Baas in eigen land

Wie bij voorrang de terugkeer van het bruine beest uit het verleden wil verhinderen, mag niet vergeten op te kijken wanneer op initiatief van democraten, mensen worden uitgesloten en uitgestoten (Verbeeck, 1997 :148).
Naar aanleiding van de oliecrisis kondigde België in 1974 een gedeeltelijke arbeidsmigratiestop af. De enige echte toegangspoort tot ons land is sindsdien het asielsysteem. Dat komt onder steeds grotere druk te staan door het stijgend aantal mensen dat legaal of illegaal naar het Westen tracht te komen. Hierdoor is migratie niet langer een louter demografisch gegeven, maar een politiek probleem. Voor Johan Vande Lanotte gaat het in essentie om een arm-rijk probleem dat maar kan worden opgelost door te werken aan de Noord-Zuidverhoudingen. Dat dient in Europees verband te gebeuren en ook het asielbeleid van de Europese landen dient gelijkvormiger te worden. De ontwikkelingssamenwerking komt echter niet echt van de grond (België slaagt er net als de meeste andere landen al jaren niet in de VN-normen te halen) en de toenemende gelijkvormigheid leidt momenteel enkel tot een strenger beleid (Fort Europa legt de prioriteit op de bescherming en de uitbouw van de eigen rijkdom).

Het is binnen deze context dat onze regering haar ‘streng-doch-rechtvaardig’ asielbeleid verdedigt. De hoofdbekommernis ervan is ervoor te zorgen dat het aantal vluchtelingen kleiner blijft dan wat ons land aankan, zodat zij die het hardst getroffen zijn hier in de toekomst ook nog terecht kunnen. Het enige alternatief voor het huidig beleid is volgens haar een onvoorwaardelijk openen van de grenzen. Dat wordt als onwenselijk aangezien. Hiervoor wordt naar Duitsland verwezen, alwaar een dergelijk beleid in de jaren ‘80 is gevoerd met de bekende resultaten: in 1992 barstte de (brand)bom. Dat jaar alleen al telde Duitsland 2.285 uitingen van extreem-rechts geweld. Men wil dus een te groot aantal vreemdelingen vermijden uit vrees voor soortgelijke excessen en uit vrees dat extreem rechts vrij spel zou krijgen.

Paranoia of realiteit?Het lijkt echter zinvol een onderscheid te maken tussen Duitsland en een land als België. In Duitsland rust een zwaar taboe op het bruine gedachtegoed, waardoor een sterke politieke uitdrukking van uiterst-rechts geen kans maakt. De extreem-rechtse militant heeft geen andere keuze dan zijn frustratie en woede te uiten op maatschappelijk onaanvaardbare wijze. Dit staat in scherp contrast met de Belgische situatie. Sinds het rechts-radicale Vlaams Blok de migratieproblematiek diep in de politieke agenda wist te beitelen, is zijn electorale opmars niet te stuiten. Tegenwoordig behoort het zelfs bij de grootste politieke partijen van ons land. Blijkbaar slaagt het er wonderwel in het bruine gedachtegoed, dat slechts bij een marginaal deel van de bevolking leeft, om te vormen tot een discours dat een bredere laag van de bevolking aanspreekt. De militanten die ijveren voor een monoculturele en monoraciale samenleving hebben er alle voordeel bij zich gedeisd te houden: zij zijn geen agressors, maar slachtoffers van de ‘multiculturele dictatuur’. De vrees dat een open-grenzen-beleid tot excessen zou leiden zoals dat in Duitsland het geval was, lijkt bijgevolg niet reëel. Daarentegen bestaat er wel een kans dat het rechts-radicale Vlaams Blok hierdoor op democratische wijze zijn slag zou thuishalen.

Het succes van het Vlaams Blok is een doorn in het oog voor voorstanders van een opener migratiebeleid en van een grondige herziening van de Noord-Zuidverhoudingen. Wil men dit bereiken, dan dient men eerst een dam op te werpen tegen het Vlaams Blok. Hiertoe moet men uiteindelijk de kiezer bespelen. Om te weten hoe dat het best gebeurt, is het belangrijk te kijken naar wat het Blok verkondigt en op welke gevoelens het inspeelt. Tevens kan het nuttig zijn in de geschriften van het Blok te zoeken welke strategieën het zelf vreest. Gezien de aard van deze bijdrage en omdat het Vlaams Blok in de ogen van de meeste kiezers nog steeds een monothematische partij is, zullen we ons hier beperken tot het standpunt inzake migratie, ook al doet dit onrecht aan het partijprogramma van het Vlaams Blok en aan zijn pogingen om van dit stigma af te geraken.

Het Vlaams Blok inzake migratie

Volgens het Vlaams Blok worden de meeste asielzoekers niet vervolgd in hun land, maar komen zij uit economische overwegingen naar hier. In een land met een hoog werkloosheidscijfer dient het eigen volk te primeren. Vooreerst moet de positieve discriminatie met betrekking tot tewerkstelling en tot sociale huisvesting dan ook ophouden. Ten tweede dient er een strenge controle te komen op politieke vreemdelingenorganisaties die belangen verdedigen die haaks staan op de basiswaarden en -normen van onze samenleving; er moet een speciale politiedienst opgericht worden voor de opsporing en uitwijzing van illegale, en ook van criminele en werkloze vreemdelingen; het helpen onderduiken van illegalen en uitgeprocedeerden moet streng bestraft worden. Ten derde moet het aantal politieke vluchtelingen beperkt worden: idealiter moeten zij opgevangen worden in hun eigen cultuurgebied. Dit bespaart de autochtonen overlast en de vluchtelingen worden gevrijwaard van culturele ontworteling en van aanpassingsproblemen. Bovendien is het goedkoper een vluchteling te onderhouden in Afrika of Azië. Voorts dient de ontwikkelingshulp zodanig te worden gereorganiseerd dat de terugkeer van gastarbeiders daarin een centrale plaats inneemt. Aangezien de migranten vaak een degelijke opleiding genoten hebben in onze scholen, kunnen ze hun land flink vooruithelpen. Ontwikkelingshulp dient zich dan ook te beperken tot investeren in tewerkstelling en in huisvesting van teruggestuurde migranten. Zo worden migranten aangemoedigd ons land te verlaten. Verkiezen ze toch te blijven, dan dienen ze zich te assimileren.

Jan met de pet inzake migratie

De migratiestop werd destijds door het beleid in een protectionistisch kader geplaatst. ‘De migranten’ kregen in de ogen van veel mensen de schuld van de economische problemen, van culturele conflicten en zelfs van de mislukking om de vreemdelingen in onze samenleving te integreren. De sporen hiervan zijn nog steeds merkbaar: een groeiend deel van de bevolking voelt zich ongemakkelijk als er vreemdelingen in de buurt zijn en vertoont een negatieve houding t.a.v. ‘de migranten’. Die houding is geworteld in een onvrede over hun ‘afwijkende gewoonten’ (ze moeten zich aanpassen) en is overgoten met socio-economische overwegingen (ze stelen onze jobs en melken ons sociaal zekerheidsstelsel uit). Tegelijkertijd keuren de meesten van deze mensen daden die getuigen van racisme openlijk af. Ze hangen een gelijkwaardigheidsideaal aan en beschouwen zichzelf niet als racistisch of als bevooroordeeld. Ze stemmen ermee in dat discriminatie op basis van ras of etnische afkomst onaanvaardbaar is, maar tegelijkertijd worden vreemdelingen in hun concrete leefomgeving als bedreigend ervaren. Deze combinatie van opvattingen en gevoelens wordt doorgaans alledaags racisme genoemd.

De negatieve gevoelens ten opzichte van vreemdelingen worden voornamelijk veroorzaakt door algemeen-psychologische processen. Daar we slechts over een beperkt vermogen tot informatieverwerking beschikken, gaan we de werkelijkheid automatisch vereenvoudigen. Dat doen we door dingen én mensen die enige verwantschap hebben, te groeperen of te categoriseren. Zelfcategorisering stelt ons dan in staat onze eigen plaats in de gecategoriseerde sociale omgeving te bepalen. De plaats die we zo lijken in te nemen draagt bij aan ons zelfbeeld, dat uiteraard bij voorkeur zo positief mogelijk is. Aangezien onze (vermeende) groepslidmaatschappen daartoe kunnen bijdragen, zullen we onze ‘eigen groep’ vergelijken met andere relevante groepen en zullen we ernaar streven die vergelijking zo positief mogelijk te laten uitvallen. We zullen dan ook selectief naar de werkelijkheid kijken. Bij mensen die tot onze groep behoren, vinden we voornamelijk positieve eigenschappen. Die zullen we dan als groeps-typisch aanzien. Bij mensen die tot een andere groep behoren, zoeken we daarentegen voornamelijk naar negatieve kenmerken.

Deze negatieve gevoelens worden echter niet uitsluitend veroorzaakt door algemeen-psychologische processen. Ook socio-culturele factoren spelen hierin mee. Sommige van die factoren zijn historisch van aard, andere zijn eigentijds. De historische factoren omvatten overblijfselen uit het koloniale verleden: het betreft overtuigingen aangaande de superioriteit van ons ras en van onze cultuur, denkbeelden die lange tijd als vanzelfsprekend werden beschouwd. De hedendaagse factoren omvatten een aantal objectieve vaststellingen: het betreft voornamelijk de vaststelling dat immigranten doorgaans tot de laagste sociale klassen behoren. Dit laatste kan dus een basis vormen voor negatieve gevoelens, maar het is tevens een gevolg van deze gevoelens.

Wij zeggen wat u moet denken

Het Vlaams Blok ontkent deze aantijging: volgens het Blok zijn negatieve gevoelens ten aanzien van vreemdelingen geen oorzaak, maar een gevolg: het normale gevolg van een objectief socio-economisch en cultureel belangenconflict. Door migranten en vluchtelingen daarenboven expliciet voor te stellen als profiteurs, probeert het Blok de migratieproblematiek te ontdoen van haar humanitaire dimensie. Egoïstisch eigenbelang is gerechtvaardigd, want de boot is vol. Overvol. Nieuwe profiteurs kunnen er niet bij. Vroeger aan boord geholpen profiteurs moeten terug overboord. De negatieve gevoelens worden zo onttrokken aan het morele taboe dat erop rust en worden versterkt. Hierdoor wordt de terugkeergedachte bespreekbaar, zelfs voor hen die al lang aan boord zijn en die officieel al tot de crew behoren (bv. derdegeneratiemigranten met Belgische nationaliteit).

Dat beeld van de profiteur-migrant wordt gekoppeld aan het mensbeeld van onlosmakelijke verbondenheid met de eigen cultuur en aan het maatschappijbeeld dat het mengen van culturen tot psychisch onwelzijn en onwennigheid bij alle betrokkenen leidt. Het is dan ook in het voordeel van alle betrokken partijen deze culturen gescheiden te houden.

Dergelijke redeneringen worden aangeduid als cultureel racisme. De categoriseringsdimensies autochtoon vs. migrant, Europeaan vs. niet-Europeaan en Vlaming vs. niet-Vlaming worden erdoor saillant(er) gemaakt en het onderbrengen van mensen in deze categorieën wordt gelegitimeerd en als natuurlijk gepresenteerd. Door mensen voor te stellen als prototypische incarnaties van een cultuur wordt bovendien een depersonalisering in de hand gewerkt: mensen uit andere culturen vallen ten prooi aan stereotypering en mensen uit dezelfde cultuur krijgen oog voor de gedeelde waarden en normen die zorgen voor hun eigenheid en eenheid. ‘De migrant’ wordt een zondebok waarop alle negatieve kenmerken van het eigen volk worden geprojecteerd en waarop alle uit frustratie ontstane agressie kan worden afgereageerd. Hierdoor wordt elke mogelijke bezorgdheid om de individuele mensenrechten van migranten en vluchtelingen uitgeschakeld en overgeheveld naar het groepsniveau. De bescherming van het zelfbeschikkingsrecht van een volk wordt zo een ethische eis. In feite gaat het om het ideologisch misbruiken van ethiek om racisme te legitimeren. De visie op ontwikkelingssamenwerking die het Vlaams Blok voorstelt, staat dan ook louter in functie van het optillen van een egoïstische logica naar het niveau van het ethische handelen en dient enkel om het morele basisbesef te sussen dat we de mensen aldaar toch niet zomaar kunnen laten creperen.

Racisme valt volgens van Dale te definiëren als ‘de opvatting dat het ene ras superieur is aan het andere ras en, daaruit voortvloeiend, dat ten aanzien van het ene ras andere maatstaven kunnen (mogen) worden aangelegd dan ten aanzien van andere’. Dat (biologisch) racisme heeft na de Tweede Wereldoorlog zijn legitimiteit verloren. Ook het Vlaams Blok doet zijn best om het racisme-etiket te vermijden. Of het zich achter de schermen al dan niet toch bevuilt aan dergelijk gedachtegoed doet niet terzake. Het cultureel racistische discours impliceert immers óók dat ten aanzien van het ene ras andere maatstaven aangelegd kunnen (mogen) worden dan ten aanzien van het andere. Elk ander ras heeft immers een andere cultuur.

Institutioneel verzet, goede zet?

Onderzoek toont aan dat politieke partijen die erin slagen ‘hun’ topic bovenaan de politieke agenda te krijgen meer kans hebben om de verkiezingen te winnen. Geen enkele politieke partij durfde bijgevolg in de periode vóór de ‘Moeder van alle Verkiezingen’ de migratieproblematiek aan te kaarten uit vrees voor een polarisering rond dit thema en stemmenwinst voor het Vlaams Blok. Alle partijen verscherpten daarenboven hun ‘cordon sanitaire’ en bundelden hun krachten om het Blok te counteren (o.a. door te pogen hun partijfinanciering uit te schakelen). Hierbij leggen ze het extreem-rechtse gevaar buiten zichzelf en buiten de ‘door het Vlaams Blok misleide kiezers’. De partijen doen hun best om deze kiezers vooral niet voor het hoofd te stoten. Ze trachten ze integendeel terug te winnen door aansluiting te zoeken bij de beleving van die kiezers. Om dit te bewerkstelligen achtten quasi alle partijen het blijkbaar noodzakelijk de eigen standpunten te verrechtsen, niet in het minst aangaande asielbeleid. Dat asielbeleid zal men heftig verdedigen, omdat het als de enige weg aangezien wordt om een potentiële sluiting van de grenzen in de toekomst te vermijden.

Overtuigd van hun gelijk spreiden de beleidmakers een ethisch dualisme tentoon: ze proberen - vaak met de (on)bewuste medewerking van de pers - hun beleid te rechtvaardigen door een scherpe scheiding te maken tussen politieke (goede) vluchtelingen enerzijds en economische (slechte) vluchtelingen anderzijds. Deze laatsten zijn niet welkom en worden niet zelden tegen een achtergrond van marginaliteit en criminaliteit afgeschilderd: economische migranten, zwartwerkers, mensenhandelaars, drugskoeriers en terroristen worden op een hoopje gegooid en als een bedreiging voor Europa beschouwd. Of de ‘illegalen’ hierbij al dan niet als slachtoffer worden voorgesteld, maakt weinig verschil uit met betrekking tot de sfeer waarin ze worden geplaatst. De politieke vluchtelingen daarentegen zijn wel ‘welkom’. Dat zijn immers geen criminelen noch profiteurs. De poging om politieke vluchtelingen vrij te pleiten van criminaliteit en profitariaat heeft belangrijke neveneffecten. Ten eerste heeft dit als gevolg dat vluchtelingen per definitie verdacht zijn tot het tegendeel bewezen is, wat de negatieve gevoelens die bij een groot deel van de bevolking leven, legitimeert. Ten tweede plaatst dit de migranten en de vluchtelingen juist in het centrum van een kosten-baten-analyse. Deze pogingen getuigen immers van de aanvaarding van de premisse dat wij vreemdelingen slechts moeten aanvaarden in zoverre ze geen verliespost zijn voor de staatskas. Dat draagt bij tot de verwording van morele principes zoals solidariteit en naastenliefde en tot de verwaarlozing van de mensenrechtendimensie. Wie het niet eens is hetzij met het onderscheid economisch vs. politiek vluchteling hetzij met de concrete uitvoering van de selectie, krijgt een emmer paternalisme over zich. Zo werd er in het verleden bv. een wet goedgekeurd die hulp aan ‘illegalen’ strafbaar maakte. Hoewel gericht op de mensenhandel had deze wet als neveneffect dat de goedhartige burger een illegale activiteit verrichtte en dat goedbedoelende actiegroeperingen afgeschilderd werden als naïef of als marginaal en extremistisch. Indien nodig steekt de overheid bij dit laatste wel een handje toe (denk maar aan het onnodige rijkswachtgeweld op de Nationale Betoging van oktober 1998 in Vottem). Dat de pers hier gretig aan meewerkt komt o.a. tot uiting in de manier waarop acties inzake asielbeleid en vluchtelingenproblematiek in de belangstelling komen: zelden of nooit wordt recht gedaan aan de eisen van de acties en meestal ligt de focus enkel op de ‘radicale’ eisen. De bevolking schijnt er zich dan ook niet van bewust te zijn dat zelfs de bewegingen die voor open grenzen pleiten eigenlijk in de eerste plaatst pleiten voor het nemen van maatregelen die de vluchtelingenstroom voorkomen. Dat paternalisme ondergraaft de persoonlijke betrokkenheid van de burger bij dit intermenselijk probleem, waardoor het tot een louter politiek probleem verwordt.

Eendracht verkracht

Het Blok raakt misschien wel geïsoleerd door het cordon sanitaire, maar tegelijkertijd raakt het erdoor versterkt. Het kan zich immers als de enige echte en tevens compromisloze oppositiepartij naar voren schuiven in een politiek landschap waarin alle regeringspartijen dichter naar elkaar toegroeien en hun standpunten op elkaar afstemmen. Daarenboven is het gemakkelijk deze partijen van hypocrisie te beschuldigen aangezien ze - hoewel ze het Blok verbaal blijven afwijzen - elementen uit de rechts-radicale probleemformulering overnemen. De pogingen om hun partijfinanciering uit te schakelen, maakte het de leiders van het Vlaams Blok dan weer mogelijk het verwijt dat ze antidemocratisch zouden zijn, af te wimpelen door de bal demagogisch terug te kaatsen. Aangezien de meeste mensen de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel dragen, plaatst het Blok zich zo in een gunstige underdogpositie én in het middelpunt van de verkiezingen, ondanks alle pogingen van de andere partijen om deze polarisering te vermijden.

Het Vlaams Blok kan zich ondertussen alleen maar verkneukelen. In 1991 al stelde De Winter: ‘Om te kunnen overleven is het voor het Vlaams Blok noodzakelijk om zijn politiek programma aanvaardbaar of op zijn minst bespreekbaar te maken. Met hun anti-Vlaams-Blok-protocollen, -betogingen en -verklaringen bestendigt de Bende van Vijf (CVP, VU, SP, PVV en Agalev) de electorale groei van het Vlaams Blok. De opkomst van deze rechts-radicale partij, gedeeltelijk veroorzaakt door de boycot, zal de andere partijen verplichten Vlaams Blokstandpunten over te nemen. Op deze manier doorbreekt het Vlaams Blok het isolement waarin het zit opgesloten, verwerft het politieke geloofwaardigheid en ontsnapt het aan de wurggreep van de traditionele partijen’. Het Vlaams Blok beseft maar al te goed dat de houding van de gevestigde politici in zijn kaart speelt. De nadruk die het op het vreemdelingenthema legt, kadert immers in een metapolitieke strategie. Het voert een culturele strijd waarin het een waardeverandering nastreeft. Daartoe schuift het bepaalde thema’s naar voren als inzet van de morele leiding van de samenleving. Het Blok weet maar al te goed dat het niet meer te stuiten is wanneer het erin slaagt de impliciete instemming van de bevolking met het waardesysteem waarop het politieke regime steunt (vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid) te breken en wanneer het erin slaagt zijn eigen egoïstische survival-of-the-fittest moraal aan de publieke opinie op te dringen door waarden zoals plichtsbewustzijn, moraliteit, cultuur en verantwoordelijkheidsbesef te kapen. De huidige institutionele aanpak kan dat niet verhinderen. Naarmate meer en meer politici dat zullen inzien, zal het cordon sanitaire wellicht intern onder druk komen te staan en uiteenspatten. Een andere aanpak is dan ook ten zeerste aangeraden.

Oproep tot oorlogsverklaring

Het Vlaams Blok lijkt minder gerust te zijn in de talrijke initiatieven die het afgelopen jaar overal spontaan de kop opstaken. Verscheidene individuen, actiegroeperingen, NGO’s, kerken, universiteiten, enz. trachtten hun bezorgdheid over de rigiditeit van het huidige asielbeleid en over de laksheid van het Westen om zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de Derde Wereld op te nemen over te brengen naar de man in de straat. Ze deden krachtige pogingen om de naar de achtergrond verschoven ethische dimensie opnieuw naar de voorgrond te halen en de persoonlijke betrokkenheid van de burger te verhogen. Daar deze betrokkenheid een belangrijke determinant is van het stemgedrag, waren deze acties niet naar de zin van de regeringspartijen (hun beleid werd immers geviseerd). Ze waren echter nog minder naar de zin van het Vlaams Blok. Dat het zich hierdoor erg bedreigd voelt, kwam op tal van momenten en plaatsen hetzij expliciet hetzij impliciet tot uiting: bij het bezoek van de Vlaams Blok delegatie aan de rector van de UFSIA naar aanleiding van de eerste universitaire inmenging in het vluchtelingendebat; in de uitlatingen naar aanleiding van de gelijkaardige inmenging door Freinetschool De Appeltuin; in de reacties naar aanleiding van de oproep van OCMW-Haacht om thuis asielzoekers op te nemen enz. En terecht. Indien deze initiatieven slagen in hun opzet, kan het Vlaams Blok zijn electorale ambities wel opbergen. Het is dan ook geen toeval dat het ervoor pleit om strenge controle uit te oefenen op politieke vreemdelingenorganisaties en om hulp aan illegalen en uitgeprocedeerde vreemdelingen streng te bestraffen. De kracht van deze initiatieven ligt er immers in dat ze geen eng-politieke strijd voeren, maar een aanzet geven tot een veel bredere metapolitieke strijd. Deze initiatieven bezitten m.a.w. de potentie de fronten te bemannen die door het institutionele verzet niet (kunnen) worden bemand. Het Vlaams Blok ziet zich voor het eerst gecontesteerd door een relatief brede maatschappelijke beweging die niet alleen hetzelfde doel nastreeft, maar eveneens dezelfde strategie propageert: strijden om de morele leiding van de samenleving door de publieke opinie warm te maken voor een radicale beleidswijziging.

Wat deze initiatieven echter ontberen is politieke slagkracht. Geen enkele grote partij durft op de kar te springen uit vrees voor een electorale afstraffing. Nochtans zou de bestrijding van rechts-extremisme daar meer mee gediend zijn. Het zijn immers niet zozeer de gevoelens van onveiligheid dan wel de combinatie van deze gevoelens met de dominante rechtse logica die politieke xenofobie veroorzaken. Door deze initiatieven paternalistisch te behandelen en door te blijven volharden in het legitimeren van het huidige beleid, werkt de overheid contraproductief en verhindert ze dat deze beweging uitgroeit tot een heus metapolitiek tegenoffensief.

Moraliteit als wapen

Het komt er niet in de eerste plaats op aan te overwegen welk humaner asielbeleid haalbaar is. De haalbaarheid hangt immers af van de houding van de ‘gewone burger’, want ook die zal inspanningen moeten leveren. Het komt er dus vooreerst op aan te argumenteren wat niet aanvaardbaar is en waarom. Pas dan kan een radicaal alternatief uitgewerkt worden. Hiertoe volstaat een louter moraliserende afkeuring van de rechts-radicale nationalistische logica niet. Het komt erop aan te expliciteren waarom deze onaanvaardbaar is. Daartoe dient ontegensprekelijk duidelijk te worden gemaakt dat deze logica vol nepargumenten en drogredeneringen steekt die maar één ding beogen: het acceptabel maken van het eigenbelang. Het is daarenboven wenselijk deze argumentatie óók te vertalen in populistische termen.

De racist weet dat racisme verwerpelijk is, maar hij maakt misbruik van ethische categorieën om zichzelf ervan te overtuigen dat zijn denken niét getuigt van racisme. De te voeren strijd dient zich bijgevolg tot doel te stellen de weerstand die er bestaat tegen het klassieke racisme te mobiliseren tegen meer subtiele vormen van racisme én ieder individueel mens bewust te maken van zijn eigen onbewust egoïsme en racisme. Zelfkennis is niet alleen een deugd, maar ook een noodzaak. Onderzoek wijst er immers op dat conflicten tussen waarden enerzijds en attitudes en gedrag anderzijds meestal beslecht worden in het voordeel van de waarden. De bestrijding van racisme en rechts-extremisme is dan ook beter gediend met een versteviging van de democratische basiswaarden, een verdediging van de liberale en sociale verworvenheden en een uitbreiding van het racisme-begrip dan met een cordon sanitaire of met de moreel zelfgenoegzame demonisering van de tegenstander. Het komt er niet op aan te strijden tegen het Vlaams Blok en zijn ideeën, het komt erop aan te strijden tegen de potentiële Vlaams Blokker in elk van ons. Het komt erop aan duidelijk te maken dat het racistisch alternatief misschien wel het gemakkelijkste is, doch dat het zeker niet ethisch aanvaardbaar is.

Liberté, égalité, fraternité

De versteviging van de basiswaarden waarop onze samenleving stoelt, dient ook politiek in de praktijk te worden gebracht. Het is belangrijk dat de politieke autoriteiten duidelijk maken dat de verschillende maatschappelijke groepen welkom zijn en dat ze volstrekt gelijkwaardig zijn zonder eerst gelijk te moeten worden. Daartoe is het noodzakelijk dat de structuren die bepaalde etnische groepen systematisch tot de verliezers maken in onze samenleving, efficiënt worden aangepakt. Daadwerkelijke politieke inspraak voor iedere burger (ongeacht of hij nu autochtoon dan wel allochtoon is) kan hiertoe een eerste aanzet zijn. Het systematisch negeren van de opinies en problemen van een belangrijk deel van de bevolking valt immers niet te rijmen met de basisbeginselen van een democratie die de emancipatie van andere minderheden (gehandicapten, bejaarden, vrouwen) als één van haar sterkste kanten beschouwt.

Door aan te tonen dat onze samenleving bestaat en zal blijven bestaan uit een mengsel van allochtonen en autochtonen en door te bewijzen dat dit samenleven niet noodzakelijk problematisch dient te verlopen, kunnen we leren denken in termen van menselijke waardigheid in plaats van in eng nationalistische termen. Pas wanneer aan deze voorwaarde voldaan is, kunnen we ons wapenen voor de grote uitdaging van de toekomst: het wegnemen van de oorzaken die mensen hun land doen ontvluchten. Een (veel) soepeler asielbeleid, gekoppeld aan een grootschalige bewustmakingscampagne en aan het moreel onaanvaardbaar maken van de simpele egoïstische zelfbeschermingsoplossingen, kan de ethische noodzakelijkheid duidelijk maken van daadwerkelijk humanitaire hulp, van de uitbreiding van het budget voor ontwikkelingssamenwerking en van een volgehouden ondersteuning van de ontwikkeling op wereldvlak.

Referenties:

BLOMMAERT, J. & VERSCHUEREN, J. (1992). Het Belgisch migrantendebat. De pragmatiek van de abnormalisering. Antwerpen: International Pragmatics Asssociation.BLOMMAERT, J. & MARTENS, A. (1999). Van Blok tot Bouwsteen. Een visie voor een nieuw lokaal migrantenbeleid. Berchem: EPO.

BROCHMANN, G. (1991). ‘Fortress Europe’ and the Moral Debt Burden: Immigration from the ‘South’ to the European Economic Community. Cooperation and Conflict, 26, 185-195.

CHOENNI, C. (1993). Eigentijds racisme in Nederland. INFOMIG Nieuwsbrief Steunpunt Migranten, 1, 11-14.

COLLINSON, S. (1993). Beyond Borders. West European Migration Policy towards the 21th century. London: Royal Institute of Internal Affairs.

DE WINTER, P. (1991). Weg met ons? Antwoord aan Paula D’Hondt. Antwerpen: Tyr.

DE WITTE, H. (1993).Overzicht van (sociaal)psychologische verklaringen voor ‘alledaags’ racisme. INFOMIG Nieuwsbrief Steunpunt Migranten, 1, 7-10.

DE WITTE, H. (Ed) (1997). Bestrijding van racisme en rechts-extremisme. Wetenschappelijke bijdragen aan het maatschappelijk debat. Leuven: Acco.

DE WITTE, H. & VERBEECK, G. (1999). Belgium: Diversity in Unity. In L. Hagendoorn, G. Csepeli, H. Dekker & R. Farnen (Eds). European Nations and Nationalism: theoretical and historical Perspectives. London / New York: Routledge.

ELCHARDUS, M. & PELLERIAUX, K. (1998). De polis verdeeld. Hoe de kiezers links en rechts herdefiniëren. In M. Swyngedouw, J. Billiet, A. Carton & R. Beerten. De (on)redelijke kiezer: onderzoek naar de politieke opvattingen van Vlamingen: verkiezingen van 21 mei 1995. Leuven: Acco.

HATHAWAY, J.C. (1993). The Threat of European Integration. Compass.

MACEY, M. (1992). Greater Europe: Integration or Ethnic Exclusion? In C. Crouch & D. Marquand (Eds.). Towards greater Europe? A Continent without an Iron Curtain. Oxford: Blackwell.

MADDENS, B. & DEWACHTER, W. (1998). Politieke belangstelling, kennis en onderlegdheid. In M. Swyngedouw, J. Billiet, A. Carton & R. Beerten. De (on)redelijke kiezer: onderzoek naar de politieke opvattingen van Vlamingen: verkiezingen van 21 mei 1995. Leuven: Acco.

PLAUT, G.W. (1995). Asylum. A moral Dilemma. Toronto: York Lanes Press.

SNAUWAERT, B., VANBESELAERE, N., DURIEZ, B., BOEN, F. & HUTSEBAUT, D. (in press). Living Apart Together? On ethnic identity dynamics and intergroup relations between allochthons and autochthons.

SPRUYT, M. (1995). Grove borstels. Stel dat het Vlaams Blok morgen zijn programma realiseert, hoe zou Vlaanderen er dan uitzien? Leuven: Van Halewyck.

VERBEECK, G. (1994). ‘Schaduwen uit het verleden’. Extremisme van rechts: definitie, ideologie en geschiedenis. De Gids op Maatschappelijk Gebied, 85 (3); 217-242.

VRIND (1999). Vlaamse regionale indicatoren 1998. Brussel: Ministerie van de Vlaamse gemeenschap.

WATTS, M.W. (1996). Political Xenophobia in the Transition from Socialism: Threat, Racism and Ideology among East German Youth. Political Psychology, 17 (1), 97-126.

WETS, J., DE BOCK, K. & DE MAEYER, E. (1997). Atlas internationale migratie: een (geo)grafische voorstelling van de redenen van vertrek. Leuven: KUL Centrum voor vredesonderzoek en strategische studies.

ANDERE REFERENTIES

PISON, E. (1999). Journalistiek heruitgevonden. Veto, 25 (16), 10.

STARCKX, F. (1999). Opvang van asielzoekers door particulieren: opgepast! De Vlaams-Nationalist, 1, 1.

VANDE LANOTTE, J. (1998). Streng aan de poort, rechtvaardig in het land, solidair in de wereld. Niet-gepubliceerd document.

Vlaams Blok (1998). Een programma voor de toekomst van Vlaanderen.

De auteur is assistent Psychologie aan de KU Leuven.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.