Al Galidi: op zoek naar asiel voor mijn ziel

‘Of ik nu een verblijfsvergunning heb? Ik weet het niet. Ik woon al 8 jaar in Nederland. Ik heb een goed vals paspoort. Alles aan mij is vals, behalve de schoenen aan mijn voeten en de kleren die ik draag.’ Al Galidi, Irakees en uitgeprocedeerd asielzoeker, heeft intussen wel al twee echte, en gelauwerde, poëziebundels, twee boeken met columns en een roman uitgegeven in het Nederlands, de taal die hij zich tijdens lange dagen in Nederlandse asielcentra eigen maakte. In maart verschijnt Maanlichtmoerassen, zijn tweede roman.
Ik weet niet wanneer ik geboren ben. Ik heb twaalf broers en zussen, en niemand weet hoe oud hij precies is. Wij zijn allemaal op één juli geboren, iedereen in het Zuiden van Irak is op één juli geboren, een heel groot verjaardagsfeest is dat. De eerste vier jaar in Nederland vond ik het vervelend dat ik mijn leeftijd niet kende. Mensen vroegen mij: en wanneer is het jouw verjaardag? In de zomer ben ik er vijftien, een vrolijk kind, in de winter ben ik een bejaarde van tachtig. Kinderen van mijn generatie werden ingeschreven als ze voor het eerst naar school gingen, en veel kinderen gingen niet eens naar school. Sinds 1980 werd het verplicht om kinderen bij hun geboorte aan te geven. Ze wilden weten wanneer je 18 werd, zodat ze je naar het leger konden sturen. Neen, wij doen niet echt aan verjaardagen. Maar iemands sterfdatum kennen we heel goed, want we gaan bij zijn graf rouwen en we bidden voor hem. Het einde van het leven is heel belangrijk bij ons.
***
Ik slaap als een steen. Je krijgt mij maar heel moeilijk wakker. Toen ik nog een kind was, maakte mijn moeder zich daar zorgen over. De dokter zei dat het perfect gezond was, maar zij geloofde hem niet. Weet je wat, zei de dokter, koop hem boeken. Dat zal het probleem omkeren, hij zal niet meer kunnen slapen. Zo is het gebeurd en zo ontdekte ik dat ik van lezen hield. In het kleine dorp in het Zuiden waar ik ben opgegroeid, waren er geen kinderboeken, alleen maar boeken voor volwassenen. Hele dikke boeken. Ik was een kind van zeven, acht jaar en ik las al die dikke boeken. Er was een kleine bibliotheek bij de school. De leraar gaf me er de sleutel van en zei: ‘Vertel het aan niemand, en kom hier maar de hele dag lezen.’ De eerste en de mooiste sleutel die ik ooit heb gekregen was er een van een bibliotheek.
***
Vanaf het moment dat ik Duizend en één nacht, gelezen heb, leefde ik niet meer op aarde, maar in mijn hoofd. Ik ontdekte dat ik zelf met woorden kon spelen. Mijn leraar was trots. ‘Jij schrijft als iemand van twintig’, zei hij. Dat was zeker niet waar, maar zijn woorden waren heel erg belangrijk voor mij. In Irak gelooft bijna niemand in het woord, bijna niemand leest. Iedereen is bezig met angst en vechten en geld verdienen. Niemand heeft tijd en zin om te lezen. Irak, dat zijn 20 miljoen mensen en 100.000 intellectuelen. Miljoenen mensen die vechten en 100.000 prachtige intellectuelen. Natuurlijk zijn er schrijvers in Irak, zoals in alle landen. Je hebt drie soorten schrijvers. De goedkope schrijvers, die hun pen verkopen aan iedereen die betaalt -aan Saddam Hoessein, aan de Amerikanen, aan ik weet niet wie die hen nu betaalt. Je hebt de hele dure schrijvers, die zijn allemaal dood. Omdat ze niet wilden verhuizen en niet voor Saddam wilden schrijven. En je hebt de gewone schrijvers, zoals ik. Die zijn overal.
***
Eerlijk gezegd ben ik niet uit Irak gevlucht omdat ik schrijver ben, maar omdat ik moe werd van alle angst. Ik schrijf altijd voor mezelf. Ik had er geen probleem mee om schrijver te zijn in Irak, ik had er een probleem mee om een mens op straat te zijn. Toen ik vertrok, was ik blij dat ik alles kon achterlaten, ook mijn familie. In Irak had ik altijd honderd kilo op mijn rug. Vijftig kilo maatschappij en vijftig kilo Saddam Hoessein en zijn soldaten. Je moet niet denken dat Saddam de enige slechte was in Irak, helemaal niet. Wij waren vroeger allemaal goed voor Saddam Hoessein, wij zijn allemaal in geheime dienst bij Saddam Hoessein geweest. Hij veranderde ons in wolven en lammetjes. En de lammetjes wilden geen schapen worden, maar ook wolven. We hebben nog zeker dertig jaar nodig om in Irak een goede maatschappij op te bouwen. Met veel tranen en bloed.
***
Ik voel geen behoefte om over Irak te schrijven. Ik woon nog steeds in Irak, in mijn ziel. Nederland is een riool. Ik wil graag dat jullie dit schrijven. Nederlanders zijn piraten, ze hadden vroeger van die grote schepen. Ze hebben grote monden, ze vernietigen je op hun prachtige democratische manier. Eerst laten ze je vijf en een half jaar wachten als asielzoeker. Je slaapt met vier man in één kamertje. En dan zeggen ze je dat je terugmoet naar Saddam. Terwijl ik in Nederlandse kranten als columnist tegen Saddam schreef. Dat bedoel ik met ‘Nederland is een riool’.
***
Ik ben afgestudeerd als bouwkundig ingenieur. Mijn vader was aannemer en als student werkte ik tijdens de vakanties bij hem. Hier, zonder papieren, mag ik mijn beroep niet uitoefenen. Ik heb gevraagd of ik als vrijwilliger mocht werken, om mijn kennis niet te verliezen, maar dat mocht absoluut niet. Intussen zijn er acht jaar verstreken, tussen dat diploma en mij. Het is niets meer waard. Daar ben ik Nederland dankbaar voor, echt waar. Ik vind het zwartwerk dat ik doe leuk. Als ingenieur draag je verantwoordelijkheid. Als ik als ingenieur had gewerkt, had ik nooit gepubliceerd. Ik had zelfs geen Nederlands geleerd, want dat heb je als ingenieur niet nodig.
***
Ik schrijf niet. Ik bouw als een ingenieur zinnetjes, de hele dag door. Met woordenboeken en grammatica’s. Elke zin kost me minstens tien minuten. Soms een uur, soms drie uur, als ik iemand moet bellen om iets te vragen. Geduld is een mooi woord, ik heb alle geduld met taal. Ik versier woorden, zodat ze bij elkaar blijven. Ik schrijf in het Nederlands, omdat dat de taal van hier is. Wie zou mij vertalen, mocht ik in het Arabisch schrijven? Dat kan niemand. Elke taal heeft iets wat je nooit kan vertalen. Zeg ik ‘regen’ in het Arabisch, dan betekent dat zaadjes die ontkiemen, bloemen die ontluiken. In het Nederlands betekent regen ‘paraplu’s’. Als mensen hier me horen praten denken ze ‘oh, die beeldtaal, dat is Arabisch’; maar als ik met Arabieren praat, dan irriteer ik hen. Gebruik toch gewone woorden, zeggen die dan. Ik weet niet waar ik die beeldende taal vandaan heb, maar het is natuurlijk wel zo dat de klassieke Arabische literatuur heel veel beelden gebruikt.
***
Ik ben nu ongeveer dertien jaar weg uit Irak. Ik heb al veel landen gezien. En ik wil er nog graag veel meer zien, maar dan niet met een vals paspoort, maar met een echt. Met valse vleugels vlieg je nooit echt hoog, je bent altijd bang om ontdekt te worden. Ik ben een asielzoeker in eigen land geweest. Ik ben geboren als asielzoeker. En zelfs als ik een geldig paspoort kreeg, dan zou dat nooit mijn zoektocht naar een asiel eindigen. De wereld is een kooi geworden. Iedereen wordt verbonden aan een nummer, een systeem, een traditie. En om naar ergens anders te gaan, moet je passen bij dat nummer, dat systeem, die traditie. Het grootste probleem is niet een plek te vinden voor mijn lichaam. Met mijn lichaam gaat alles goed, dat kan ik wel regelen. Het probleem is een asiel te vinden voor mijn ziel.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.