Marokkaanse spionage in België

De Marokkaanse geheime diensten zijn al lang actief in België. In 2006 publiceerde MO*journalist Kristof Clerix het boek “Vrij Spel. Buitenlandse geheime diensten in België”Het hoofdstuk over de Marokkaanse geheime diensten kan u hieronder integraal herlezen.

De Marokkaanse gemeenschap vormt de grootste migrantengemeenschap in ons land. Vanaf de jaren zestig zijn tienduizenden Marokkanen naar België gemigreerd. Om controle te houden over de uitgeweken gemeenschappen zette Rabat in verschillende Europese landen informele netwerken van informanten op. Ze werden bekend onder de naam ‘Amicales’, de ‘vrienden van Marokko’, zeg maar. De omvang en doeltreffendheid van het Marokkaanse inlichtingenwerk in België werden duidelijk toen Marokkaanse migranten op vakantie gingen naar hun vaderland.

Met twee volgeladen auto’s vertrokken ze in juli 1984 op vakantie naar Marokko, de gezinnen van Mustafa en zijn Belgische kameraad Johan. Via Frankrijk en Spanje bereikten ze de Marokkaanse grens. Mustafa: ‘We gaven onze paspoorten af aan de douanecontrole. “Kunt u uw naam nog eens schrijven?” vroeg een van de politieagenten. Ze wilden zeker zijn dat ik het was.’ En toen begon de miserie. ‘Mijn vrouw en het gezin van Johan mochten doorrijden. Ik moest van de douane tot ’s avonds blijven wachten. “Het is voor een interview”, zei de politie.’

Mustafa werd meegenomen naar het politiecommissariaat van Tanger, aan de Marokkaans-Spaanse grens. ‘Ik werd opgesloten in de kelder van het commissariaat, samen met andere mensen die ik van haar noch pluim kende. Niemand legde mij uit waarom ik werd gevangengezet. Ik had wel een beetje schrik, ik wist niet wat er met mij zou gebeuren. Ik besefte intussen wel dat ze mij wilden uithoren over mijn activiteiten in België.’

Mustafa was op zijn achttiende van Marokko naar België verhuisd om verder te studeren. Hij belandde uiteindelijk in de welzijnssector, organiseerde debatten en socioculturele activiteiten en gaf Arabische les aan Marokkaanse kinderen en volwassenen. Mustafa: ‘Ik denk dat het grootste probleem voor Marokko was dat ik niet “van hen” was. Ik werkte rond integratie. Ik probeerde Marokkanen te organiseren en wees hen op hun rechten in België. Daarnaast was ik ook binnen de vakbonden ABVV en ACV actief. Ik had wel een zekere invloed binnen de Marokkaanse gemeenschap in België. Misschien zag Marokko mij daarom als een mogelijk gevaar.’

Zes dagen lang wachtte Mustafa in de kelder van het commissariaat van Tanger op zijn interview. Het waren kille, bange dagen op water en brood. ‘Plots kwamen ze mij halen. De politie begon allerlei vragen te stellen over België. “Wat doet u in België? Welke relaties heeft u met politieke partijen?” En dan kwam het: “Bent u actief bij de Amicales?” Neen. “Waarom niet?” Ik antwoordde dat ik niet echt van de Amicales hield, ik heb het eerlijk gezegd. Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik tegen de Amicales was. Voor mij waren dat mensen die anderen onder druk zetten en inlichtingen doorspelen.’ De volgende dag werd Mustafa opnieuw ondervraagd. Zelfde vragen, zelfde antwoorden. ‘Gelukkig hebben ze mij niet aangeraakt, ik ben niet geslagen of zo. Op dat punt ben ik wel blij, want je hoort soms wel eens andere verhalen.’ Na dertien dagen gevangenschap mocht Mustafa beschikken. ‘Ik weet het nog goed, het was op een vrijdag. “U mag gaan, maar uw reispas krijgt u niet mee”, zeiden ze. “U krijgt later nog bericht van ons.” ’ Mustafa reisde onmiddellijk door naar zijn familie in Marokko.

‘De dag nadat Johan terug naar België was vertrokken, klopte de Marokkaanse politie bij mijn familie aan. Ik moest naar het politiebureau in Rabat gaan, waar ik opnieuw ondervraagd zou worden. Tijdens dat interview stelde de politie heel andere vragen dan de vorige twee keren. Ze bleven maar doorvragen over bepaalde activiteiten en vergaderingen in België. “Op die dag tijdens die vergadering heeft u dat en dat gezegd. Hoe zit dat?” Dan denk je: hoe weten die dat? Op dat moment besefte ik dat in België overal infiltranten zitten. Zo had ik in België op een vergadering over Arabische taallessen eens laten vallen dat ik het geen goed idee vind dat Marokkaanse leerkrachten die geen letter Nederlands kennen in België Arabische les geven aan Marokkaanse kinderen. Dat wisten ze. Ze citeerden ook uitspraken van mij uit vergaderingen in een wijkcomité in Antwerpen. Ze kenden zelfs mijn Marokkaanse vrienden in België. Helemaal op het einde van het interview volgden vragen over Johan, mijn Belgische kameraad. “Hoe ken je hem? Waarom is hij naar hier gekomen? Heeft hij contact gezocht met gezinnen die problemen hebben?” Toen viel mijn frank: eigenlijk waren ze vooral in Johan geïnteresseerd. Johan was in die tijd in België actief rond de oprichting van een comité tegen repressie in Marokko. Plots herinnerde ik mij dat kennissen uit de Marokkaanse gemeenschap mij voor de reis een aantal vragen hadden gesteld over Johan.’

Na het interview in Rabat kreeg Mustafa zijn paspoort terug. ‘De politie zei: “Vertel tegen niemand wat hier gebeurd is. Als mensen vragen stellen, zeg je maar dat het een vergissing was.” ’ Een paar dagen later keerde Mustafa naar België terug. ‘Thuis hoorde ik dat er allemaal verhalen over mij de ronde deden. Er was zelfs sprake van liquidatie. Die verhalen werden verteld om mensen bang te maken. In de jaren zeventig en tachtig was er best wel veel paranoia in de Marokkaanse gemeenschap in België. Als je bijvoorbeeld tegen iemand over de mensenrechtensituatie in Marokko begon, reageerde die soms bang: “Ik wil niet dat je met mij daarover praat.” Het incident in Marokko heeft mijn leven in België niet echt veranderd, maar ik let sindsdien wel beter op mijn woorden. Soms moet je twee keer nadenken voor je iets zegt tegen mensen die je niet goed kent.’

Mustafa is lang niet de enige Belgische Marokkaan die tijdens een bezoek aan zijn vaderland op de rooster werd gelegd nadat de Amicales zijn privéleven in België hadden uitgepluisd. In het artikel ‘Marokkaanse vrienden spioneren’ liet de Gazet van Antwerpen in 1997 een ander Marokkaans slachtoffer aan het woord: ‘Marokkanen die een bezoek brachten aan hun vaderland werden gewoon gearresteerd. Ikzelf zat zeventien dagen vast in de cel en werd meermaals ondervraagd door de geheime dienst van koning Hassan II. Men wist alles van mijn activiteiten in België. En dat waren meestal vakbondsvergaderingen. Zeker geen protestacties tegen het Marokkaanse regime.’ ‘De familie die nog in Marokko woonde, werd eveneens onder druk gezet’, voegt een andere getuige daaraan toe. Het Marokkaanse regime had vooral schrik dat immigranten ‘besmet’ zouden worden door democratische virussen: vakbonden, sociale zekerheid, verkiezingen…, en die naar Marokko zouden importeren. Het artikel zoomde verder in op de activiteiten van het beruchte ‘vriendennetwerk’: ‘De Amicales schrikken er niet voor terug kritische Marokkanen te bedreigen en te bespioneren. Het consulaat van zijn kant controleert de Marokkaanse gemeenschap via banken, sportclubs, moskeeën en islamleraars. Vroeger bestonden de Amicales uit gewone arbeiders, nu zijn het kaderleden zoals dokters, bankdirecteurs, voorzitters van sportclubs en moskeeën. (…) De Marokkaanse Amicales ontstonden in de jaren zeventig. De vzw Association de Solidarité des Travailleurs et Commerçants Marocains, zoals de Amicales officieel in België heten, kreeg steeds meer invloed in de Marokkaanse gemeenschap. Deze vriendenkringen, rechtstreeks gecontroleerd door de Marokkaanse overheid en het consulaat, schrokken voor niets terug.’

‘Klikspanen bestaan nog altijd’

Op de tafel staat verse muntthee. Familie en vrienden wandelen het gezellige huis van Mohamed el Baroudi in Sint-Joost-tenNode binnen en buiten. El Baroudi is een bekend figuur chez les Marocains à Bruxelles. Iemand waar met bewondering over wordt gesproken. Toen ik hem op aanraden van een collega belde voor een gesprek over de Amicales, aarzelde hij geen seconde.

Geboren in 1935 in de regio van Casablanca groeide el Baroudi op tijdens de periode van het Franse protectoraat. In de linkervleugel van de nationale bevrijdingsbeweging zette hij zich in voor de onafhankelijkheid van Marokko. Na de onafhankelijkheid in 1956 vervoegde el Baroudi de opkomende partij van Mehdi Ben Barka, de Union Nationale des Forces Populaires. En dat was in Marokko not done. El Baroudi was vooral actief in de krant van de partij, Liberation.

Toen el Baroudi op 16 juli 1963 in Frankrijk op missie was, hoorde hij dat zijn kameraden en partijgenoten in Marokko waren gearresteerd. El Baroudi: ‘Duizenden mensen werden opgepakt, niet alleen de kaders van de partij maar ook alle militanten. Ze werden gemarteld in geheime centra. Daarna volgden processen: sommigen werden ter dood veroordeeld, anderen kregen levenslang. De aanklacht? We zouden een coup aan het voorbereiden zijn tegen het regime. La justice du coup d’état. Telkens iemand vervelend deed, riep men dat in.’

Na 16 juli 1963 heeft el Baroudi zijn vaderland nooit meer teruggezien. ‘De datum staat in mijn geheugen gegrift. Aanvankelijk verbleef ik in Frankrijk maar na een tijdje voelde ik daar de aanwezigheid van de Marokkaanse politie, op zoek naar gevluchte opposanten. Je zag hen op straat en in cafés opduiken. Nadat ik op een avond werd achtervolgd door twee onbekenden, ben ik uit Frankrijk weggevlucht.’ Via Zwitserland en Algerije belandde el Baroudi in 1966 in België. Hij ging aan de slag als leerkracht Arabisch in middelbare scholen in Brussel.

‘In België heb ik mijn politieke activiteiten verdergezet, maar op een andere manier. Ik verliet de Union Nationale des Forces Populaires en begon me meer en meer voor het concept “democratie” te interesseren. Dat was voor mij een ontdekking. In de periode dat duizenden Marokkanen naar België migreerden, ben ik me gaan bezighouden met de Marokkaanse gemeenschap.’ El Baroudi hielp met de opvang van nieuwkomers. ‘Van de socialistische vakbond FGTB kregen we aan het Zuidstation een eigen lokaal ter beschikking. Daar organiseerden we het onthaal van inwijkelingen uit Marokko. Binnen de vakbond richtten we ook een autonome Marokkaanse organisatie op, Le Fonds de Solidarité Maghrebine. Op die manier heb ik heel veel Marokkanen leren kennen.’ El Baroudi zette alfabetiseringscursussen op, want veel migranten konden lezen noch schrijven. Hij stond ook mee aan de wieg van een oudervereniging en de eerste Marokkaanse voetbalploeg in België, de Union Sportive Maghribine.

‘Om te begrijpen waarom de Amicales geïnteresseerd waren in mijn activiteiten, moet je weten dat ik met andere Marokkanen een onthaalbasis had gecreëerd voor migranten uit Marokko. Uit solidariteit namen wij de taak op ons die de Marokkaanse noch de Belgische overheid had opgenomen. Eens dat onthaal er was, begonnen we de aanwezigheid van de Amicales te voelen. Ze zeiden: “Stop met die organisaties, anders zullen jullie in Marokko problemen krijgen.” De eerste ontmoeting herinner ik me nog goed. Drie Marokkaanse arbeiders waren omgekomen tijdens afbraakwerken in Zaventem. Dat was in 1970. Met onze vakbond Fonds de Solidarité Maghrebine hebben we de families van de arbeiders verdedigd tegen de patron. Plots kregen we in ons vakbondslokaal aan het Zuidstation bezoek van een groepje Marokkanen die we niet kenden. Het waren zeker geen arbeiders, daarvoor zagen ze er te afgeborsteld uit. Ofwel waren het diplomaten, ofwel Marokkaanse politieagenten. Ze zeiden: “Laat die zaak rusten, dat is iets voor de ambassade en het consulaat. Jullie doen politiek werk, dat mag niet.” Uiteindelijk vertrokken ze met een dreigende blik in hun ogen: “Jullie zullen nog wel zien.” Toch hebben we zelf de lijken van de drie arbeiders teruggestuurd naar Marokko en de rechtszaak tegen de patron gewonnen.’ El Baroudi balt zijn vuisten. ‘Dat was de eerste keer dat we ons capabel hebben getoond om onze rechten te verdedigen. Dankzij de solidariteit van de Belgische vakbond.’

Niet alleen in de vakbond maar ook in de andere zelforganisaties lieten de Amicales van zich horen. ‘Gezinnen die actief waren in onze oudervereniging werden benaderd door andere Marokkanen. Ze zeiden niet dat ze van de politie waren, maar hun manier van doen liet er geen twijfel over bestaan. “Wat doet u bij die meneer el Baroudi? U weet toch dat hij door de politie van zijn land wordt gezocht? Hij is tegen de Marokkaanse regering.” ’

Ereconsul

‘Voor de Amicales werden opgericht, bestond er al een zekere vorm van controle op de Marokkaanse gemeenschap: via de Marokkaanse bank, het consulaat en de vliegtuigmaatschappij Royal Air Maroc’, zegt el Baroudi. ‘De naam Amicales dook vanaf 1973 pas echt op als een organisatie met een structuur en een taak. Officieel heetten ze Les Amicales des Travailleurs et Commerçants Marocains. Was het een vakbond? Neen. Het was officieel een vereniging om de belangen van arbeiders en handelaars te verdedigen, zonder te verduidelijken over welke belangen het ging. In een vakbond is dat duidelijk: salarissen, arbeidsomstandigheden, enzovoort. Maar wat waren de belangen van de Amicales? Dezelfde als die van de Marokkaanse overheid.’ Volgens el Baroudi werd in elke regio met een concentratie aan Marokkanen een lokale afdeling van Amicales opgericht: Brussel, Charleroi, Luik, Antwerpen, Bergen en Limburg. ‘De Amicales waren heel actief in cafés, moskeeën en op marktplaatsen. Ze waren overal waar ze gesprekken konden afluisteren. De Marokkaanse overheid was immers bang dat Marokkaanse migranten nieuwe ideeën zouden leren kennen, zoals democratie of een administratie zonder corruptie. In Marokko draaide alles rond corruptie, van hoog tot laag. In België staat de administratie ten dienste van de burgers, in Marokko was dat andersom. Die nieuwe ideeën vormden dus een bedreiging voor het regime in Rabat.’

Volgens el Baroudi waren de Belgische politieen inlichtingendiensten op de hoogte van de activiteiten van de Amicales en hun banden met de Marokkaanse overheid. ‘Dat staat vast. Maar hielden ze de Amicales ook in de gaten? Stonden ze klaar om in te grijpen wanneer de Amicales over de schreef gingen? Dat weet ik niet.’ Pittig detail: Albert Raes, die van 1977 tot 1990 aan het hoofd stond van de Belgische Staatsveiligheid, is vandaag ereconsul van Marokko.

Bomalarm

In 1974 richtte El Baroudi samen met vrienden de Regroupement Démocratique Marocain (RDM) op. El Baroudi, trots: ‘De RDM was geen politieke partij maar een beweging met als basis de democratie. Officieel ging het om een soort feestcomité. We waren met ongeveer veertig militanten maar op feesten bereikten we tot drieduizend mensen.We maakten het grote publiek duidelijk dat we er waren om ons tegen de Amicales te verdedigen. Die waren intussen heel talrijk en alomtegenwoordig in België.’ Ongenode bezoekers op die RDM-feesten: de Amicales.

Op 15 december 1979 vierde de RDM zijn vijfjarig bestaan met een grote fuif in de Hallen van Schaarbeek. Diezelfde ochtend doken in de Brusselse migrantenwijken vreemde pamfletten op: ‘Wij laten onze Marokkaanse gemeenschap in Brussel weten dat er een bende actief is tegen ons geliefde vaderland Marokko. De bende wordt financieel gesteund door verschillende ambassades vijandig aan ons vaderland, om binnen de Marokkaanse gemeenschap verdeeldheid te zaaien. Deze bende organiseert op 15 december een fuif om de reputatie van ons land en de belangrijkste nationale zaak – de Marokkaanse Sahara – te schaden. Daarom moeten jullie, Marokkanen, zoals altijd jullie nationaal sentiment tonen, namelijk door die fuif te boycotten en jullie kinderen te verbieden ernaartoe te gaan. Het is gepast om jullie de namen mee te delen van de verraders die in opdracht van hun meesters werken, zodat jullie voor hen kunnen oppassen. Het gaat om: (le chef) El Baroudi, Mohamed, (…)’ Het pamflet was ondertekend door het ‘Comité Exécutif pour la Défense de la Patrie’.

Een niet geheel ongekleurd verslag van het verloop van de feestavond in de Hallen van Schaarbeek staat te lezen in een tweemaandelijkse uitgave van het Comité contre la Répression au Maroc, een Belgische vereniging die de mensenrechtensituatie in Marokko op de korrel nam: ‘In weerwil van de intimidatie antwoordden de Marokkaanse arbeiders met een massale aanwezigheid op het feest van de RDM. Er was zoveel volk dat de aanwezigen zich echt een weg moesten banen door de massa. Het vervolg van de evenementen neemt elke ambiguïteit over de ware identiteit van het “Comité Exécutif pour la Défense de la Patrie” weg. De Amicales stelden vast dat hun pamflet geen succes had gehad en besloten dan maar zelf naar de feestzaal te trekken, sommigen gewapend met staven en stokken, om er tweedracht te zaaien. Maar het publiek liet zich niet vangen door hun provocatie. Sommige arbeiders die de leiders van de Amicales waren gevolgd, beseften dat ze waren beetgenomen en sloten zich aan bij de feestvierders. Daarop verlieten de provocateurs de zaal en namen hun toevlucht tot een bomalarm. Wat later stond het publiek op straat maar bleef, ondanks de koude en de regen, geduldig wachten tot de zaal was geïnspecteerd. Waarna ze enthousiast de zaal opnieuw binnengingen en op die manier een kwetsende nederlaag toebrachten aan hun vijanden.’

Een kogel in je hoofd

‘Ze noemden ons verraders betaald door het buitenland’, zegt el Baroudi. ‘Natuurlijk heb ik schrik gehad voor une balle dans la tête. Voor ik een vrouw en kinderen had, trok ik mij er niets van aan. Maar als je een gezin hebt, draag je een verantwoordelijkheid. Eens de publieke opinie in België mij kende, wist ik wel dat ik een zekere vorm van bescherming had. De Belgische publieke opinie heeft mij beschermd, en daar ben ik erkentelijk voor.’

Volgens el Baroudi bestaan de Amicales nog altijd. ‘Dat staat vast. Marokko heeft niet alleen nood aan mensen die de overheid in een goed daglicht stellen, maar ook aan mensen die de migranten in het buitenland in de gaten houden. Sinds een twintigtal jaar zijn de Marokkaanse autoriteiten aan het uitzoeken hoe ze de Amicales kunnen vervangen door iets dat niet sale is. De publieke opinie in Europa houdt immers niet van de Amicales. Maar ze bestaan nog altijd, les mouchards, mensen die verklikken. Klikspaan is geen mooi woord he? Spion, dat is nog een vak. Maar la mouchardté, dat is een eigenschap.’

‘Na de dood van koning Hassan II in 1999 reageerde de Marokkaanse gemeenschap met opluchting. Mensen begonnen te praten en durfden dingen zeggen die ze vroeger angstvallig stilhielden. Maar langzaamaan merkten we dat er niet zo veel veranderd is, zelfs al is er nu meer vrijheid van meningsuiting. De repressie onder Hassan II was direct. Nu is de stijl wat veranderd en is het minder direct. De onafhankelijke pers kan bijvoorbeeld wel dingen schrijven die vroeger niet konden, maar journalisten begeven zich wel in een mijnenveld. Regelmatig worden in Marokko processen tegen journalisten aangespannen. Want les choses sacrés – de koning, de islam en de eenheid van het land – blijven onaantastbaar. Daar mag je niet aan raken. Maar het criterium tot hoever je mag gaan, dat is arbitrair.’

‘U weet toch dat een voormalige Belgische journalist een klacht heeft ingediend tegen een onafhankelijke Marokkaanse krant?’ Mohamed el Baroudi heeft het over Claude Moniquet van het European Strategic Intelligence and Security Center (ESISC).

Drie miljoen dirham

In november 2005 publiceerde het ESISC een rapport over het Polisario Front.369 Dat ijvert voor de onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara sinds het gebied in 1975 door Marokko is geannexeerd. Een patstelling dus: Polisario wil onafhankelijkheid, Marokko wil de Westelijke Sahara koste wat kost behouden.

In het Polisario-rapport sluit Moniquet de onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara a priori uit: ‘De internationale gemeenschap en de VN zouden de moed en de helderheid moeten hebben om in te zien dat de onafhankelijkheidsoplossing niet uitvoerbaar is en, in ieder geval, onmogelijk, gezien de hevige tegenstand van een van de partijen.’ Het rapport is bovendien opvallend negatief voor Polisario: ‘De manier waarop Polisario vandaag evolueert, roept nieuwe angst op: de angst dat sommige strijders en leiders hun toevlucht zouden zoeken tot terrorisme, radicaal islamisme of internationale misdaad. Die ontwikkeling zou de stabiliteit van heel Subsahara-Afrika bedreigen, bijgevolg ook de veiligheid van verschillende Afrikaanse staten en op lange termijn ook die van Europa.’

Het ESISC publiceerde zijn rapport een paar maanden nadat Polisario zijn laatste Marokkaanse gevangenen had vrijgelaten. Met andere woorden: nadat Polisario op een positieve manier de internationale media had gehaald, lanceerde het ESISC een rapport waarin het Polisario niet bepaald sympathiek afschildert. Toeval of niet, voor Rabat kwam het rapport niet ongelegen. Heeft Marokko een hand in het rapport van Moniquet? Het onafhankelijke Marokkaanse weekblad Le Journal Hebdomadaire heeft in ieder geval zijn twijfels.

‘Un rapport sur commande’, een rapport op bestelling, titelde Le Journal Hebdomadaire op 3 december 2005. Het weekblad stelde de objectiviteit van het intussen beruchte Polisario-rapport in vraag: ‘Het zou niet verwonderlijk zijn dat het Koninkrijk Marokko een beroep zou kunnen gedaan hebben op een of ander privaat bedrijf (van een van zijn talrijke lobbyisten) om het recente rapport over het Polisario Front te bestellen. Een hypothese die versterkt wordt door de methodologie van het analysewerk dat in het kader van deze studie is gebeurd.’370 Moniquet kon er niet mee lachen. Hij daagde Aboubakr Jamaï en Fahd Iraqi, respectievelijk directeur en journalist van Le Journal Hebdomadaire, in Marokko voor de rechtbank wegens smaad.

Op 16 februari 2006 gaf de rechtbank in Rabat Moniquet gelijk. Het Marokkaanse weekblad werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van niet minder dan 3 miljoen dirham, zowat 300.000 euro. Op de dag van de uitspraak was ik net bij Moniquet thuis voor een interview. Omstreeks 12 uur kreeg hij een telefoontje: ‘We hebben gewonnen.’ Moniquet bleef er stoïcijns kalm bij, geen vreugdetaferelen of champagnekurken. Moniquet: ‘Mijn probleem met Le Journal Hebdomadaire is dat het schrijft dat het Polisario-rapport besteld en betaald is door de Marokkaanse overheid. Dat klopt niet. We hebben het rapport uit eigen beweging opgesteld en het is betaald met onze algemene fondsen, afkomstig van onze donors. Als je het rapport leest, zal je merken dat we een eigen standpunt hebben in dit verhaal. Maar ik ontken dat we door de Marokkaanse overheid gefinancierd zijn om het rapport te schrijven.’ Op 18 april 2006 bevestigde het hof van Beroep de veroordeling van Le Journal Hebdomadaire.

Er zit een wrang smaakje aan het hele verhaal. Vooral de buitensporig hoge schadevergoeding die de rechtbank oplegde, roept vragen op. Moest het onafhankelijke Le Journal Hebdomadaire mondddood worden gemaakt? Voor het blad betekent het vonnis immers mogelijk de financiële doodsteek. De opgelegde schadevergoeding van bijna 300.000 euro komt overeen met ‘143 jaar het wettelijke minimumsalaris in Marokko.’372 Nog een vergelijking om een en ander in de juiste context te plaatsen: wanneer je in Marokko per ongeluk iemand doodrijdt, is de gemiddelde schadevergoeding zowat 3000 euro.373 Na de beslissing van het hof van Beroep in Rabat om de schadevergoeding te handhaven, haalde de ngo Reporters Zonder Grenzen zwaar uit naar het Marokkaanse gerecht. ‘De rechters proberen duidelijk het weekblad de kop in te drukken door de buitensporige schadevergoeding te bevestigen, de grootste die ooit is toegekend in een smaadproces in Marokko. Een vertegenwoordiger van onze organisatie heeft het proces bijgewoond en heeft vastgesteld dat de rechten van de verdediging niet gerespecteerd zijn.’374 De verdediging wilde twee internationaal befaamde Sahara-specialisten opvoeren, een Spaanse en een Franse academicus, om het ESISCrapport te ontleden. Maar beide experts werden door de rechtbank niet gehoord.

‘Moniquet wist dat hij dit proces bijna niet kon verliezen. Waarom? Het is een publiek geheim dat rechters in Marokko allesbehalve onafhankelijk zijn en hun vonnissen vrijwel laten dicteren door de autoriteiten in Rabat. En die hadden nog een appeltje te schillen met Aboubakr Jamaï en zijn canard’, schreef weekblad Knack een paar weken na de uitspraak van het hof van Beroep. ‘Wie zich verdiept in de rechtszaak schrikt ervan hoe weinig eerlijk, althans naar Europese maatstaven, het proces is verlopen. Mohamed Ziane, de advocaat van Moniquet, sprak nauwelijks over de aangetaste eer of de goede naam van zijn cliënt. Ziane zette alles in op het nationalisme: door (de pro-Marokkaanse conclusies van) het ESISC-rapport in twijfel te trekken, zou Le Journal de “Marokkaniteit” van de Westelijke Sahara hebben betwist, een doodzonde.’

Spion of patriot?

Of het nu gaat om Polisario en de Westelijke Sahara of andere dossiers die van belang zijn voor buitenlandse overheden, de media spelen vaak een cruciale rol om de harten van de publieke opinie te winnen. Journalisten worden daarbij wel eens gebruikt. Dat heeft Alain Lallemand, journalist van Le Soir, een paar jaar geleden ondervonden.

Nadat het Polisario Front op een persconferentie in Brussel de media te woord had gestaan, kreeg Lallemand plots telefoon van Omar, een gepensioneerde Marokkaan uit Brussel met wie de journalist al een paar jaar contact had. Lallemand: ‘Omar wilde mij ontmoeten en zei dat hij een interessant verhaal voor mij had. Diezelfde avond ben ik bij hem langsgegaan. Omar vertelde dat hij op de Polisario-persconferentie was geweest en dat hij daar rammel had gekregen van Polisario-aanhangers.’ Het gebeurde wel vaker dat Omar naar Lallemand belde met een of ander verhaal. Lallemand: ‘Toen ik in de jaren negentig over de Marokkaanse islamisten van de GICM had geschreven, belde Omar mij op de redactie voor het eerst op. Hij zei: “U bent goed ingelicht. Er zijn inderdaad Marokkaanse islamisten in België.” Omar wilde mij ontmoeten voor een gesprek over de Marokkaanse gemeenschap. Hij bleek enorm goed op de hoogte van het reilen en zeilen binnen de gemeenschap. Omar gaf me informatie over Marokkaanse islamisten in België maar ook over wapenhandel, de trafiek van hasjiesj van Marokko naar België en ontvoeringen van kinderen met een Belgische moeder en een Marokkaanse vader. In Molenbeek heb ik uren en uren met Omar gediscussieerd. Hij werd een min of meer betrouwbare informant voor mij. Wanneer ik zijn verhalen kon natrekken, publiceerde ik ze in Le Soir. Kon dat niet, dan schreef ik er niet over.’

Checken en dubbelchecken, zo moet het volgens de journalistieke deontologie. Lallemand: ‘Nadat Omar met het verhaal over de vechtpartij was komen aanzetten, heb ik een paar personen gebeld die ook op de Polisario-persconferentie aanwezig waren. Een van hen was senator Pierre Galand. Die vertelde mij een heel ander verhaal: een groepje Marokkanen was naar de persconferentie afgezakt om zelf de boel te verstoren.’ Pierre Galand, die sinds 1975 voorzitter is van een Belgisch steuncomité voor het Sahrawi-volk, bevestigt dat. Galand: ‘Op het einde van de persconferentie begonnen een paar Marokkanen een Polisariowoordvoerder te beledigen. Hij werd in de hoek gedrongen en geslagen. Ik ben dan tussengekomen. De techniek is altijd dezelfde: creëer een incident op een persconferentie zodat de aanwezige pers over het incident schrijft in plaats van over de inhoud van de persconferentie. We zijn er intussen al aan gewend.’

Toen Lallemand de ware toedracht van de vechtpartij op de Polisario-persconferentie vernam, ging er een belletje rinkelen. ‘Op dat moment besefte ik dat Omar, die mij vijf jaar lang bruikbare informatie had bezorgd, me probeerde te manipuleren. Hij dacht dat ik zou schrijven dat hij rammel had gehad van Polisario. Maar het bleek net andersom: Omar had zelf ruzie gezocht. Plots besefte ik dat Omar een informant was van de Marokkaanse geheime dienst. Daarom had hij mij jarenlang al die informatie over criminaliteit binnen de Marokkaanse gemeenschap bezorgd. Wanneer die verhalen in de pers verschenen, zou de Belgische politie immers aangezet worden om in te grijpen. Ik denk dat het voor de Marokkanen onbegrijpelijk was om te zien hoe in België criminelen of extremisten hun gang konden gaan. In plaats van rechtstreeks naar de Belgische politie of Staatsveiligheid te stappen, speelden de Marokkanen het via de pers. Waarom? De Marokkaanse geheime dienst wilde volgens mij niet met kleine criminaliteit en islamisme bij de Staatsveiligheid aankloppen. Het was midden jaren negentig, de Staatsveiligheid was onderbemand, de Marokkanen wisten dat maar al te goed.’

Na het Polisario-incident heeft Lallemand zijn ‘informant’ nog een keer ontmoet. Lallemand: ‘Uit respect. Hij was tenslotte jarenlang een goede bron geweest. Ik heb Omar op de man af gevraagd of hij werkte voor de Marokkaanse geheime dienst. Hij lachte. Maar hij heeft het nooit toegegeven. Je zou Omar kunnen zien als een patriot die zijn vaderland wilde steunen. Of hij betaald werd door de Marokkaanse geheime dienst weet ik niet, maar ze gaf hem wel opdrachten. Dat blijkt uit de feiten.’

Vrij Spel. Buitenlandse geheime diensten in België door Kristof Clerix s in 2006 gepubliceerd bij Manteau. Het is niet langer voorradig.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2776   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2776  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.