China en de tegenstellingen van het ‘marktsocialisme’

Vorig jaar kwam De kat van Deng. China en de tegenstellingen van het marktsocialisme uit. De auteur, Robert Weil, is een Amerikaanse professor sociologie die op uitnodiging van de Chinese regering heeft lesgegeven aan de universiteit van Changchun (Noord China) in 1993-1994. Hij schreef over zijn ervaringen het boek Red Cat White Cat (1996 New York,: Monthly Review Press).
DE KAT VAN DENG

In 1999 keerde Robert Weil terug naar China tijdens de viering van vijftig jaar Volksrepubliek. Speciaal voor de Nederlandstalige lezers schreef hij, op verzoek van de uitgeverij EPO, een uitgebreide nieuwe inleiding.

Het boek kreeg goede recensies van Chinakenners. William Hinton, de grote deskundige op het gebied van de landbouwhervormingen onder Mao, was zeer lovend over de originele uitgave. Jan van der Putten, correspondent van de Volkskrant in Peking, noemde de vertaling een ‘zinnig’ en ‘ bijzonder boek’. Hij was ge•ntrigeerd door Weils uitgangspunt: ‘Voor de problemen die China ondervindt en de uitdagingen waar het voor staat is de juiste oplossing een terugkeer naar de zuivere waarden van het socialisme.’

Dit is in deze tijd een originele visie die meer aandacht verdient als tegenwicht tegen de heersende opinies over China. Daarom brengen we hier een samenvatting van belangrijke delen uit dit boek.

TOEN DE VOLKSREPUBLIEK VIJFTIG WERD

In 1999 toonde het Chinese volk zich trots op de duurzaam gebleken bevrijding van een langdurige overheersing en op de transformatie van het land in een moderne, ge•ndustrialiseerde macht die weer een wereldleider aan het worden is.

De autoriteiten stimuleerden die trots, maar hadden het feest zorgvuldig ontdaan van elke verwijzing naar het thema van de revolutie.

Aan de oppervlakte toont China een beeld van rust en eenheid. Wie verder kijkt, ziet een toename van de sociale tegenstellingen, voortwoekerende corruptie en zware economische problemen voor een groot deel van de bevolking. Daarnaast blijven de grote mogendheden, vooral de VS, proberen om enerzijds China zoveel mogelijk uit te buiten en anderzijds de politieke en economische macht van het land in te perken.

Rob Weils ervaringen tijdens een reis in 1999 overtuigden hem ervan dat de tegenstelling tussen socialisme en kapitalisme de oorzaak van de problemen in China is; de derde weg is volgens hem een illusie. Hoewel China het kapitalisme nog niet helemaal heeft omarmd, gaat het duidelijk in die richting. Het land kan een definitieve keuze niet eeuwig voor zich blijven uitschuiven.
Er is nu een superrijke elite met een eigen cultuur die in weelde leeft. Deze mensen hebben contact met buitenlandse elites en vergelijken zich daarmee. De normen van deze wereldelite be•nvloeden ook het denken van andere bevolkingslagen.

De middenklasse groeit nog, profiteert nog steeds van de hervormingen en is intussen overal in China te vinden. Zij voelt echter afgunst voor de elite en is verbitterd omdat het idee dat letterlijk iedereen rijk zou kunnen worden een illusie is gebleken.

Arbeiders en boeren worden geminacht en geschuwd door de rijkere klassen en zij accepteren dat steeds minder.
De bevolking beseft dat de corruptie voortkomt uit de hervormingen en vindt dat dit probleem de absolute voorrang moet krijgen. Het is vooral de corruptie die de sanering van de staatsbedrijven bemoeilijkt, niet het socialistische karakter van die bedrijven.

Op het 15e Partijcongres van 1997 is het besluit genomen om het staatseigendom van de productiemiddelen sterk te beperken, met de bedoeling de openbare bedrijven te saneren. Sindsdien worden steeds meer staatsbedrijven gedeeltelijk of geheel geprivatiseerd.

De gevolgen: werkloosheid, afbraak van de sociale zekerheid die de publieke sector verplicht was te verschaffen, armoede, steeds meer uitbuiting van arbeiders, het verdwijnen van overheidsdiensten.
Plattelandsbedrijven stagneren en moeten het afleggen tegen de concurrentie van buitenlandse en Chinese bedrijven in de steden. Door dit alles ontstaat er concurrentie tussen groepen arbeiders en boeren. Het leger migranten van het platteland zwelt weer aan.

De toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is een vlucht naar voren. Ze zal nog meer werkloosheid en overwicht van het buitenland teweegbrengen. Het lidmaatschap van de WTO zal China kwetsbaarder maken (ook door de ge‘iste omwisselbaarheid van de munt) voor een volgende Aziatische crisis.

Een groep jongeren geeft zich helemaal over aan consumentisme. Ouderen en armen laten zich verleiden door religieuze of semi-religieuze bewegingen (bv. Falun Gong). De protestacties van arbeiders en boeren worden talrijker, gewelddadiger. Er ontstaan stromingen die het machtsmonopolie van de Communistische Partij van China (CPC) zouden kunnen bedreigen.
De bourgeoisie in en buiten de partij streeft naar uitbreiding van de privŽeconomie, naar meer erkenning en soms naar een eigen politieke rol. Een deel van de partijleiding is geneigd daaraan toe te geven.

Voor de op het Westen gerichte ‘dissidenten’ is meer democratie het toverwoord. Zij zijn in China zelf echter onbekend en versnipperd. Sommigen denken dat meer kapitalisme vanzelf meer democratie zal brengen.

Linksen proberen het initiatief te herwinnen in de klassenstrijd. Vele linksen zijn nog lid van de CPC: er was tot op een hoog niveau oppositie tegen de besluiten die op de agenda stonden van het 15e Partijcongres. De leiding beziet hen met wantrouwen en moet wel degelijk rekening met hen houden.

Buiten de CPC ontstaan op universiteiten en in ngo’s studie- en discussiekringen die zich beroepen op marxisme, mao•sme, liberale idee‘n of een mengsel van uiteenlopende stromingen. Soms worden leden ervan vervolgd.

De belangstelling voor de idee‘n van Mao en hun toepassing tijdens zijn bewind neemt toe en wordt serieuzer, met name door de behoefte aan kritiek op de huidige leiding en de zoektocht naar alternatieven.

Veel Chinezen blijven kritisch over de Culturele Revolutie, maar ze zien anderzijds ook dat Mao’s voorspelling over ‘bepaalde leiders die de weg naar het kapitalisme bewandelden’ is uitgekomen, en dat aan de keuze tussen kapitalisme en socialisme niet te ontkomen valt. Er zijn pogingen om Mao te herwaarderen maar zonder de materi‘le opbrengst van de economische hervormingen weg te gooien. Het opvallendste voorbeeld is Nanjie Cun in de provincie Henan. De productie en de distributie zijn er weer collectief, gelijkheid is opnieuw het streefdoel. Traditionele mao•stische propagandamiddelen worden er in ere hersteld. Welvaart, werk, gratis openbare diensten, afwezigheid van corruptie zorgen er voor een aangenaam leven.

Het dorp haalt zijn inkomsten echter uit handel met de omringende kapitalistische Chinese en buitenlandse bedrijven en het laat het werk overwegend uitvoeren door arbeiders afkomstig van andere dorpen. Deze arbeiders kennen betere werk- en verblijfsomstandigheden dan elders, maar ontkomen toch niet aan een uitbuitingsrelatie met de autochtone inwoners. Dit voorbeeld krijgt een beperkte navolging en veel belangstelling, ook bij het politieke middenkader. Het belang van Nanjie Cun en andere projecten is dat ze de discussie stimuleren over alternatieven.

DE TWEESPRONG

Robert Weil beschrijft hoe en in welk tempo de hervormingen zich hebben voltrokken tussen 1993 en 1997. Nadat zijn doceeropdracht was voltooid, maakte hij een reis door het land. Naarmate hij zuidelijker kwam zag hij hoe de hervormingen oprukten met hun voor- en nadelen. Enerzijds waren er de onmiskenbare tekenen van economisch succes en modernisering op alle terreinen van de maatschappij. Anderzijds namen ook de verschijnselen toe die typisch zijn voor andere derdewereldlanden die de zegeningen van het kapitalisme proeven: werkloosheid, vlucht naar de steden en een genadeloze vercommercialisering van het leven, ook van de zachte en traditionele aspecten waar men altijd zijn nationale trots aan ontleend had.

De krachtlijnen (die intussen alleen maar duidelijker zijn geworden): een groeiende inbreng van het privŽ-kapitaal en van buitenlandse investeringen. Weil legt uit hoe maatregelen die stap voor stap die inbreng bevorderden en als een versterking van de socialistische economie werden uitgelegd, een eigen dynamiek kregen. De hervormingen zelf dwongen de hervormers om steeds verder te gaan, tot het land aan de tweesprong kwam waar het nu voor staat.

CHINESE TIJD

Hoe komen deze grote veranderingen over op de Chinezen zelf? Net als andere omwentelingen die China heeft doorgemaakt wordt ook deze ervaring gekleurd door het historisch besef. Dat is volgens Weil, die dat naar eigen zeggen heeft ondervonden, in China veel sterker dan waar ook ter wereld. Tegenstellingen, conflicten en gebeurtenissen uit een ver of nabij verleden leven nog onder de bevolking en hebben een grote betekenis.

Zo valt het te verklaren dat de hervormers plannen maken om van het land ‘in de volgende vijftig of honderd jaar’ een echt moderne en redelijk welvarende natie te maken.
Maar anderzijds ontlenen sommigen aan dat historisch besef de hoop dat de Chinezen tegen de huidige stroom zullen ingaan op basis van wat ze zich herinneren van de voordelen die onmiskenbaar verbonden waren aan de periode die aan de hervormingen voorafging.

OVER MENSENRECHTEN EN… (SOCIAAL) ONRECHT

Amerika oefent via campagnes rond ‘de mensenrechten’ druk uit op China. Nooit is de dreiging met slechtere economische betrekkingen of sancties ver weg. Dit beleid is tot mislukken gedoemd. Bijna alle Chinezen staan achter de regering wanneer deze de houding van Amerika als inmenging aanklaagt, ook de bevolkingsgroepen die kritiek hebben op het systeem dat bepaalde rechten inderdaad beperkt.

Velen vinden dat de Amerikanen kunnen leren van de Aziatische landen. De auteur beaamt dat en voegt eraan toe dat niet alleen de eeuwenoude cultuur en filosofie, maar ook de ervaringen met het socialisme zinvolle idee‘n op het vlak van de mensenrechten hebben opgeleverd.

De beperkte mensenrechtendefinitie van het Westen die eenzijdig gericht is op individuele vrijheden en politieke democratie belet westerlingen hun geest te openen voor de Chinese standpunten. De minst negatieve houding waartoe ze in staat zijn is: ‘We begrijpen dat de Chinezen een democratische traditie missen’. Er is geen aandacht voor de Chinese stelling dat economische rechtvaardigheid en nationale onafhankelijkheid ook en wel hoog op de mensenrechtenagenda moeten staan.

De Chinezen vinden dat de Amerikanen met twee maten meten doordat ze wantoestanden selectief aanklagen en ze als het om hun eigen land gaat racisme en de armoede bijvoorbeeld - onder het tapijt vegen. Derdewereldlanden die het mensenrecht sociale rechtvaardigheid aan hun bevolking onthouden, worden hierom door de VS niet aangevallen.

Voor de meeste Chinezen is het essentieel dat de derdewereldlanden het recht krijgen om te ontsnappen aan de onderontwikkeling en aan de tweederangsrol waartoe de huidige verhoudingen in de wereld hen veroordelen. Misschien moet China van de VS eens eisen dat het zorgt voor ‘een duidelijke vooruitgang’ op het gebied van de armoedebestrijding.

Het is niet onmogelijk dat de Chinese studenten in de toekomst weer in opstand komen, niet alleen voor rechten die ze nu nog moeten missen, maar ook voor het herstel van de sociale rechten die mensen in het Westen nooit hebben gehad.

AMERIKA EN CHINA, EEN DIALECTISCHE RELATIE

Velen voelen zich heen en weer geslingerd tussen bewondering of afgunst voor de VS en afkeer of angst voor dat land. Er is een neiging om de American way of life te imiteren of de vrijemarkteconomie te zien als een wondermiddel tegen achterlijkheid en ellende. Maar doordat China opener wordt en de Chinezen weten hoe het er elders aan toegaat, groeit ook het besef dat amerikaniseren een hoge culturele en sociale prijs zou hebben.

Nu al klaagt men over de afbraak van Chinese en socialistische waarden. De vrees hiervoor en de agressieve houding van het Westen, samen met de herinneringen aan de vernederingen en de interventies van het kolonialisme, zorgen voor een heropleving van de nationale trots. De vraag is hoe de Volksrepubliek die trots het beste kan waarmaken: door economisch succesvoller te worden dan concurrent Amerika of door een weg te vinden om de economische verworvenheden te combineren met de sociale rechtvaardigheid die hoogtij vierde onder Mao.

STRIJD TUSSEN TWEE LIJNEN OF STRIJD TUSSEN EEN LIJN EN EEN HALVE

Weil ondervond dat voor veel van zijn Chinese gesprekspartners Mao en Deng bleven ‘voortleven’. Het tegenover elkaar plaatsen van de twee leverde meer pittige, echte politieke debatten op dan praten over het beleid van de huidige leiders.

De offici‘le beoordeling van Mao is: ‘70 procent positief, 30 procent negatief’. Hiermee kun je staande houden dat je Mao’s levenswerk voortzet en kun je hem tegelijk bekritiseren. Drie grote successen van de revolutie onder leiding van Mao vormen de ‘zeventig procent’ waarmee de leiders van China’s socialistische markteconomie zich wensen te vereenzelvigen.

Het vasteland werd bevrijd van elke imperialistische overheersing. Mao en de zijnen hebben ook een einde gemaakt aan duizenden jaren onderdrukking door feodale landheren op het Chinese platteland. Alleen zo kon de grondslag voor een moderne economie gelegd worden. Dat is immers nog een ‘positief’ punt bij Mao waarvan de hervormers beweren dat hun eigen beleid ermee spoort. Ook Mao heeft altijd de bedoeling gehad China snel economisch te ontwikkelen en een einde te maken aan de verpaupering van de grote massa van de Chinese bevolking. Alles moest de ontwikkeling van stad en land en van een machtige natiestaat bevorderen.

De hervormers bleven dus wat dat betreft in grote lijnen binnen het kader van de doelstellingen die Mao aangaf. Toch zijn op elk van de drie ‘positieve’ terreinen van de revolutie Mao en zijn opponenten het grondig oneens. Het principe ‘steunen op eigen krachten’ staat in fel contrast met het binnenhalen van buitenlandse investeringen en technologie. De maatschappij omvormen betekende voor Mao eigendom en arbeid collectiviseren en de ongelijkheid afschaffen. Voor Deng en zijn opvolgers betekent het dat je de markt en het individueel initiatief alle kansen moet geven en sommigen aanmoedigen om ‘eerder dan de anderen rijk te worden’. Om de economie te ontwikkelen moest volgens Mao ‘de politiek het commando hebben’.

Enkel het georganiseerde initiatief van de ‘massa’s’, ingegeven door ideologische en praktische overwegingen, kon zorgen voor een fikse groei. Zo kon je er zeker van zijn dat de opgebouwde maatschappij een socialistische zou zijn. Deng daarentegen wilde van wetenschap en technologie de belangrijkste productiefactoren maken.

De heropbouw van China vanaf 1949 betekende een enorme vooruitgang op alle fronten voor de Chinezen. Dit verklaart waarom zij Mao nog steeds zien als hun grote, moderne bevrijder en waarom de hervormers hun beleid blijven koppelen aan zijn gedachtegoed.

Weil bestrijdt dat het dengisme de voortzetting is van het positieve eerste hoofdstuk in Mao’s verhaal en hij betoogt verder dat er geen tegenstelling bestaat tussen de periode voor en na de Grote Sprong Voorwaarts. Voor Mao is de klassenstrijd altijd de kern geweest van het marxisme en de motor van de vooruitgang. Dat principe zat zowel achter zijn goedkeuring van het revolutionaire boerengeweld in de jaren twintig en dertig als achter het ontketenen van de Grote Sprong en de Culturele Revolutie in de jaren vijftig en zestig.

Klassenstrijd was onontbeerlijk, niet alleen om de socialistische staat te kunnen vestigen maar ook daarna, om via niets ontziende kritiek, zelfs op de partij, te voorkomen dat die staat en de partij aan het hoofd ervan zouden afglijden naar het kapitalisme. Hoe Mao’s lijn in de praktijk uitpakte is natuurlijk (zoals ieders daden) vatbaar voor een kritische analyse. De eerlijkheid gebiedt ons echter de consistentie te zien in zijn denken en te erkennen dat het ingegeven was door een levenslange strijd tegen kolonialisme en onderdrukking.

‘Het denken van Deng Xiaoping’ is een eenzijdig ontwikkelingsgeloof. Alle andere doelstellingen moeten wijken, alle moeilijkheden kun je oplossen als de groei maar snel genoeg gaat. Je moet dan ook, desnoods met harde hand, sociale uitbarstingen voorkomen. Om te voorkomen dat er een ideologische strijd zou ontstaan rond het ‘gebruik van het kapitalisme om het socialisme op te bouwen’, moest Deng nadrukkelijk verkondigen dat ‘markt’ en ‘planning’ geen van beiden per definitie ‘kapitalistisch’ of ‘socialistisch’ zouden zijn.

Dat je ze met andere woorden gerust mag mengen zonder te tornen aan de aard van het maatschappijsysteem. De feiten hebben echter bewezen dat de markt een voorkeursbehandeling kreeg en veel meer ging eisen. De groei is steeds afhankelijker geworden van kapitalistische investeringen en het land wordt afhankelijker van buitenlands kapitaal. ‘Het kapitalisme gebruiken voor de opbouw van het socialisme’ is in het tegendeel veranderd.

Diametraal daartegenover staan De Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie, campagnes om de grote massa van de arme boeren en de arbeidersklasse in alles resoluut het vertrouwen en de voorrang te geven. Er werd daarbij een verbeten strijd geleverd, zeker tijdens de tweede campagne, tegen politieke bestuurders die afstand weigerden te doen van hun voorrechten of in elk geval die indruk wekten.

Weil ontkent niet dat deze bewegingen onder Mao grote mislukkingen hebben gekend en vele slachtoffers eisten, maar hij nuanceert de cijfers en geeft ook interessante politieke verklaringen voor de gemaakte fouten. De auteur benadrukt echter vooral de successen die ook werden geboekt: grote emancipatie van de lagere klassen en de gezondheidszorg en onderwijs toegankelijk voor iedereen en aangepast aan de behoeften van boeren en arbeiders.

De Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie legden de basis waarop de hervormers met hun spectaculaire moderniseringen konden voortbouwen. Serieus onderzoek, met statistieken onderbouwd, geeft een verrassende conclusie. Ook met en tijdens deze mao•stische campagnes waarvan ten onrechte wordt beweerd dat ze alleen maar rampspoed brachten, had de grote meerderheid van de Chinezen een langer, beter en gezonder leven dan de bewoners van India (een voorsprong die ze hebben behouden en nog vergroot). Weil stelt de vraag of dat ook mogelijk was geweest als het huidige beleid dat de rijke boeren en ondernemers de voorrang geeft al eerder was ingesteld. Hij is er zeker van dat de vele positieve elementen in Mao’s bewind de verklaring zijn voor het feit dat hij de Chinezen telkens weer achter zich kon scharen en dat ze hem nog steeds eren.

TOEKOMST VAN HOOP EN VREES

China heeft sinds 1949 geworsteld met een aantal fundamentele en onopgeloste vragen.
Hoe bereikt een arm land snel een in de moderne tijd aanvaardbare levensstandaard, zonder ‘het socialistische pad’ te verlaten, terwijl de macht van het wereldkapitalisme met de dag groeit?
Hoe ontwikkel je meer mogelijkheden voor democratische inspraak van de bevolking zonder alles af te breken wat de revolutie het volk heeft opgeleverd, zoals in Rusland is gebeurd?
Hoe strijd je niet alleen voor meer inspraak van de basis, zoals Mao deed, maar vind je ook een methode om die inspraak te institutionaliseren – wat Mao niet gelukt is (hij ging dus niet te ver maar juist niet ver genoeg bij het omvormen van de maatschappij)?

Wellicht komt er ooit een kritische ‘herziening’ van het huidige beleid. We mogen dan felle ideologische debatten verwachten waarvan de impact buiten China zelf voelbaar zal zijn. De theorie en de praktijk van de socialistische markteconomie in zijn geheel zullen op de agenda staan. De discussie zal in het bijzonder gaan over de leefbaarheid van het huidige ‘socialisme op zijn Chinees’ in deze tijd van kapitalistische globalisering.

Veel zal ervan afhangen hoe het verdergaat met de klassenstrijd die de werkende bevolking in China en de opposanten tegen de kapitalistische globalisering in China en in de rest van de wereld voeren.

De bijdrage van China kan voortbouwen op de positieve aspecten die er aan het socialisme onder Mao zaten en op de lessen uit de fouten en de problemen in die periode.


Dirk Nimmegeers (¡1950) is germanist. Hij werkte mee aan de vertaling van Red Cat White Cat, the Contradictions of ‘Market Socialism’ in China, van Robert Weil (1996, New York Monthly Review Press).

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.