2012: het jaar van de aanval op Iran

Op 2 maart kiest Iran een nieuw parlement. Intussen tekent Israël militaire plannen uit tegen het Iraanse atoomprogramma. De VS en Europa verkiezen het diplomatieke pad, maar schuwen dreigende taal niet. In Iran zelf groeien de tegenstellingen en keldert de economie.

  • Gie Goris Volksreligiositeit combineert religie met nationalisme. Gie Goris
  • Gie Goris Een vrouw weent tijdens de opvoering van de moord op Imam Hoessein. Gie Goris
  • Gie Goris Isfahan: 'Het leven hangt hier aan elkaar met verboden en beperkingen.' Gie Goris
  • Gie Goris Teheran: als de realiteit grauw is, kan een likje verf wonderen doen. Gie Goris
  • Gie Goris Rozentuin der martelaren: eer aan de slachtoffers van de Iran-Irak-oorlog. Gie Goris
  • Gie Goris De propaganda-oorlog tussen Iran en Israël en het Westen. Gie Goris

‘Waarom komt iemand uit vrije keuze naar Iran?’, vraagt hij meteen nadat we kennismaken met een gespierde handdruk. We staan op het prachtige Imam Khomeini-plein in Isfahan, de stad waarvan de schoonheid zo legendarisch is dat ze in het Perzisch omschreven wordt als Esfahān nesf-e jahān ast: Isfahan is de helft van de wereld. ‘Dit land is zo saai en vervelend dat iedereen hier weg wil. Het leven hangt aan elkaar met verboden, beperkingen en represailles. Alleen wie echt rijk is of een hooggeplaatste vader in het systeem heeft, kan hier doen of laten wat hij wil.’

Gie Goris

Isfahan: ‘Het leven hangt hier aan elkaar met verboden en beperkingen.’

De striemende kritiek op de overheid en het autoritair-klerikale systeem verstomt als we de Rozentuin der Martelaren bezoeken. Een uitgestrekte begraafplaats van mannen, vrouwen en kinderen die sneuvelden in de oorlog tegen Irak (1980-1988) of later overleden aan de opgelopen verwondingen. Bij elke grafsteen een portret en een Iraans vlaggetje, de doden zijn georganiseerd per slagveld en militaire campagne, en in het midden staat een sober monument voor de onbekende soldaat.

‘Hier rusten de moedigen’, zegt hij opvallend zacht. Als ik vraag of hij zich ook zou melden als vrijwilliger indien het vandaag tot een oorlog zou komen als gevolg van de internationale polarisatie rond het Iraanse atoomprogramma, antwoordt hij meteen en zonder twijfel ja. En dat is meer dan een opwelling: hij maakt zich dagelijks zorgen over die dreigende oorlog en heeft dus duidelijk al nagedacht over de vraag. ‘Ik zou nog geen vinger uitsteken om de regering te steunen,’ verduidelijkt hij, ‘maar als je land aangevallen wordt, dan kan je niet aan de zijlijn blijven staan.’

De oorlogstrom

De Amerikaanse minister van Defensie, Leon Panetta, vreest dat Israël in april, mei of juni een aanval zal lanceren op de nucleaire installaties van Iran. Dat schrijft de invloedrijke columnist David Ignatius op 2 februari in de Washington Post. Panetta wil het bericht niet ontkennen of bevestigen. De Israëlische minister van Defensie, Ehud Barak, waarschuwde de dag voordien nog dat er weinig tijd overblijft om te voorkomen dat Iran het punt bereikt waarop het land de kennis, de infrastructuur en het nodige materiaal bezit om een atoombom te maken.

Eenmaal dat punt bereikt, heeft een aanval niet veel zin meer, zegt Barak, die daar onheilspellend aan toevoegt dat ‘een nucleair Iran aanpakken veel ingewikkelder en gevaarlijker zal zijn en meer mensenlevens zal kosten’. In november 2011 stelde Ehud Barak dat een oorlog tegen een Iran zonder atoomwapens ‘geen picknick is, maar dat de reactie van Iran op een Israëlische aanval draaglijk zal zijn. Er zullen daarbij geen honderdduizend of tienduizend of duizend doden vallen. De staat Israël zal niet vernietigd worden.’ Zijn leger deelt die relatief optimistische analyse niet.

De EU-ministers van Buitenlandse Zaken legden Iran op 24 januari de strengste sancties ooit op. De Bankencommissie van de Amerikaanse Senaat tilde op 1 februari de sanctielat nog een paar niveaus hoger door te eisen dat Iran uitgesloten zou worden van internationale betalingen via de in Brussel gevestigde Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication (Swift). De snelheid waarmee al die berichten verschijnen en maatregelen goedgekeurd worden, illustreert de extreem gespannen toestand in het Midden-Oosten en de wijd verspreide vrees dat het eindspel rond Iran in 2012 zal uitlopen op een oorlog waarvan iedereen zegt dat hij die niet wil.

Leon Panetta bevestigde, tijdens een toespraak op de militaire basis in Ramstein begin februari, dat militaire actie overwogen wordt: ‘We moeten blijven proberen Iran ervan te overtuigen geen atoomwapen te ontwikkelen, zich opnieuw bij de internationale familie van naties te voegen en zich te houden aan de regels die ons allemaal sturen. Maar indien Iran dat weigert, zijn we bereid om te reageren en daarvoor liggen alle opties op tafel.’

Het probleem, volgens Iran, is echter dat niet alle naties dezelfde regels moeten volgen. Iran ondertekende het non-proliferatieverdrag uit 1968, waardoor het wettelijk gebonden is geen atoomwapens te ontwikkelen en daartoe de afgesproken inspecties toe te laten van het Internationaal Atoomenergieagentschap. De vijf permanente leden van de Veiligheidsraad mogen onder de regels van het NPT wel atoomwapens bezitten, terwijl Israël, Pakistan en India –die weigerden het NPT te ondertekenen– geen wettelijke barrières hebben en intussen ook alledrie beschikken over nucleaire wapens, net als Noord-Korea dat in 2003 uit het NPT stapte.

Dat betekent dat de gezworen vijanden van Iran op mondiaal en regionaal vlak –de Verenigde Staten en Israël– de wapens hebben waarvan beide naties zeggen dat het absoluut onaanvaardbaar zou zijn indien Iran het bezit ervan zou nastreven.

De kans is gering dat de Verenigde Staten dit jaar een aanval op Iran lanceren. Barack Obama wil in november naar de kiezer trekken als de president die de onverstandige oorlog in Irak beëindigde en de “noodzakelijke” oorlog in Afghanistan op een succesvolle manier zal afronden. Tegelijk is het onvoorstelbaar dat Amerika afstand zou nemen van Israël als dat land zijn dreigementen omzet in bombardementen op Iraanse installaties.

De Republikeinse tegenkandidaten roepen nu al om ter hardst dat Iran met ijzeren hand aangepakt moet worden. Obama kan zich niet permitteren om de schijn te wekken dat hij te weinig doet om de veiligheid van Israël te garanderen. In Israël zijn het vooral politici die met actie dreigen–bij monde van minister van Defensie Barak en eerste minister Netanyahu– terwijl leger en veiligheidsdiensten veeleer waarschuwen voor de desastreuze gevolgen van een dergelijke aanpak.

Gie Goris

Teheran: als de realiteit grauw is, kan een likje verf wonderen doen.

De bom is haram

De controverse over het Iraanse atoomprogramma begon tien jaar geleden, op 14 augustus 2002, tijdens een persconferentie die de Nationale Verzetsraad van Iran (NCRI) hield in Washington. De NCRI is het politieke front van de Mujahedeen-e-Khalq (MEK), een gewapende verzetsgroep die begin jaren tachtig moordende aanslagen pleegde tegen de leiding van de Islamitische Republiek en later gemene zaak maakte met Saddam Hoessein tijdens en na de lange oorlog tussen Irak en Iran. Die MEK staat in de VS op de zwarte lijst van terroristische organisaties. Woordvoerder Alireza Jafarzadeh onthulde op de persconferentie dat Iran over geheime nucleaire installaties beschikte in Natanz en Arak.

De NCRI zou in de jaren daarna nog geregeld gelijkaardige geheime informatie openbaar maken, waardoor het westerse wantrouwen tegenover de Iraanse overheid steeds groter werd en de internationale druk om het hele atoomprogramma openbaar te maken en te laten controleren snel opgevoerd werd.

Scott Ritter, een van de belangrijkste VN-inspecteurs in Irak tussen 1991 en 1998, stelt in zijn boek Target Iran dat de NCRI zijn informatie doorgespeeld kreeg van de Israëlische geheime diensten. De nauwe contacten tussen de Mossad, Shin Beth (de binnenlandse veiligheidsdienst van Israël) en het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) maken het de hardliners in Teheran ook makkelijker om de inspectieverzoeken van het agentschap af te doen als ongeoorloofde inmenging in de nationale veiligheidsbelangen, zeker als het over gevoelige militaire installaties gaat.

De onthullingen door de NCRI zetten een keten van gebeurtenissen in gang. In eerste instantie ontkende de Iraanse overheid de gemelde feiten, om ze daarna toe te geven, zij het dat ze daarbij beklemtoonde dat de import van nucleaire grondstof, kennis en materiaal alleen bedoeld was voor een civiel kernenergieprogramma. Volgens artikel IV van het non-proliferatieverdrag heeft elke partij een “onvervreemdbaar recht” op de best beschikbare kennis en technologie om een vreedzaam kernprogramma uit te bouwen. De Iraanse regering heeft het voorbije decennium voortdurend op dat recht gehamerd.

De reden waarom Iran atoomenergie wil, is niet noodzakelijk –zoals Tel Aviv beweert– om er atoomwapens mee te maken en er Israël mee van de wereldkaart te vegen. Eind januari verwoordde de Israëlische majoor-generaal Amir Eshel de meest waarschijnlijke reden voor een eventueel militair nucleair programma: ‘Had iemand Khaddafi of Saddam Hoessein durven aanpakken indien ze atoomwapens hadden? No way!’

Een kernwapen zou met andere woorden een uitstekende preventieve defensie kunnen zijn voor een regime dat zich zowel van buitenaf als van binnenuit bedreigd voelt. Toch stelde de Opperste Leider van de Islamitische Republiek, ayatollah Ali Khamenei, in september 2004 in een opvallende fatwa dat de productie, de opslag en het gebruik van atoomwapens verboden zijn volgens de islam. Khamenei gelooft dat het Westen vooral wil beletten dat Iran een onafhankelijke, regionale machtsfactor wordt.

‘Zij willen niet dat een islamitisch en onafhankelijk land in het Midden-Oosten wetenschappelijke vooruitgang boekt en geavanceerde technologie bezit’, zei de Opperste Leider op 14 maart 2005.

In plaats van meer isolement, hebben wij behoefte aan meer internationale culturele centra, aan meer uitwisseling van mensen en ideeën.

 

Omgekeerde bewijslast

De VS en Israël probeerden Iran heel snel te laten veroordelen binnen het IAEA voor het schenden van zijn verplichtingen en daarom te laten doorverwijzen naar de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waar een sanctieregime ingesteld kon worden dat het land langzaam op de knieën zou dwingen. De toenmalige directeur-generaal van het IAEA, Mohammad ElBaradei, hield die stap tegen, maar op 4 februari 2006 stemde zijn Raad van Gouverneurs toch voor een doorverwijzing. Vijf jaar later is de achterdocht van het Westen –net als de frustratie van Iran– alleen maar toegenomen.

In een uiterst kritisch rapport van huidig directeur-generaal Yukiya Amano aan de Raad van Gouverneurs van 8 november 2011 klinkt dat zo: ‘Aangezien Iran de noodzakelijke medewerking niet verleent… verkeert het Agentschap in de onmogelijkheid om geloofwaardige zekerheid te bieden over de afwezigheid van niet-aangegeven nucleair materiaal en activiteiten in Iran, en dus om te besluiten dat alle nucleaire materiaal in Iran bestemd is voor vredevolle activiteiten.’

Het rapport bevat ook een uiterst kritische bijlage over de ‘Mogelijke militaire dimensies van Irans Atoomprogramma’, grotendeels gebaseerd op informatie die zich bevond op de zogenaamde “laptop des doods”, een vondst van een duizendtal pagina’s die in 2005 aan het Atoomenergieagentschap bezorgd werd door de VS. Na de publicatie van het rapport van Amano beklemtoonde de Amerikaanse atoomingenieur en voormalig IAEA-inspecteur Robert Kelly tegenover de Christian Science Monitor dat die informatie niet nieuw, nauwelijks geloofwaardig en erg beperkt was. Hij had de informatie destijds bekeken en onderzocht.

Gie Goris

De propaganda-oorlog tussen Iran en Israël en het Westen.

De verwoording van Amano bevestigt in elk geval wat Scott Ritter al vaststelde in 2005: de bewijslast werd omgekeerd, zodat de inspecteurs niet meer moesten bewijzen dat er een militair programma bezig was, maar dat Iran moest bewijzen dat zo’n militair programma niet bestond. Negatieve bewijsvoering is altijd veel moeilijker en in dit geval bijna onmogelijk.

De enge poort

In een opiniebijdrage voor The New York Times schrijven William Luers en Thomas Pickering, twee voormalige VS-diplomaten, op 2 februari dat een diplomatiek vergelijk tussen de Verenigde Staten en Iran niet onmogelijk is, op voorwaarde dat het beleid daar op aanstuurt en daarvoor de condities creëert. ‘Wie in kamelen handelt, maakt zijn toegangspoort hoog genoeg’, citeren de auteurs een Afghaanse zegswijze. In concreto zou dat onder andere betekenen dat het Westen afziet van de ambitie om het regime in Teheran te wijzigen en het recht op kernenergie voor Iran erkent –inclusief verrijkingscyclus, zolang die binnen het spectrum van de civiele toepassing blijf. Iran van zijn kant zou dan het recht van Israël op veiligheid moeten erkennen en zich moeten engageren voor de energiebevoorrading van het Westen.

De Verenigde Staten, Israël en in toenemende mate Europa hebben zich echter net in tegenovergestelde richting bewogen. Omdat het zo moeilijk bleek om te bewijzen dat Iran inderdaad aan een militair atoomprogramma werkte, voegde men steeds vaker andere elementen toe in de discussie over sancties tegen Iran. In het Factsheet: The European Union and Iran van 24 januari verwijst de Europese Raad naar vier terreinen van spanning: de Iraanse houding tegenover het vredesproces in het Midden-Oosten, de mensenrechtensituatie in Iran, de steun aan terroristische bewegingen en de proliferatie van massavernietigingswapens.

Dat betekent dat zelfs indien de Iraanse overheid aan alle eisen van het IAEA en de VN-Veiligheidsraad op het vlak van het atoomprogramma voldoet, de deuren van de internationale gemeenschap nog niet noodzakelijk weer opengaan. De lijst van EU-sancties tegen Iran bevat sinds 24 januari niet minder dan 24 rubrieken.

Bovendien maken de jongste beslissingen in Brussel en Washington wel duidelijk welke sancties wanneer van kracht worden, maar wordt nergens duidelijk gesteld wanneer en op welke voorwaarden die sancties opgeheven zullen worden. De toegangspoort voor een diplomatieke oplossing wordt, met andere woorden, zo eng gemaakt dat een ayatollah er ternauwernood nog door geraakt. Laat staan een kameel.

Uitwisseling in plaats van afzondering

Gie Goris

Een vrouw weent tijdens de opvoering van de moord op Imam Hoessein.

‘Wij zijn een eenzaam volk’, zegt ze. ‘Onze eigen regering kijkt niet naar ons om en de rest van de wereld trekt zich niets van ons aan.’ We zitten in een koffiehuis waar een verrassend vrije sfeer heerst. Haar oneliner klinkt goed, maar klopt niet helemaal. De overheid kijkt namelijk wel degelijk om naar de bevolking, maar dan om te controleren of de burgers zich wel houden aan de islamitische geboden en verboden. En de rest van de wereld bemoeit zich wel degelijk met Iran, maar de sancties en het internationale isolement treffen de regering en haar economische elite niet, terwijl ze het leven van de gewone burgers een stuk moeilijker maken. Dat zit haar dwars. ‘Nog voordat de nieuwe Europese sancties van kracht worden, stijgen de prijzen van melk, brood, olie. Wie betaalt dat, denk je? En waarom doet Europa ons dat aan?’

Er is aan het kleine tafeltje geen gram begrip voor de embargo- en sanctiepolitiek van het Westen. Een andere jonge vrouw, die werkt in een privébedrijf dat tapijten produceert en exporteert naar wel dertig landen, drukt het kernachtig uit: ‘In plaats van meer isolement, hebben wij behoefte aan meer internationale culturele centra, aan meer uitwisseling van mensen en ideeën. Europa moet zich niet terugtrekken uit Iran en Iraniërs weren uit Europa, het tegendeel zou veel effectiever zijn.’

Ze voelen zich in de steek gelaten. Overgelaten aan een regering die meer macht dan ooit heeft over het dagelijkse leven en de toekomst van haar bevolking. En dat stemt weinig mensen optimistisch. ‘Wij denken niet aan de toekomst,’ zegt de tapijtenverkoopster, ‘wij maken er ons zorgen over.’ Na de korte stilte die op zoveel waarheid volgt, voegt iemand stilletjes toe: ‘En dan lopen we ervan weg.’

2 maart: Verkiezingen voor een onmachtig parlement

Op vrijdag 2 maart trekken de Iraniërs naar de stembus om 290 volksvertegenwoordigers te kiezen. Oorspronkelijk meldden 5395 kandidaten zich aan om in de volgende Majlis –zoals de wetgevende vergadering heet– te zetelen. Maar in Iran wordt elke kandidaat eerst gescreend door de Verkiezingscommissie en daarna nog eens door de Raad van Hoeders, een van de allerhoogste machtsorganen in de Islamitische Republiek. Het uiteindelijke aantal goedgekeurde kandidaten is pas een week voor de stembusgang gekend, maar op 5 februari kondigde de Raad van Hoeders aan dat al meer dan 3000 kandidaten groen licht gekregen hadden.

Het parlement en zelfs de regering en de president zijn in Iran altijd met handen en voeten gebonden aan de macht van de Opperste Leider. Het politieke systeem is immers gebaseerd op de theologie van de velayat-e-faqih, die uitgewerkt werd door ayatollah Khomeini. Het centrale leerstuk daarin is dat de Opperste Leider de ultieme scheidsrechter is om de goddelijke wet te interpreteren en te implementeren in Iran.

Reformisten zoals voormalige presidenten Khatami en Rafsanjani of zoals presidentskandidaten uit 2009 Karroubi en Moussavi stellen de velayat-e-faqih niet echt in vraag, terwijl bij de ontevreden bevolking de roep om een fundamentele verandering van het politieke systeem wel groeit. Dat heeft ook te maken met de uitgesproken steun die ayatollah Khamenei in 2009 voor Mahmoud Ahmadinejad uitsprak tijdens de controverse en demonstraties na de presidentsverkiezingen.

‘De parlementsverkiezingen van 2 maart zijn maar een vingeroefening’, zei een vrouw die ik –op voorwaarde van anonimiteit– sprak eind januari. ‘Er is geen echte strijd tussen meerderheid en oppositie, want de echte oppositie zit incommunicado in huisarrest, en zelfs kritische stemmen binnen de conservatieve meerderheid worden door de Raad van Hoeders gediskwalificeerd. Al benieuwt het me wel om te zien hoe de krachtverhoudingen zullen zijn tussen het kamp van de Opperste Leider en het kamp van de huidige president. Want dat zal bepalend zijn voor de écht belangrijke verkiezingen van volgend jaar, als er een opvolger van Mahmoud Ahmadinejad gekozen moet worden.’

Ook diplomatieke kringen en analisten focussen zich op de groeiende tegenstellingen binnen de voorstanders van de Islamitische Republiek, zeker nu er bijna geen hervormingsgezinde kandidaten zijn en er dus ook zeer weinig kritische burgers zullen gaan stemmen. Het is vooral uitkijken naar de zetelverdeling tussen het Islamitische Regeringfront van Ahmadinejad en zijn rechterhand Esfadiyar Rahim Masha’i en het Standvastigheidfront dat zich afzet tegen Ahmadinejad maar volop de positie van ayatollah Khamenei steunt. Daartussen bevindt zich nog het Principiële Front, conservatieven die vooral op status-quo uit zijn.

Sowieso zullen de komende verkiezingen niets veranderen aan Irans houding in het kernenergiedossier, aangezien het parlement daar niets over te zeggen heeft. De macht over defensie ligt helemaal bij de Opperste Leider, die als enige de oorlog kan verklaren en die naast zijn invloed in het leger ook het parallelle leger van de Revolutionaire Wachten (IRGC) ter beschikking heeft. De westerse sancties proberen zich steeds meer te richten op die IRGC, maar waarnemers twijfelen of dat een effectieve strategie is.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.