Kinderarbeid op Joodse nederzettingen

In de Jordaanvallei op de Westelijke Jordaanoever groeit een generatie jongeren op die gedwongen is tot werken. Met meer dan de helft van de bevolking onder de armoedegrens zijn minderjarigen de ware kostwinners van de families.
Elke dag weer trekken ze erop uit. Wie geluk heeft, vindt werk als arbeider in de Joodse nederzettingen en fabrieken. Schoolopleiding en dromen? Die kunnen ze maar beter vergeten.
Half twee ‘s middags. Bij de militaire controlepost van Maále Efraim,Westbank, komen de soldaten langzaam in beweging. Drie Palestijnse jongens lopen de berg op. Op de achtergrond glanst een zee van groentekassen onder de hete woestijnhemel –het markante vergezicht van de Jordaanvallei in het oosten van de Westbank, gespecialiseerd in groente- en fruitteelt.
Voor de 9.400 Israëlische kolonisten van de 38 nederzettingen in dit gebied is vestiging aantrekkelijk, want de overheid geeft subsidies en belastingvoordelen. De arme, omringende Palestijnse dorpen leveren met zo’n 47.000 inwoners goedkope arbeidskrachten.
Maar voor de Palestijnen is de weg naar de joodse nederzettingen –die gedeeltelijk door militaire vuurzones loopt– lang en gevaarlijk. Het gebied wordt van de rest van de Westbank afgesloten door zeven controleposten, door de Palestijnen broedbatterijen genoemd omdat je met honderden tegelijk door de hekken moet. Het leger houdt regelmatig patrouilles in de omgeving op verdachte personen en illegale werknemers.
De Palestijnse jongens tonen de soldaten hun geboorteakte, het bewijs dat ze nog geen achttien zijn en dus mogen doorlopen. Palestijnse volwassenen worden alleen toegelaten als ze hier wonen of werken en een speciale werkvergunning en pasje hebben. De drie blijven hijgend bij een open vlakte staan, waar een Palestijnse koppelbaas hen even later met de auto zal ophalen.
Nimer (14), de moedigste van het drietal, komt nieuwsgierig naderbij. Hij werkt samen met zijn vriendjes Bilal en Saher – ook veertien jaar– in de groentekassen in Peza’el, een Joodse nederzetting op de grens met Jordanie. Hij schat dat daar in het hoogseizoen zo’n honderd minderjarigen werken. Een jaar geleden kwam de Palestijnse koppelbaas –de naam wil Nimer niet noemen– in zijn dorp en stelde hem dit werk voor. Nimer verwisselde zijn schoolboeken voor bezems en heggenscharen. Nu maakt hij groentekassen schoon en helpt bij het inpakken en bij het planten en snoeien van aubergineplanten.
Nimer werkt acht uur per dag, zes dagen per week. Zijn dagloon: 50 NIS (9 euro). Vanochtend is hij om vijf uur begonnen. Iedere dag moet de jongen de controlepost te voet passeren en de checks door de bewakers bij de nederzetting ondergaan. ‘Soms word ik door de soldaten en bewakers geduwd of geslagen’, zegt Nimer.
Wanneer ik hem vraag wat hij doet als hij ‘s middags thuis komt, kijkt Nimer onbegrijpend. ‘Voetballen, een boek lezen?’ probeer ik. Nimer schudt zijn hoofd. Daar is hij te moe voor. Vindt hij het niet jammer dat hij zijn schoolopleiding niet afmaakt? Hij haalt zijn schouders op. ‘Mijn vader is ziek en werkloos’, zegt hij verontschuldigend, en voegt dan trots toe: ‘Ik ben kostwinner voor mijn ouders en vijf broertjes en zusjes.’

Spotprijzen


Volgens Soeha Canaan komt kinderarbeid in de Palestijnse gebieden al jaren voor, maar kleinschalig, na schooltijd en in het familiebedrijf. Canaan is directeur van de onderzoeksafdeling Beroepsbevolking van het Palestijns Centraal Buro voor Statistiek. Verontrustend vindt Canaan de toename van gevaarlijke werkomstandigheden en langere werktijden. Minderjarigen moeten de gevaarlijke weg naar het werk afleggen via militaire zones en checkposten.
Door het conflict en de bezetting komt er volgens Salwa Alinat, medewerkster van de Israëlische organisatie voor de belangen van werknemers Kav la Oved, die ook opkomt voor kinderarbeiders, nog een element bij: uitbuiting. Voor minderjarigen zijn Joodse nederzettingen in de Westbank en bedrijven in Israël vaak nog de enige mogelijkheid om werk te vinden. Het contact loopt via Palestijnse koppelbazen die minderjarigen voor spotprijzen uit de vluchtelingenkampen en dorpen ronselen.
Volgens Alinat ligt de oorzaak bij de ontluisterende armoede in de Palestijnse gebieden, vooral in de Jordaanvallei. Door de bouw van de afscheidingsmuur is werk in Israël voor de circa 150.000 volwassen Palestijnen praktisch onmogelijk geworden. Zware restricties op de toekenning van arbeidsvergunningen en pasjes om de controleposten te passeren bemoeilijken volwassenen het werk op de nederzettingen. Minderjarigen zijn goedkoper en kunnen nog gemakkelijk de checkposten passeren. Ze komen in het illegale traject van de handelaren terecht.

Schorpioenen en slangen


Sommige minderjarigen leven in kampen in de buurt van hun werkplek. We krijgen de tip dat in Al Jeftlik, ten noorden van Jericho, zo’n kamp bestaat en trekken met Alinat op onderzoek. Rechts van de ingang van het dorp ligt een braak terrein met een uit golfplaten en oude lappen opgebouwd huttenkamp. Dekens en vieze matrassen doen dienst als bedden. Tien jongens tussen dertien en achttien jaar zitten op de grond en roken een sigaret. Ze werken op de naburige nederzetting Argaman.
Momenteel wonen er vijftig arbeiders in dit kamp maar over enkele weken –als de dadeloogst begint– zou dat aantal verdubbelen. In de zomer loopt de temperatuur in de hutten op tot veertig graden. ‘s Winters verandert het terrein in een modderpoel. Een onbeveiligde elektriciteitskabel loopt naar een lichtpeertje aan het plafond, een kraantje buiten doet dienst als wasgelegenheid. Er zijn schorpioenen, vlooien en slangen.
Vijf jongeren zijn door schorpioenen gestoken. ‘De verwondingen zijn niet gerapporteerd,’ vertelt Alinat, ‘uit angst voor ontslag.’ Het meeste angst hebben de minderjarigen voor de Israëlische soldaten die hier patrouileren, en af en toe illegale werkers oppakken en slaan.
Achmed, een jongen van vijftien met met de uitstraling van een cherubijntje, werkt hier vier maanden in de oogsttijd –de rest van het jaar gaat hij in Israël als bouwvakker aan de slag. Hij doet dit werk al vier jaar. De jongens betalen de koppelbaas voor logies, vertelt Achmed. Hoeveel dat precies is, weet hij niet, want ze krijgen een nettoloon na aftrek van die vergoedingen.
Achmed durft niet te vragen hoeveel zijn brutoloon bedraagt, want dan wordt hij misschien ontslagen. Hij werkt tien uur per dag en verdient 60 NIS (11 euro). Daarvan moet hij dan nog eten kopen. Hij laat ons een kooitje zien met een paar vogeltjes, die de jongens hebben gevangen. Om op te eten, gebaart Achmed.
Eens per maand mag de jongen voor twee dagen naar huis. Dan betaalt de koppelbaas zijn salaris. Niet dat hij zich dan de koning te rijk voelt. ‘Ik voel me een postbus’, zegt Achmed. ‘Ik krijg een enveloppe met geld, soms wel 1000 sjekel. Maar die moet ik direct aan mijn vader afstaan.’
Bij toeval ontmoeten we een van de koppelbazen in een van de armste steden diep in de Westbank. Elf minderjarigen werken voor hem. De koppelbaas –laten we hem Mohammed noemen– krijgt een vergoeding van vijftig NIS per dag, een bedrag dat van de salarissen van de werkers wordt afgetrokken.
Mohammed: `Ik werk al sinds mijn twaalfde op een nederzetting. Op een dag vroeg mijn baas of ik andere arbeiders kon aanbrengen. Het is gemakkelijker om minderjarigen te rekruteren omdat ze geen werkvergunning nodig hebben. Ik heb een auto met speciale vergunning en kan de minderjarigen via de controleposten naar het werk vervoeren.’
Maar zelfs de koppelbaas vindt de salarissen en werkomstandigheden van deze jongeren onredelijk. Hij wil best meewerken aan loonsverhogingen, maar de werkgever weigert, legt hij uit. ‘En daarmee houdt het op, want ik moet ook mijn brood verdienen.’

Ons onderzoek voor dit artikel werd bemoeilijkt. We werden meerdere keren via anonieme telefoontjes bedreigd.
Blauwe plekken


Hoe gevaarlijk kinderarbeid kan zijn, blijkt als we het Palestijnse stadje Beit Foerik bezoeken. ‘Ik zag Hameds lichaam langs de kant van de weg liggen’, vertelt Joesoef (16) met een doodse blik. Joesoef, zijn neefje Hamed en twee andere minderjarigen werden op vrijdag 11 April 2008 door een koppelbaas –ene Khitmat– in de nederzetting Hamra tewerkgesteld.
Volgens Joesoef werkten er toen al twintig jongeren. Ze sliepen in een kamp in de buurt van Hamra. De kolonisten willen ‘s nachts geen Palestijnen in hun nederzetting.
Op dinsdagochtend had Hamed genoeg van het werk. Hij pakte zijn spullen en vertrok te voet naar huis. Dat was de laatste keer dat Joesoef zijn neefje levend zag. De volgende ochtend vond hij Hameds lijk. ‘Ze hebben hem vreselijk gemarteld’, fluistert Joesoef. Hij toont de beelden die hij met zijn mobieltje heeft gemaakt: Hameds voortanden zijn afgebroken, de ogen uit de kassen verdwenen, een vinger is afgerukt en zijn buik zit onder de blauwe plekken.
Joesoef denkt dat kolonisten Hamed hebben vermoord. De politie van Maale Efraim tast over de identiteit van de daders in het duister. ‘Maar sommige feiten zijn onweerlegbaar’, zegt Mihal Tadjer, advocate van Kav La Oved. De weg van en naar het werk, met militaire zones en checkposten, en de omstandigheden waarin Hamed en andere kinderarbeiders moeten werken, zijn gevaarlijk en ongezond. En dat maakt deze arbeid voor alle minderjarigen absoluut verboden.

De wet omzeild


De Israëlische wetgeving, die in de nederzettingen geldt, én de Palestijnse wet zijn eenduidig: kinderarbeid onder de veertien jaar is absoluut verboden. Vanaf veertien is enkel licht werk toegestaan dat de gezondheid en ontwikkeling van kinderen niet in gevaar brengt.
De kolonisten die met Palestijnse koppelbazen werken en geen contract met de minderjarigen hebben, omzeilen volgens Tadjer op die manier de Israëlische wetgeving. ‘Er wordt minder betaald dan het minimumuurloon van 15,5 sjekel, en de minderjarigen zijn niet verzekerd.’  
Wanneer ik Orit, de administrateur van de settlement Pezael, telefonisch confronteer met de verhalen over minderjarige werkers, doet ze die af als opgeklopt: ‘De boeren op de nederzettingen werken al jaren met Palestijnse aannemers die hun  arbeiders meebrengen. Misschien komen er wel eens kinderen met de ouders mee.’
Dan voegt ze toe: ‘Palestijnen en Israëliërs leven hier al veertig jaar in vreedzame co-existentie, en dat tot ieders tevredenheid. Geloof me, de Palestijnen verdienen bij de Palestijnse bazen nog niet de helft van wat ze hier verdienen.’ Maar dat de situatie in de Palestijnse gebieden nog slechter is, maakt niet recht wat krom is, vindt Tadjer.
Als hier de Israëlische, Palestijnse en internationale wetgeving ter bescherming van de rechten van het kind dagelijks de facto worden overtreden, dan moet het bevoegd gezag optreden. Ik leg onze bevindingen voor aan het Ministerie van Industrie, meer bepaald aan de arbeidsinspectie die verantwoordelijk is voor de nederzettingen in de Westbank. De vertegenwoordigster zegt dat haar afdeling niet over gegevens beschikt en verwijst me door naar de politie, die op haar beurt de arbeidsinspectie aanwijst. Volgens Tadjer heeft de arbeidsinspectie onvoldoende mankracht en budget en nauwelijks inspecteurs in de Westbank.

Vicieuze cirkel


Het probleem van de minderjarige arbeiders houdt zichzelf in stand. Israëlische en Palestijnse bazen doen iets illegaals en houden hun mond. Koppelbazen willen hun lucratieve handel niet verliezen. Er zijn geen protestacties van Palestijnse ouders en minderjarigen, die bang zijn om hun werk te verliezen.
Afgezien van het bescheiden onderzoek van Kav La Oved wordt er door Israëlische hulporganisaties nauwelijks opgetreden. Palestijnse instanties hebben geen bevoegdheid in de Israëlische nederzettingen. Ook ons onderzoek voor dit artikel werd bemoeilijkt. We werden meerdere keren via anonieme telefoontjes bedreigd.
Alinat formuleert het dilemma van de hulpverlener: ‘Als ik de minderjarigen help om betere arbeidsomstandigheden en lonen te krijgen, werk ik mee aan het in stand houden van het systeem. Als ik de kinderarbeid bestrijd, worden de kinderen ontslagen en belanden ze misschien op straat of in nog ergere uitbuitingssituaties. Omdat het werk het volgen van een schoolopleiding verhindert, zijn de minderjarigen ongeschoold en hebben geen toekomstperspectief op beter werk.’
Zolang minderjarigen als Nimer, Hamed en Achmed moeten zoeken naar een uitweg uit hun uitzichtloze situatie, zal kinderarbeid blijven bestaan.
De Israëlische én Palestijnse wet zijn eenduidig: kinderarbeid onder de veertien jaar is absoluut verboden.

Stijgende kinderarbeid in Palestijnse gebieden


Het Palestijns Centraal Buro voor Statistiek monitort sinds 2004 de evoluties op het vlak van kinderarbeid in de Palestijnse gebieden. De data worden niet gepubliceerd maar Soeha Canaan, directeur van de onderzoeksafdeling Beroepsbevolking van het statistiekburo, gaf ons de volgende resultaten:
  • In 2004 waren er 43.000 kinderarbeiders tussen vijf en zeventien jaar. In 2007 steeg het aantal tot 47.000, in de eerste helft van 2008 tot 53.500. 
  • 4,6 procent van de Palestijnse jongeren onder de achttien jaar werkt.
  • De hoogste concentratie kinderarbeiders situeert zich in de Westbank, met name in Jericho en de Jordaanvallei (13,5 procent ). 1900 kinderarbeiders werken op nederzettingen. Er is een groeiende vraag naar arbeiders.
  • Het gemiddeld uurloon bedraagt 41,90 NIS (7,50 euro) en de gemiddelde werkweek voor een minderjarige telt dertig uur.

Volgens het veldonderzoek van Salwa Alinat van de Israëlische organisatie voor de belangen van werknemers Kav La Oved ligt het aantal kinderarbeiders nog hoger. Tewerkstellingen lopen via koppelbazen en worden niet geregistreerd. Als Palestijnse instantie kan het statistiekburo die gegevens niet in Israël of de nederzettingen checken.
Zie ook Agenda: 4 december Debat over Kinderen en Waardig Werk. www.plan-belgie.org/kinderarbeid

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.