strijd voor wereldwijd herstel van de moslimtrots werd daardoor volledig.

Die ontwikkeling groeide de Pakistaanse machthebbers boven het hoofd  –Zia moest intussen vechten voor zijn politieke overleven tegen de onuitroeibare democratische en provinciale krachten– en ze werden minstens niet goed ingeschat door de Amerikanen. Zbigniew Brzezinski banaliseerde de uit de hand gelopen strategie later nog door te vragen wat nu het belangrijkste was voor de geschiedenis: het op de knieën dwingen van de Sovjetunie en het einde van de Koude Oorlog of ‘een paar opgewonden moslims’?

Anne Dirkse (CC BY-SA 2.0)

Golra, Punjab

Om het ontstaan van die stroom internationale vrijwilligers te verklaren, wijst de Amerikaanse onderzoeker Thomas Hegghammer op het groeiende belang van een pan-islamitisch gedachtengoed vanaf de jaren zeventig, gevoed met oliegeld en vormgegeven in burgerlijke en geweldloze organisaties die op het Arabisch schiereiland gevestigd waren, zoals de World Muslim League.

Azzam was de spin in het web tussen de Pakistaanse legertop onder Zia, de wahabi’s uit Saoedi-Arabië, de internationalisten en de Afghaanse moedjahedien. Hij was degene die zijn vriend en strijdmakker Osama bin Laden ervan overtuigde dat er meer nodig was dan idealisme om van de loslopende strijders een echte bevrijdingsleger voor de islam te maken.

In The Origins of Global Jihad: Explaining the Arab Mobilization to 1980s Afghanistan, een presentatie die hij op 22 januari 2009 gaf, voegt Hegghammer daaraan toe dat die “gunstige” context vertaald werd in een prille ideologie van internationale jihad door de Palestijnse moslimbroeder en Al Azhar gediplomeerde Abdullah Azzam, die in 1980 uit Jordanië gezet werd omdat zijn banden met de Moslimbroederschap en zijn radicale ideologische lijn niet langer welkom waren.

Bruce Riedel schrijft in Deadly Embrace. Pakistan, America, and the Future of Global Jihad dat Azzam in 1981 in Jeddah aan de Koning Abdul Ibn Saud universiteit ging lesgeven, waar hij bevriend geraakt met Osama bin Laden. Azzam verhuisde dan naar Pakistan waar hij van 1981 tot 1986 verbonden was aan de Internationale Islamitische Universiteit van Islamabad. Zijn echte operationele basis werd Peshawar, van waaruit hij zijn visie propageerde en omzette in zeer concrete praktijk. Zijn loon werd de hele tijd betaald door de World Muslim League.

Azzam was de spin in het web tussen de Pakistaanse legertop onder Zia, de wahabi’s uit Saoedi-Arabië, de internationalisten en de Afghaanse moedjahedien. Hij was degene die zijn vriend en strijdmakker Osama bin Laden ervan overtuigde dat er meer nodig was dan idealisme om van de loslopende strijders een echte bevrijdingsleger voor de islam te maken. Azzam vond dat de strijd een stevige basis –al qaeda in het Arabisch– nodig had.

Olivier Roy wijst er in Globalized Islam op dat Abdullah Azzam zich strikt hield aan een defensieve jihad –al zag hij de strijd in Afghanistan wel als de perfecte trainingsgrond om voorhoedes te creëren die in alle andere landen van de oemmah voor islamitische revoluties konden zorgen– terwijl Osama bin Laden later de omslag maakte naar een offensieve jihad die hij begreep als een totale oorlog met Joden en Kruisvaarders. Naar het woord van de profeet Isa dat ‘allen die naar het zwaard grijpen, door het zwaard zullen omkomen’ stierf Azzam een gewelddadige dood toen zijn auto op 24 november 1989 opgeblazen werd. 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.