Ook wie zonder auto is, leeft. Echt!

Een deel van de Brusselse horeca klaagt steen en been over het autovrij maken van “De vijfhoek” in het hartje van Brussel. Maar de problemen die de sector kent, dateren al van voor de komst van de “piétonnier”, zegt Bie Vancraeynest, die de autovrije straten nog steeds als een geschenk beschouwt.

  • © Brecht Goris © Brecht Goris

Mijn vriend L. heeft zijn voorlopig rijbewijs, op zijn veertigste. I. haalde vorig jaar het hare en reed een week later met een oude Alfa Romeo die ze van haar oma erfde naar Rome. Ook J., die in New York woont, mag er voortaan een auto besturen. Nu ben ik de enige overblijver van die kleine subgroep in mijn vriendenkring van rijbewijsloze lotgenoten. Ik ben de laatste zonder. Dat maakt mijn pleidooi hieronder misschien ongeloofwaardig. Of net niet.

Ik overleef het al, 38 jaar lang, op deze planeet, zonder rijbewijs. Nog nooit nam ik plaats achter het stuur. Het is een terugkerende nachtmerrie: ineens zit ik in een rijdende auto, in het gierende stadsverkeer, en ik moet wel. Alsof mijn onderbewustzijn mij wil aanporren. Het is de enige reden waarom ik wel eens halt houd ter hoogte van de etalage van een rijschool, waar je voorlopig nog in 24 talen kan leren autorijden. Maar eigenlijk bevalt het leven zonder me prima.

Ik hou er wel van om in de wagen te zitten, naast iemand. Toen mijn lievelingschauffeur onlangs solliciteerde voor een reeks jobs, hoopte ik vurig (maar ook een beetje beschaamd) op die met de bedrijfswagen. Reeds fantaserend over zondagse roadtrips, zoevend in een Prius door de Ardennen. Ik weet dat zo’n auto er alleen maar zal voor zorgen dat we nog meer dingen in een weekend gaan proppen en het is zonder al zo druk.

Sporadisch doe ik een beroep op iemand om me een lift te geven, of iets zwaars te vervoeren. Ik hoop dat ik die diensten compenseer met andere, gesteld dat binnen een vriendschap deze dingen überhaupt op een weegschaaltje worden afgemeten.

‘Talibanisme tegen de auto’

Een jaar na het autovrij maken van enkele straten en pleinen in het hartje van de hoofdstad zijn de inwoners verdeeld.

Tegen de wagen op zich heb ik niets, integendeel, ik reken mezelf niet tot wegbereiders van het ‘Talibanisme tegen de auto’, zoals de Brusselse schepen Marion Lemesre de voorstanders van de voetgangerszone wegzet. Een jaar na het autovrij maken van enkele straten en pleinen in het hartje van de hoofdstad zijn de inwoners verdeeld. Sommige horecazaken en handelaars klagen steen en been en zouden tegen het faillissement aan schurken. Wie net buiten de voetgangerszone woont, verstikt in het sluipverkeer. Die kritiek valt niet in dovemansoren, zo lijkt het, want de voorbije weken werden voortdurend aanpassingen gedaan waarvan de achterliggende logica niet altijd duidelijk was. Het laat de vele mensen die jarenlang geijverd hebben voor een stukje autovrije stad een beetje verweesd achter.

(Mijn theorie over files is dat er een kritische massa van chauffeurs is, die graag in de file staan en die gijzelen de rest. Zij schuiven met plezier stapvoets over periferieën en doorheen het stadscentrum. Als ze maar alleen in de wagen kunnen zitten met een bakje autosnoep en blue tooth op de radio. Maar zonder gezeur aan hun kop. Als je die auto en zijn benzine niet zelf hoeft te betalen, zit je in een klein paradijsje. )

De Brusselse horeca heeft een probleem

De voor-en tegenstanders bedienen zich van studies, foto’s, filmpjes, buitenlandse voorbeelden. De discussie woedt, zoals dat hoort anno 2016, vooral op sociale media en wordt al snel bitsig. Er is al een doodsbedreiging gemeld. Versteld, sta ik, van mensen die versteld staan van het feit dat je de vijfhoek niet meer vlotjes kan doorkuisen. Dat was toch de bedoeling?

Het is makkelijk om in deze discussie ongenuanceerd te argumenteren en in clichés te vervallen.

De Brusselse horeca heeft een probleem, dat al van voor de komst van de piétonnier dateert. Je wordt er wel eens vaker als een hond behandeld door omhooggevallen Parijse kunststudentes die nog altijd soixante-quinze zeggen als ze septante-cinq bedoelen en bij wie je je haast moet verontschuldigen als je dorst hebt, die je tegen betaling wil lenigen.

U ziet, het is makkelijk om in deze discussie ongenuanceerd te argumenteren en in clichés te vervallen. Ook ik begon al nijdig te tikken.

Wat ik vooral wil zeggen, zonder ironie en al helemaal zonder cynisme, is het volgende: wie, zoals heel veel Brusselaars en andere stadsbewoners niet over een wagen beschikt, leeft ook.

Ik verplaats mij dagelijks. Met de fiets, het openbaar vervoer of gewoon, met twee benen. Zo kom ik quasi overal. Het vraagt soms een beetje planning, maar je wint dan weer tijd omdat je nooit naar een parkeerplaats moet zoeken. Moe maak ik me niet, wanneer het te complex wordt met bus, metro of tram, of te laat, dan neem ik een taxi. ‘Wat? Een taxi? Dat is toch heel duur?’ Voor de prijs van de verzekering van een kleine personenwagen, kan ik een vijftigtal keer een taxi nemen, en ik doe het hoop en al tien keer per jaar. Ik shop, ik drink, ik eet, ik dans of ik zit op een bankje te wachten op iemand die nog een parkeerplaats zoekt.

Terwijl ik me online beken tot het voorstanderskamp, bedenk ik dat ik wel al een maand niet meer ben geweest.

Terwijl ik me online beken tot het voorstanderskamp, bedenk ik dat ik er wel al een maand niet meer ben geweest. Ik maak meteen al mijn afspraken die week op de trappen van de Beurs. Zo zit ik er om acht uur ’s avonds een laatste streep zon mee te grissen. Ik kijk neer op doorregende bloemen en uitgewaaide kaarsen. Ruim een maand na de aanslagen ligt er nog een strook van ruim drie meter breed uitgesmeerd verdriet tegen de Beurstrappen aan. Deze recente nieuwe open plek werd spontaan de plaats voor collectieve droevenis. Ook al is het nu een verlept zootje, voor mij wel het bewijs dat de stad nood heeft aan een plaats om samen te komen om te vieren én te rouwen.

Nu er geen auto’s meer voorbij razen kan ik luistervinken en de gesprekken rondom mij meevolgen. Daar is, vroeg op de avond, al wat dronken gebral bij, maar dat was alvast vroeger niet veel beter.

Ideetjes

Brussel is niet de eerste stad die een stuk van zijn centrum teruggeeft aan zwakke weggebruikers. Ik beschouw de autovrije straten nog altijd als een geschenk. We moeten de piétonnier echter nog altijd zelf verbeelden. We moeten onze ideeën projecteren op de verbleekte straatschilderijen en kapotte boomstammen die nu als stadsmeubilair dienst moeten doen.

Aan ideeën alvast geen gebrek. Zo, voor de vuist weg, bij elkaar gesprokkeld, voor u, lief stadsbestuur, gratis en voor niets…

Richt veilige speelzones in voor kinderen met fonteintjes om in te spelen. Zorg voor aangepaste verlichting ’s avonds. Schakel sfeerbeheerders in, die na zonsondergang het drankgebruik van sommige straatbewoners én toeristen in de gaten houden. Vergun riksjas die mensen die slecht te been zijn rondrijden. Installeer een service met fietskoeriers die je boodschappen tot aan een parking brengen. Deel gratis metrotickets van en naar het centrum uit, of maak openbaar vervoer in het weekend gratis.

Reduceer ons niet tot consumenten.

Handelszaken waar je echt met de auto bij moet, die kan de stad verhuizen naar andere toegankelijkere plaatsen, in een van de vele leegstaande panden in de vastgoedportefeuille van de stad, het OCMW, Infrabel. Of geef ze een voorrangsplek in een van de talloze winkelcentra die worden gepland in en rond het gewest. Reduceer ons niet tot consumenten. Engageer “Street artists in residence” die een maand lang hun stempel op de Anspachlaan mogen drukken.

Installeer in de zomer een open speelpleinwerking waar je jonge Brusselse animatoren een perfecte vakantiejob kan bezorgen. Teken een goede parkeerlus uit. Organiseer een foodtruck bijeenkomst, zet een straattheaterfestival op poten, knustel een reuze knikkerbaan, richt een openlucht talenuniversiteit in.

Probeer het gewoon, maar dan voor echt. Toon daadkracht. Zet door.

En Marc Didden? Die mag met een beurtrol achterop de fiets.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Coördinator van Vzw Toestand

    Bie Vancraeynest is coördinator van Vzw Toestand, een organisatie die leegstaande of vergeten gebouwen reactiveert tot tijdelijke en autonome socioculturele centra.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.