Wat racisme met een kind doet

Neger, bruine aap, makaak

Kinderen wéten wat racisme is. Pesterijen, moppen, negatieve uitlatingen over afkomst, kleur en religie behoren tot de levenssfeer van heel wat lagereschoolleerlingen. Via individuele gesprekken en focusgroepen onderzocht MO* het fenomeen. De resultaten zijn zowel onthutsend als uitdagend.

‘Jij stinkt’, zegt Maxime (10) tegen Lamia (10). Elke dag opnieuw. Als hij op school in de rij staat, knijpt hij zijn neus dicht. Of hij gaat ruiken aan haar haar. ‘Jij stinkt’, zegt hij. ‘Is dat Marokkaanse shampoo die jij gebruikt?’

Op aanraden van klasgenootjes is Lamia naar haar leerkracht gestapt. Hij neemt zelf de proef op de som. ‘Maar jij stinkt helemaal niet, Lamia.’ Einde van het verhaal voor de leraar, maar niet van de pesterijen. De aanmaning van de leerkracht heeft geen barst geholpen. ‘Jij bent bruin. Jij bent een neger’, zegt Maxime tegen Lamia. ‘Je moet je goed wassen om wit te worden.’

Lamia gaat naar een witte school in het Antwerpse. Maar Lamia en haar ouders mogen opgelucht ademhalen. ‘Maxime verhuist’, zegt de leraar. Probleem opgelost. Van één ding is Lamia zeker. ‘Maxime is de ergste racist ooit’, zei ze spontaan tegen haar ouders. En ze weet zeker dat ze geen Belg wil genoemd worden.

Idriss is maandenlang door drie klasgenootjes voor makaak uitgemaakt. ‘Jij bent ook een vreemdeling’, kreeg Idriss van een van hen te horen naar aanleiding van een les wereldoriëntatie. Niet één keer. Meermaals. De mama van Idriss kwam erachter via een andere mama, die het op haar beurt van haar zoon had gehoord. Idriss zit in een witte school in Limburg. De moeder nam contact op met de leerkracht en de ouders van een van de pesters. Een anti-pestcontract werd opgesteld en ondertekend door de hele klas.

Sara werd voor bruine aap uitgemaakt. De scheldpartijen werden onhoudbaar, Sara’s ouders beslisten het jaar nadien van school te veranderen. Ook Sara zat in een witte school, in Oost-Vlaanderen. Haar broer van zes werd vaak chocomousse genoemd. En Busra, acht jaar, was verbaasd dat ze al na twee haltes uit de bus stapten. ‘Moeten we afstappen omdat we Turk zijn?’, vroeg ze aan haar tante.

Aïcha gaat naar het derde leerjaar in een dorp ergens in Vlaanderen. Haar ouders hadden een briefje meegegeven voor de juffrouw: met het Offerfeest zou Aïcha een dagje thuis blijven. ‘Hoezo, je blijft thuis? Omdat het bij jullie feest is? Dat is niet eerlijk, hé. Jullie zijn hier in België’, zei de juffrouw, waarop ze gebaarde alsof ze een hoofddoek droeg. ‘Ik ben ook moslim, ik wil ook een dag vrij nemen.’ Aïcha kon wel door de grond zakken. Voor geen geld van de wereld wil ze dat haar mama het incident met de juffrouw bespreekt, laat staan een klacht indient op school. ‘Niet doen,’ smeekte ze, ‘de lerares heeft later sorry gezegd.’ De mama blijft verward achter. ‘Wat moet ik hiermee?’, vraagt ze zich af.

Ismaël is van Senegalese afkomst. Sinds hij naar school gaat, wil hij met alle middelen bewijzen dat hij niet even donker is als zijn mama. ‘Ik weet niet hoe ik hiermee moet omgaan’, zegt zijn mama. ‘Ik ben bang om naar de leerkracht te stappen. Dat kan in het verkeerde keelgat schieten. We moeten ook niet meedoen aan racisme in de omgekeerde richting.’

Bovenstaande getuigenissen komen van ouders. Zijn dit uitzonderlijke gevallen of gaat het om een algemene trend? Alledaagse pesterijen of is er meer aan de hand? En wie heeft hier het meeste last van? Kinderen in volkse wijken of veeleer kinderen in witte scholen? Hoe reageren ouders, leraars, directies?

Onderzoek in het buitenland heeft aangetoond dat kinderen van vreemde afkomst die naar witte scholen gaan kwetsbaarder zijn. Ook de getuigenissen lijken dit te bevestigen. Maar wil dat zeggen dat kinderen in concentratiescholen minder last hebben van het anders zijn? MO* zocht het antwoord op basis van gesprekken in focusgroepen met allochtone kinderen, vooral van Turkse en Marokkaanse afkomst.

Kinderen aan het woord

‘Ze hebben ons niet graag.’ Alle kinderen van de focusgroep in Antwerpen –zes jongens en een meisje tussen acht en elf jaar– namen dezelfde woorden in de mond. Sommige kinderen komen uit de rand van Antwerpen, anderen wonen in de stad zelf. Waarom ze denken dat de autochtonen hen niet graag hebben en hoe ze dit te weten zijn gekomen, kunnen ze niet zeggen. Dat weten ze gewoon. Of ze graag naar school gaan? Natuurlijk niet, zeggen de meesten. Het is er hard werken. Of ze over hun leefwereld, over het Offerfeest bijvoorbeeld, in de klas vertellen? ‘Nee, daar zijn ze bij ons op school niet in geïnteresseerd’, zeggen de kinderen uit een katholieke school in de rand van Antwerpen. Nevin (11) is concreet: ‘Een Marokkaans kind heeft daar wel eens over verteld en er was een meisje dat dat vies vond. Daarom vertel ik daar niets over.’ En de jongens zeggen: ‘We worden niet uitgenodigd op verjaardagsfeestjes omdat we Turk zijn.’ Alleen Nevin spreekt uit eigen ervaring. ‘Ik ben wel eens uitgenodigd door een vriendin om bij haar thuis te komen spelen. Maar haar broer wilde niet omdat ik Turkse ben.’ Of ze autochtone vriendjes hebben? Natuurlijk wel, maar heel weinig. De kinderen van Turkse afkomst spelen vooral met neven en nichten, ze zitten ook in dezelfde school. Rami en Sofian, respectievelijk van Algerijnse en Marokkaanse afkomst, hebben vooral Marokkaanse vrienden omdat ze in een concentratieschool zitten.

‘Wit is mooi. Bruin minder mooi. Tenzij het bij jou past’, zegt Nadira (11) uit Gent. Zelf wordt ze voor bruine Arabier uitgemaakt door dezelfde –vooral Turkse– kinderen in de focusgroep. ‘Arabier is toch geen scheldwoord?’, reageert Emin (11). ‘Ik vind het niet erg als iemand Turk tegen me zegt.’

‘Donkerbruin, dat is pas niet mooi.’ Celil (9) heeft het over Vanessa, een meisje in zijn klas. ‘Ik heb haar niet graag’, zegt hij. ‘Want elke keer als iemand bruin tegen haar zegt, weent ze’. ‘Jij zou ook wenen als iemand bruin tegen jou zegt’, repliceert Nevin. En wanneer we de kinderen foto’s voorlegden met vragen als ‘Met wie zou je bevriend willen zijn?’ of ‘Wat vind je de leukste foto?’, dan kozen ze meestal voor gemengde groepen: klasfoto’s met witte en allochtone kinderen. Of foto’s met kinderen die op hen lijken. Het herinnert hen aan een vriend of een neef. Ook de foto met meisjes met hoofddoek is populair bij de meisjes. Afize (11) van haar kant kiest voor de foto met vrouwen in boerka. Of ze ooit een boerka zou willen dragen. ‘Nooit van mijn leven. Anders zouden jongens mijn gezicht niet kunnen zien’, giechelt ze. Slechts één kind (11) uit Brussel heeft een foto met een groep lachende Afrikaanse jongens uitgekozen. ‘Ik kies voor deze foto omdat ik vind dat ik ook met hen moet kunnen spelen.’

De kinderen van de focusgroepen in Gent hebben geen probleem om over hun gewoontes en tradities op school te vertellen. Hun school, een Freinetschool, heeft zelfs een project rond het Offerfeest gedaan. Maar ze lijken een probleem te hebben met Bulgaren, vaak Roma. Ze willen niet met hen omgaan want ‘ze zijn vies’. In Antwerpen zijn het de Marokkanen die onderaan de ladder staan. Wanneer er moppen worden verteld, dan gaat het meestal over de Turk, de Belg en de Marokkaan. En de Marokkaan scoort altijd heel slecht. Hij is vooral onbekwaam. In Brussel is Toto het hoofdpersonage van de moppen. De kinderen van de Brusselse focusgroep komen allemaal uit Sint-Gillis en zijn voornamelijk van Marokkaanse afkomst. Behalve Pedro, die heeft latino roots. En ‘Pedro eet jambon’, zegt Ayman (7) herhaaldelijk. Of ze weten wat het woord racisme betekent? Natuurlijk wel. En de meesten willen iets vertellen.

‘Bougnoul, maak dat je weg bent.’ Dat kreeg Asma (10) van een oude dame te horen toen ze met haar mama en zusje op straat liep. Bougnoul is een scheldwoord voor Maghrebijnen in Frankrijk en Franstalig België. ‘Mijn zusje van vier wilde met de hond spelen, maar de dame wilde dat niet en schold ons uit. Mijn mama werd kwaad. Er kwam ruzie, grote ruzie, en veel mensen kwamen kijken. Ze vonden dat de dame geen bougnoul mocht zeggen.’ Ook de buurman is niet echt lief. ‘Hij maakt ons uit voor terroristen’, zegt Asma. ‘Ik denk dat hij dronken was toen hij dat zei. Ik wilde niet dat mijn mama met hem ruzie maakte. Ik heb haar gesmeekt om geen ruzie te maken. Ik ben bang als er ruzie is.’ Karim (11) was met zijn broertje aan het spelen op het plein van een sociale woning. Ze werden door een man verjaagd en voor bougnoul uitgemaakt. Karim: ‘We waren gewoon met de fiets aan het spelen.’

Furkan tekent zijn vader. ‘Hij heeft grote oren. Hij is een alien’, zegt hij. Osman tekent zichzelf. ‘Kijk, ik ben terrorist’, lacht hij. En Nadira vertelt een mop: ‘Twee Marokkanen op de achterbank van een auto. Wie rijdt er? De politie!’ En ze schaterlacht. Oh ja, ze kent nog een rapliedje: ‘Ik ben Marokkaan maar ik heb niets gedaan. De politie komt eraan.’ Waarop een kind uit de groep aanvult: ‘En Bush moet eraan.’ En een ander: ‘Obama niet.’

Uit de gesprekken in focusgroepen werden geen voorbeelden aangehaald van harde pesterijen binnen de schoolmuren. Daarvoor zijn dieptegesprekken nodig met elke kind apart. Uit de gesprekken met ouders blijkt dat de kinderen vaak verzwijgen dat ze gepest worden. De ouders komen dit toevallig of via derden te weten. De leerkrachten zien het dikwijls ook niet. En wanneer kinderen of ouders naar hen toe stappen, relativeren ze de situatie. ‘Vaak hebben we de tijd niet om naar elk probleem te luisteren’, geeft een leerkracht toe. ‘Zoiets neemt veel tijd in beslag en we hebben nu eenmaal een leerplan dat we moeten realiseren.’

De experts

Om bovenstaande getuigenissen van kinderen en ouders te kaderen, klopte MO* aan bij twee experts . Voormalig leerkracht Marc Laquière is verantwoordelijk voor IQRA, een onderwijsproject opgezet door de Federatie van Marokkaanse Verenigingen. Laquière treedt in conflictsituaties vaak op als bemiddelaar tussen ouders en scholen. Birsen Taspinar is psychologe en werkt veel met Turkse gezinnen.

Racisme is meer dan pesten en beledigen alleen. Er is ook het institutioneel racisme dat ook in het onderwijs aanwezig is.

‘Het maakt niet zoveel uit of je naar een witte of een concentratieschool gaat’, zegt Marc Laquière. ‘Pesterijen komen van andere kinderen maar denigrerende uitspraken over religie of tradities komen vooral van volwassenen, van het personeel van de scholen. Leerkrachten zijn identificatiefiguren voor kinderen. Hun mening en gedrag hebben een enorme impact op leerlingen. Kinderen krijgen tegelijkertijd van thuis uit bepaalde normen en waarden mee. Het zijn niet alleen de ouders die zich zorgen maken over het eten of over het toezicht op meisjes bij schoolreizen. Ook de kinderen hebben die angsten. “Misschien gaan er dingen gebeuren die mijn ouders niet leuk vinden en die ik niet aan hen kan vertellen”, is een algemeen verspreide angst.’

 

Volgens Laquière kunnen leerkrachten soms denigrerend zijn en kinderen belachelijk maken. ‘Ze zeggen bijvoorbeeld: “Vooruit, stel nu dat er balletjes in de soep zijn!”, of: “Jullie met jullie godsdienst. Wanneer gaan jullie eindelijk jullie verstand gebruiken?” Wat doet zoiets met een kind dat gelovig is? En wat moet je denken van een leerkracht die paaseieren uitdeelt aan alle kinderen behalve aan allochtone kinderen omdat ze moslim zijn? De leerkracht heeft zich na onze tussenkomst overigens verontschuldigd. Maar kinderen voelen dat soort dingen heel erg. Wat is dat dan? Racisme? Discriminatie? Onbegrip? Onder leerkrachten zullen er vast ook mensen zijn die op extremistische partijen stemmen.’

‘Kinderen tussen zeven en twaalf jaar zijn heel erg bezig met erbij horen’, zegt Birsen Taspinar. ‘Voor alles wat buiten de norm valt, zijn kinderen gevoelig. Dat kan met sociale klasse te maken hebben –de witte middenklasse is het ideaal– of met religie, etniciteit… Kinderen proberen zich aan te passen en zijn bang om buiten de groep geplaatst te worden. Zo heb je kinderen die zich schamen om wie ze zijn en om hun ouders. Een mama vertelde dat haar zoontje haar verbiedt om te wachten tot de bus vertrekt en om te zwaaien. De mama draagt een hoofddoek en is traditioneel aangekleed. Een andere vrouw vertelde dat haar kind niet wil dat ze naar het oudercontact komt omdat haar Nederlands gebrekkig is. Soms leidt dat tot bizarre situaties: een kind dat vindt dat de handtekening van zijn ouders niet geldig is omdat ze geen Nederlands kennen. Of een kind dat een paar meters van zijn moeder loopt om niet met haar gezien te worden. Sommige kinderen hebben namen die niet juist worden uitgesproken en in het Nederlands gek klinken. Er was ook een periode waarin je best niet Osama heette.’ Volgens Taspinar vormen al die zaken een extra belasting op de kinderen. ‘Hoe minder scholen de diversiteit omarmen en dragen, hoe groter de last op de schouders van de kinderen. En dat heeft gevolgen op de cognitieve en emotionele ontwikkeling van de kinderen. De angst om er niet bij te horen, om geen deel te kunnen uitmaken van de samenleving, beperkt hun kijk op de toekomst.

In de focusgesprekken valt op dat kinderen van Turkse afkomst in vergelijking met andere etnische groepen naar voor komen als kinderen met het sterkste zelfvertrouwen. Bovendien kunnen ze dezelfde vooroordelen als de dominante meerderheid reproduceren. Voor Taspinar is dat niet zo verwonderlijk. ‘Op dit moment is moslim zijn een moeilijk te dragen verschil, maar voor Turken komt moslim zijn op de tweede plaats. Ze zijn in de eerste plaats Turk en ze blijven Turk, waar ze ook zijn. Dat brengt zeker een bepaalde trots en zelfvertrouwen met zich mee. En het is klassiek. Om erbij te horen gaan minderheidsgroepen dezelfde uitsluitingsmechanismen hanteren als de dominante meerderheid. In feite is het gedrag van de kinderen een spiegel van de maatschappij. Dat is het angstaanjagende ervan. Ze vertellen ons hoe het met ons, volwassenen, en als samenleving gesteld is. Mensen met een migratieachtergrond willen ook niet aan nieuwkomers verhuren. En in Amerika zijn Chinezen en latino’s minder zwart, minder allochtoon, dan Afro-Amerikanen, ook al hebben die laatsten een langere geschiedenis in de VS.’

Volgens Taspinar is het de taak van de school om alert te zijn voor racistische pesterijen of sociale en raciale uitsluiting. ‘De ouders kunnen het niet alleen aan. Vaak weten ze ook niet hoe ze moeten reageren. Ik krijg wel eens van ouders te horen dat hun kinderen gestraft zijn omdat ze agressief waren. Agressiviteit is vaak een reactie op verbale agressie. Ouders vragen ook hoe ze hun kinderen moeten leren omgaan met racistische uitspraken zonder dat ze zichzelf verliezen. Scholen zien dikwijls alleen het fysieke geweld, terwijl verbaal geweld niet wordt opgemerkt. Het wordt niet ernstig genomen en de impact ervan wordt onderschat.’

Volgens Laquière ligt een deel van de oplossing bij de opleiding van de leerkrachten. Die moeten niet alleen de theorie over diversiteit kennen maar ook leren wat diversiteit in de praktijk betekent. ‘Ze moeten tijdens hun opleiding geconfronteerd worden met conflictsituaties en getraind worden over hoe ze daarmee kunnen omgaan. Dat is overigens wat we doen met de ouders. We leren hoe ze hun probleem op school kunnen aankaarten. Het heeft geen zin om zich kwaad te maken op een leerkracht of ruzie te maken met de directie. Dat lost niets op.’

 

Onderzoeksmethode

MO* organiseerde in de loop van december drie focusgroepgesprekken met kinderen tussen zeven en elf jaar. In Antwerpen namen zeven kinderen deel, in Brussel en Gent telkens twaalf. De meerderheid van de deelnemers was van Turkse of Marokkaanse afkomst. De focusgroepen werden begeleid door de MO*redactie in samenwerking met psychotherapeut Sven Van Der Aa van het Centrum voor Geestelijke Gezondheid Andante in Antwerpen. Tijdens de focusgroepgesprekken van 1,5 uur werd de kinderen op speelse wijze gevraagd te vertellen over hun leefomgeving, familie, tradities, thuis, school, vrienden…

Het was een bewuste keuze om enkel autochtone kinderen voor de focusgroepen uit te nodigen. De eerste reden is dat we voorrang wilden geven aan de levenssfeer van allochtone kinderen, aan hun gevoelens en hoe ze hun werkelijkheid ervaren. De tweede reden is dat we niet de indruk willen geven dat we autochtone kinderen van racisme beschuldigen. We wilden ook niet verwikkeld raken in de discussie of kinderen racistisch kunnen zijn uit zichzelf of als een gevolg van hun opvoeding.

Om de privacy van de kinderen en de ouders te beschermen, zijn hun echte namen in dit artikel vervangen door fictieve.

 

Racisme

Het thema racisme ligt gevoelig in de maatschappij, dat is duidelijk gebleken bij de totstandkoming van dit dossier. In de loop van het onderzoek hebben we geleerd om het woord racisme te vermijden. Niet alleen gaan bij heel wat scholen de deuren dicht bij het horen van de term, ook deskundigen springen heel voorzichtig met het begrip om. Zelfs allochtonen zijn bang voor het woord. Een allochtone leerkrachte zei zelfs dat in haar school racisme helemaal niet voorkomt. Nochtans volgt één van de gepeste kinderen die we spraken les in haar school.

En wat te denken van autochtone ouders die klagen over het gedrag van allochtone kinderen? ‘Mijn kinderen mogen van Turkse leeftijdsgenootjes niet op het plein spelen. Is dat racisme?’, vraagt een vader. Ook Norbert van Beselaere, als hoofddocent verbonden aan het Centrum voor Sociale en Culturele Psychologie van de KU Leuven, vindt dat er moelijk kan gesproken worden over racisme wanneer het om kinderen gaat. ‘Kinderen worden gepest omdat ze anders zijn. Een autochtoon kind kan ook gepest worden omdat hij ros is of een bril draagt. Racisme is een juridische term die niet gebanaliseerd mag worden. Als we het woord te pas en te onpas gebruiken dan verliest het zijn kracht’, zegt hij.

Dat is niet de mening van psychologe Birsen Taspinar. ‘Tussen pesterij en pesterij is er een verschil’, zegt Taspinar. ‘Het profiel van de gepeste kinderen en kinderen die met racisme te maken hebben is niet hetzelfde. Ook de meest assertieve allochtone kinderen kunnen met racisme te maken krijgen. Welk verschil wordt als minderwaardig gezien en welk verschil is minder erg om te hebben? Hoe zwart ben jij? Zwart en wit is anders dan ros. Het is een heel andere dimensie. Het heeft te maken met wie je bent. Het heeft ook met machtsverhoudingen te maken. Je kunt ros haar hebben maar erbij horen en deel uitmaken van de middenklasse. Maar een zwart kind dat een bril draagt, dat is iets heel anders.’

Ook sociologe Nadia Fadil vindt dat we niet bang moeten zijn om problemen te benoemen, integendeel. ‘Een goed begrip van racisme is belangrijk willen we het fenomeen begrijpen en bestrijden’, zegt ze. ‘Meestal wordt racisme herleid tot de aanwezigheid van beledigingen of anti-vreemdelingenstandpunten. Maar we mogen het institutioneel racisme niet uit het oog verliezen. Want racisme zit ook in de uiteenlopende verwachtingen die men koestert ten aanzien van bepaalde kinderen omwille van hun huidskleur, culturele en sociale achtergrond. Leerkrachten identificeren zich met witte middeklassekinderen, en verwachten dus evenveel van deze kinderen. Ten aanzien van arme, allochtone kinderen wordt de lat lager gelegd, worden problemen als “culturele problemen” gezien en gaat men veel sneller concluderen dat het kind het niet aankan. Het gaat dus om meer dan beledigen en pesten alleen. Het gaat om institutioneel racisme dat ook in het onderwijs aanwezig is, maar dat onbenoemd en onzichtbaar blijft. Dat is veel desastreuzer omdat kinderen van zwakke, migrantenkomaf geen eerlijke kans krijgen in het onderwijs’.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2776   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2776  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.