'Afrika moet greep krijgen op zijn eigen rijkdommen'

Afrikaanse overheden moeten meer doen dan “een gunstige omgeving” creëren voor bedrijven en investeerders. Ze moeten een sociaal beleid voeren en dat kan alleen als ze meer greep krijgen op de uitbating van hun natuurlijke rijkdommen, zegt Madaraka Nyerere, de zoon van de legendarische eerste president van Tanzania. ‘En als dat voor sommigen klinkt als socialisme, dan is dat maar zo.’

  • Lilian Nabora Madaraka Nyerere, zoon van Julius Nyerere Lilian Nabora

Voor veel (oudere) mensen in Europa blijft Tanzania het land waar in de jaren zeventig het experiment met Afrikaans socialisme of ujamaa plaatsvond. Door de term “ujamaa” te gebruiken probeerde de leider van de onafhankelijkheidsbeweging, Julius Nyerere, een modern socialisme te baseren op het functioneren van de traditionele grootfamilie en gemeenschap in Afrika (het woord betekent ook “grootfamilie” in het Swahili). De doelstelling van zijn ujamaa-socialisme omschreef hij in Socialism and Rural Development (september 1967) als volgt: ‘Een samenleving waarin alle leden gelijke rechten en gelijke kansen hebben; waarin allen in vrede kunnen leven met hun buren zonder onrecht te ondergaan of op te leggen, zonder uitgebuit te worden of uit te buiten; en waarin iedereen een langzaam stijgend niveau van materiële welvaart kent voordat één individu in luxe leeft.’ Nyerere is intussen een wat vergeten figuur. Te links voor de neoliberale opiniemakers die sinds de jaren tachtig de plak zwaaien en te soft voor de hardcore marxisten. Nochtans hebben zijn ideeën een hele generatie in Afrika en ver daarbuiten –onder andere in de Vlaamse derdewereldbeweging – in beweging gezet. Daarom liet MO* de unieke kans om te spreken met de erfgenaam van de Mwalimu – “leraar”, zoals de president wel werd genoemd – niet liggen.

Zijn er nog sporen van het beleid dat Julius Nyerere voerde om ontwikkeling en solidariteit te combineren?

Madaraka Nyerere: Het land is fundamenteel veranderd, natuurlijk. Een van de dingen die nog steeds bestaan, is het gevoel van eenheid onder de Tanzanianen. Ik ben ervan overtuigd dat die eenheid het resultaat is van dat vroege beleid, dat de klemtoon legde op de waardigheid van ieder mens, omdat die waardigheid niet alleen de individuele burger op het oog had, maar ook de mens in sociaal verband, in gemeenschap.

In al te veel Afrikaanse landen wordt macht gebaseerd op tribale netwerken. Dat is funest voor de nationale samenhang en ontwikkeling. Tanzania had natuurlijk het voordeel dat de grote diversiteit aan volkeren gecompenseerd werd doordat er één taal was die door iedereen gesproken of begrepen kon worden. Het is bovendien een land met tientallen stammen en volkeren die alleen door samen te werken een natie konden vormen. De eerste president kwam niet uit een van de grote volkeren, maar van een kleine stam. Dat kan ook een belangrijke bijdrage geleverd hebben tot die samenhang en eenheid. Maar wellicht was het nog belangrijker dat hij weigerde privileges of voordelen te verlenen aan degenen die hoopten daarop te kunnen rekenen op basis van verwantschap of nabuurschap.

Tanzania baseerde zijn ontwikkelingsbeleid de eerste twee decennia op het belang van lokale gemeenschappen en solidariteit. Vanaf de jaren tachtig werd, onder druk van het IMF, maar dus ook omdat de verhoopte vooruitgang uitbleef, gekozen voor een veel liberalere koers. Was dat een terechte keuze?

Madaraka Nyerere: Ik stel vast dat ook een marktgedreven beleid niet in staat is om de ongelijkheid in inkomen, scholingskansen, gezondheidszorg en dergelijke weg te werken in een land als Tanzania. Wanneer het beleid van een land enkel gebaseerd wordt op de werking van de markt, dan dreigt men een heel grote groep inwoners te vervreemden van dat beleid. De overheid stelt vandaag dat haar taak erin bestaat de voorwaarden en het kader te creëren opdat elke burger de aanwezige kansen kan grijpen. Maar dat ziet voorbij aan de diepe ongelijkheden in de samenleving. Iemand op het platteland of iemand met gebrekkige scholing heeft veel minder kans om gebruik te maken van de schaarse mogelijkheden dan iemand met een rijkere achtergrond. Daarom heb je een sociaal beleid nodig, dat iedereen ondersteunt om zijn of haar mogelijkheden te realiseren.

In Ujamaa –The Basis of African Socialism (april 1962) citeert uw vader een Swahili spreekwoord: “Mgeni siku mbili, siku ya tatu mpe jembe”, wat zoveel betekent als: “geef iemand twee dagen gastvrijheid, en de derde dag een schoffel” – dan kan hij meewerken op het veld. Ook in Socialism and Rural Development (september 1967) benadrukte Julius Nyerere de filosofie dat iedereen moest werken om de samenleving als geheel vooruit te helpen. Is dat de samenvatting van de Afrikaanse visie op solidariteit?

Madaraka Nyerere: Het is in ieder geval een mooie verwoording van de traditionele visie op werk en gastvrijheid. Iedereen moet naar eigen vermogen bijdragen om zelf vooruit te komen én om de samenleving vooruit te helpen.

Geldt die werkethiek nog in de 21ste eeuw, met haar grote steden en werkloosheid?

Madaraka Nyerere: Het probleem is dat de staat niet meer zo veel instrumenten heeft om werk aan te bieden. De meeste overheids- of semi-overheidsbedrijven zijn geprivatiseerd. De overheid legt daarom ook meer de nadruk op de opleiding van jongeren, zodat ze in staat zijn zelfstandig te werken en een inkomen te verwerven, dan op het zoeken van een baan die er toch niet is. Dat is terecht, zeker met een groeiende bevolking. Er is gewoon onvoldoende werkgelegenheid om elke nieuwe generatie waardig werk te geven.

Moet de Tanzaniaanse economie nog meer integreren in de wereldmarkt, of moet men eerder teruggrijpen op het oude ideaal van zelfvoorziening?

Madaraka Nyerere: Integratie in de wereldmarkt is onvermijdelijk vandaag, maar ze is tegelijk secundair. Waar we echt in moeten investeren, is in de landbouwproductie, om te zorgen voor voedselzekerheid op het platteland. Als boeren goed kunnen produceren en vervoeren, dan kunnen ze niet alleen in hun eigen onderhoud voorzien maar ook de overschot uitvoeren naar steden of het buitenland.

‘Met al die grondstoffen die Afrika heeft, zou een verstandig mijnbouwbeleid de ontwikkeling van heel het continent kunnen financieren. Maar dan moeten de Afrikaanse landen zélf een stevig aandeel hebben in de exploitatie.’

 

Julius Nyerere schreef onder andere de tekst Freedom and Development (oktober 1968), waarin de basisideeën verwoord staan die veel later de kern van het werk van Nobelprijswinnaar Amartya Sen zouden vormen. Was hij zijn tijd vooruit en zou hij vandaag meer weerklank vinden?

Madaraka Nyerere: Iemand als Jimmy Carter heeft ooit gezegd dat mijn vader zoveel voor was op zijn tijd. Maar zou hij vandaag meer gerespecteerd worden, meer invloed hebben? Ik twijfel daar sterk aan. Vandaag wordt de toon zozeer gezet door het vrijemarktdenken dat iedereen die opkomt voor een sociaal beleid klinkt als een buitenaards wezen. In de tijd van ujamaa behoorden de natuurlijke rijkdommen van het land de staat toe, om er de ontwikkeling van de hele bevolking mee mogelijk te maken. In deze tijden van vrijemarkteconomie wordt zo’n beleid weggezet als economisch nationalisme – en dat heeft dan een uitdrukkelijk negatieve bijklank. De dominante ideologie stelt dat grondstoffen in handen moeten zijn van privé-investeerders, terwijl de rol van de overheid beperkt wordt tot het verschaffen van een “gunstige omgeving”.

Die marktgerichte economie leverde Afrika een decennium van opvallende economische groei op, maar ook veel ongelijkheid. Wat is uw globale oordeel over het gevoerde beleid?

Madaraka Nyerere: Op het platteland, waar ik nu al meer dan twaalf jaar woon, zie ik niet meer dan een handvol mensen vooruitgaan. Op nationale schaal zijn het ook maar enkele grote bedrijven, voornamelijk uit de mijnbouwsector, die grote winsten maken. Voor de grote meerderheid van de Tanzanianen verandert er niets. Globaal genomen heeft de economische groei de mensen niet geholpen.

Uw vader geloofde heel sterk in de economische meerwaarde van een sterke regionale integratie in Oost-Afrika. Dat is eind jaren zeventig dramatisch geëindigd in een oorlog met Oeganda, om een einde te maken aan de strapatsen van de dictator Idi Amin, en in internationale sancties, maar de voorbije jaren heeft dat proces blijkbaar een nieuw elan gekregen.

Madaraka Nyerere: Het voordeel van de samenwerking is duidelijk: door de grenzen tussen Tanzania, Oeganda, Kenia, Rwanda en Burundi te openen, ontstaat een markt van ongeveer 100 miljoen mensen. Dat biedt grote mogelijkheden voor ondernemingen en dus voor economische groei. In de jaren zestig was Tanzania inderdaad tot zowat alles bereid om tot een Oost-Afrikaanse Unie te komen, vandaag is er dan weer juist in Tanzania wat voorbehoud tegenover de Oost-Afrikaanse Gemeenschap. Dat heeft allereerst te maken met angst voor het vrije verkeer van mensen en de – oorspronkelijke – verplichting om grondbezit door mensen uit de andere lidstaten toe te staan. De bevolkingsdruk in landen als Rwanda en Burundi is zo groot dat men vreest voor een grootschalige overname van het land.

Ambassadeur Dr. Dioderus Buberwa Kamala, die het gesprek op afstand volgt, was vroeger minister voor de Oost-Afrikaanse Gemeenschap. Hij vult aan: Grond is het enige productiemiddel dat beschikbaar is voor de armsten en waarvan zij gebruik kunnen maken om zich uit de armoede te werken. Daarom is het zo cruciaal daar verstandig mee om te gaan. Bovendien is de wetgeving over grondbezit in elk land anders. In Tanzania is grond in principe bezit van de staat of de gemeenschap. In alle gevallen moet de relevante autoriteit haar akkoord geven voor de bestemming van stukken grond. Iedereen kan naar een dorp gaan en vragen om daar te mogen wonen en een stuk land van enkele hectare te krijgen om aan landbouw te doen, dat wordt op dat niveau besloten. Grotere stukken grond moeten op hogere beleidsniveaus goedgekeurd worden. Een paar jaar geleden kregen 120.000 Burundese en Rwandese vluchtelingen de toestemming om zich in Tanzania te vestigen en de nationaliteit aan te vragen. Zij kunnen dus ook grond krijgen om die te bewerken. Vanwege de verschillen in wettelijk kader werd uiteindelijk besloten om het grondbezit te regelen op basis van nationale wetten en niet op basis van overkoepelende unitaire regelgeving.

Vreest Tanzania ook de economisch sterkere buren?

Dioderus Buberwa Kamala: Nee, want de Tanzaniaanse economie groeit al jaren sneller dan de Keniaanse, en is momenteel al goed voor ongeveer twee derde van de hele Oost-Afrikaanse economie. We hebben ook meer natuurlijke rijkdommen dan de buurlanden. Belangrijk voor het succes van een regionale organisatie zoals de Oost-Afrikaanse Gemeenschap is dat geen enkele lidstaat overleeft ten koste van de andere, en dat iedereen het gevoel heeft te winnen bij de integratie.

Ujamaa was een van de inspirerende ideeën die ontstonden in het pas onafhankelijke Afrika van de jaren zestig. Welke fundamentele ideeën zouden het beleid anno 2013 moeten aansturen?

Madaraka Nyerere: Het is vandaag van heel groot belang dat Afrikaanse landen een stevig aandeel hebben in de exploitatie van hun natuurlijke rijkdommen en grondstoffen. Dat betekent onder andere dat de winsten van die grondstoffen in het land moeten blijven, in plaats van uitgevoerd te worden naar enkele rijke investeerders elders in de wereld. Aangezien Afrika zo rijk is aan grondstoffen, zou een verstandig mijnbouwbeleid echt de ontwikkeling van heel het continent kunnen financieren. Dat klinkt bij sommigen misschien nog steeds als een pleidooi voor socialisme, so be it.

U pleit niet alleen voor eerlijke contracten en transparante bedrijfsvoering, maar voor reëel aandeelhouderschap – of zelfs nationalisering?

Madaraka Nyerere: Niet noodzakelijk nationalisering, en voor mij hoeft de staat zelfs geen meerderheidsaandeelhouder te zijn, maar een aandeel van veertig procent of meer lijkt mij noodzakelijk om te garanderen dat de rijkdommen van een land ook ingezet worden voor de inwoners van dat land.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.