Boerka's en barbaren: een commentaar

Het debat gaat niet over boerka’s maar over de vraag of daarover nog een gesprek gevoerd mag worden. En dat gesprek is onmogelijk omdat de heersende onzekerheid vertaald wordt in een groeiende angst voor de barbaren. Een bezinning.

  • © Brecht Goris © Brecht Goris

‘Er gaat geen generatie voorbij zonder dat er minstens één keer hysterie ontstaat over de komst van de barbaren’, schrijft J.M. Coetzee in 1980. ‘Er is geen vrouw aan de grens of ze heeft wel eens gedroomd over een donkere barbaar die van onder het bed haar enkel vastgreep, er is geen man of hij heeft zichzelf wel eens de stuipen op het lijf gejaagd met visioenen over barbaren die zijn huis doorzoeken, het bestek aan scherven gooien, de gordijnen in brand steken, zijn dochters verkrachten.’

Wachten op de barbaren beschrijft de paranoia van de blanke minderheid in de Apartheidsperiode van Zuid-Afrika, maar is tegelijk veel universeler en op die manier een haast perfecte voorafspiegeling van de angst die na 11 september 2001 vanuit het centrum van het Rijk georganiseerd wordt, met moslims als de noodzakelijke barbaren van het christelijk-kapitalistische Westen.

Sinds 22 maart 2016 is er aan het visioen niet langer te ontsnappen. “De barbaren zijn onder ons”.

De grens tussen het Rijk en de ongekende wereld waaruit het barbaarse gevaar dreigt, is voortdurend opgeschoven. Sinds enkele jaren zien we de grensposten vanuit onze beveiligde slaapkamers, en sinds 22 maart 2016 is er aan het visioen niet langer te ontsnappen. De barbaren zijn onder ons.

Het Derde Bureau uit Coetzee’s allogorie over de apartheidsstaat interesseert zich niet in de ware levens, de inzichten of de mensen die zich aan de andere kant van de grens van het Imperium bevinden. Het Imperium is namelijk niet geïnteresseerd in het bestrijden van de dreiging die de barbaren belichamen, wel in het gebruiken van een bewust amorf gehouden dreiging voor het vestigen en herbevestigen van de centrale macht.

Dat geldt in grote mate ook voor ons. Ook wij zijn gewend geraakt aan onze eigen angst voor onze barbaren én aan de afwezigheid van hun stem in het debat over de toekomst, de wereld en het noodzakelijke samenleven. Ook in 2017 dient de dreiging vooral om de eigen bevolking te disciplineren.

Wie de grens tussen wij en zij overschrijdt en – hoe onvolkomen ook – een relatie aangaat met barbaren, haalt de verdenking op zich dat hij niet langer te vertrouwen is.

De “barbaren” van onze generatie zijn de moslims: de jongeren die hier geboren zijn en de bekeerlingen, de strenge Arabieren en de breeddenkende Bosniërs, op enkele jaren tijd is een onoverzichtelijk verscheiden verzameling van meer dan een miljard mensen in de dominante verbeelding aaneengekoekt en getransformeerd tot een gigantische, vormeloze maar ook genadeloze bedreiging.

Wie de grens tussen wij en zij overschrijdt en – hoe onvolkomen ook – een relatie aangaat met barbaren, haalt de verdenking op zich dat hij niet langer te vertrouwen is. Zo vergaat het ook het hoofdpersonage van Wachten op de barbaren. Het drama van onze tijd is exponentieel groter dan wat Coetzee beschreef, omdat onze barbaren zich steeds nadrukkelijker spiegelen aan het Rijk: ze organiseren zich in goed uitgeruste legers, ze ontmenselijken de Andere en ze behandelen iedereen die verdacht kan worden van banden met de Andere erger dan de vijand zelf.

***

Het is niet dat een ernstig gesprek onmogelijk geworden is in deze wereld. Het is dat we te vaak proberen zo’n gesprek te voeren op plaatsen waar het onmogelijk blijkt en met middelen die het onmogelijk maken: op sociale media en in de audiovisuele media. Die twee mediaplatformen zijn enorm belangrijk op het vlak van bereik, maar ze zijn uitgesproken beperkt in wat ze informatief aankunnen.

Als een erg gevoelig thema in die media gegooid wordt omdat het veel maatschappelijke emotie losmaakt en dus ook voor een groot bereik zorgt, dan krijg je dus wel een kijkcijferrecord of een discussie die viraal gaat, maar het debat vaart er zelden wel bij.

Rachida Lamrabet verdedigt in het interview de boerka niet, wel het recht om er voor te kunnen kiezen.

Alsof dat nog nodig was, werd deze stelling nog eens grondig bewezen aan de hand van het interview met Rachida Lamrabet dat in Knack verscheen woensdag 22 maart. Het interview zelf is helder en Rachida Lamrabet zet haar argument duidelijk en genuanceerd neer: een kledingverbod is een inbreuk op de vrije keuze van burgers en gaat daarom in tegen de fundamentele rechten van de mens (en meestal tegen de rechten van de vrouw).

Die basisstelling krijgt diepgang en context in het interview, met als uitgangspunt een recente kortfilm die de auteur realiseerde in opdracht van KVS en XX. Ze verdedigt in het interview de boerka niet, wel het recht om er voor te kunnen kiezen, en ze maakt duidelijk dat zij zelf geen affiniteit heeft met het intussen iconische en allesverhullende kledingsstuk.

Al die helderheid, diepgang en nuance gaat verloren in het luidruchtige debat dat als een strovuur door Facebook brandde. Dat is jammer, want Lamrabet én Knack deden hier een eerlijke poging om een ernstig gesprek over boerka’s en vrijheden op gang te brengen. Het feit dat Rachida Lamrabet koos voor het extreme voorbeeld van de boerka bevestigde echter de ergste angsten voor binnenvallende barbaren.

Rachida Lamrabet omschrijft de keuze om lijf en leden, gezicht incluis, te sluieren als een keuze om onzichtbaar te zijn en niét deel te nemen aan de samenleving. Dat is een interessante omschrijving, vooral omdat ze heel duidelijk vertrekt van een actuele, Europese context.

In de Pasjtoense gebieden van Pakistan en in Afghanistan is de boerka geen kwestie van individuele keuze, maar van culturele conventie – die zoals alle conventies opgelegd en afgedwongen, maar ook overgedragen en daardoor in zekere zin vrijwillig beleefd worden. Hetzelfde geldt voor het Arabische schiereiland en zijn onmiddellijke omgeving, met hun tradities van chador en nikaab, al is die traditie daar al langer gemuteerd tot een religieus-politieke ideologie die moet dienen om een bepaalde machtsverhouding te behouden.

De boerka is als het klassieke habijt van de kloosterzuster of als de muren van de contemplatieve orde waarachter gelovige mannen of vrouwen zich terugtrekken.

Is de omschrijving correct voor de Europese meisjes en vrouwen die volledig gesluierd wensen te gaan? Op basis van bestaand onderzoek, van Eva Brems in Gent en van Olivier Roy in Frankrijk, kan je zeggen van wel. De enkelingen die in West-Europa in volle boerka gekleed gaan, kiezen daar in negentig procent van de gevallen zelf voor en gebruiken het kledingsstuk als een letterlijk en figuurlijk gordijn tussen zichzelf en de samenleving.

Het is als het klassieke habijt van de kloosterzuster of als de muren van de contemplatieve orde waarachter gelovige mannen of vrouwen zich terugtrekken. Terugtrekking is een vorm van in zichzelf gekeerd protest dat niet probeert de andere of de omgeving te overtuigen dat ze moeten veranderen, maar dat door de weigering om mee te draaien, en dus door een radicale en ook wel zichtbare afwijzing van de norm, wel vragen stelt bij die norm.

Dat is, wat mij betreft, de meest positieve en misschien ook wel de meest optimistische lezing van de boerka in West-Europa. Binnen dit kader is de mensenrechtenbenadering van Lamrabet, en Brems en anderen, onverkort de juiste. Want door individuen hun recht op godsdienstvrijheid of vrijheid van meningsuiting te ontnemen, inclusief het recht om op geweldloze manier de maatschappij de rug toe te keren, verwijdert de maatschappij ook dissidente visies, terwijl dissidentie net cruciaal is, zeker voor dynamische en democratische samenlevingen.

Het feit dat die gedachte meteen op een publieke stellingname van een staatssecretaris kon rekenen, en uiteindelijk leidde tot het ontslag van Lamrabet door haar werkgever Unia, toont aan dat het met de vrijheid van denken in Europa en met name in Vlaanderen niet goed gesteld is. We verdedigen waarden door ze op te schorten.

***

De sluier, in zijn oneindig verschillende verschijningen, van de sensueel zwarte kanten hoofddoek uit de katholieke traditie tot de allesverhullende lichtblauwe tent waaronder Pasjtoense vrouwen zich in de buitenwereld begeven, is altijd al een belangrijke aanduiding van communautaire identiteiten geweest. Dat wordt voor ons misschien nog het duidelijkst door het intuïtieve verzet tégen de sluier in hedendaags Europa of door de keuze ervoor een deel van de gestudeerde moslimelite.

De keuze van in Europa geboren meisjes om een hoofddoek of sluier te dragen, wordt door een meerderheid van de burgers van dit land aangevoeld als een bedreiging van wat een Europese identiteit in de 21ste eeuw behoort in te houden. Dat gevoel is even sterk en, net als de gecontesteerde keuze zelf, enkel voor de eigen in-group evident.

‘Alle onderzoeken naar het boerkafenomeen concluderen dat zowat negentig procent van de meisjes die een hoofddoek dragen, dat uit eigen keuze doen.’

‘Wat ons beangstigt, is niet de traditionele religie en haar symbolen’, zegt Olivier Roy. ‘Niemand heeft er een probleem mee als een oud Marokkaans of Turks moedertje met haar hoofddoek naar het gemeentehuis komt. De schok ontstaat als de religieuze symbolen en de culturele tradities losgemaakt worden van elkaar. In Frankrijk begon het hoofddoekendebat toen in 1999 drie jonge meisjes, perfect geïntegreerd, perfect Franstalig, beste leerlingen van de klas, op een ochtend op school verschenen met een hoofddoek en verklaarden: ‘My body is my business.’

Op zo’n moment panikeren we en willen we dat soort gedrag per se terugvoeren op traditionele culturen, door te verklaren dat het de vaders, de oudere broers of het patriarchaat in het algemeen zijn die de meisjes dwingen de hoofddoek te dragen. Nochtans concluderen alle onderzoeken naar het fenomeen dat zowat negentig procent van de meisjes die een hoofddoek dragen, dat uit eigen keuze doen.’

Het argument is echter onvolledig als het alleen focust op individuele vrijheid. De boerka, de nikaab en de chador zijn, net als elke symbolische daad of teken, geworteld in tradities en tegelijk zijn ze uitingen van hedendaagse keuzes en stromingen.

Dat geldt ook wanneer het een individuele keuze betreft. Elke waarnemer van de Europese diversiteit of van de maatschappelijke veranderingen in de islamitische wereld stelt vast dat de voorbije decennia steeds meer moslimvrouwen de hoofddoek dragen, van Maleisië over Marokko tot Molenbeek.

Bij de keuze voor een boerka speelt kritiek op de westerse dominantie bijna altijd een rol.

Of het nu gaat om individuele, eerder spirituele keuzes van vrouwen dan wel om keuzes van de familie, de wijk of de omgeving, bijna altijd speelt een kritiek op de westerse dominantie een rol. Het gaat vaak om vaagweg anti-imperialistische gevoelens, die dikwijls geconcretiseerd worden in ethische verschillen -en als samenlevingen ethische keuzes maken, is bijna altijd het vrouwenlichaam in het geding.

Maar uiteraard is deze tendens binnen de wereldwijde en superdiverse “gemeenschap van moslimgelovigen” geen kwestie van kosmisch toeval of gelijktijdigheid. Individuele keuzes ontstaan bijna altijd in de context van externe voorstellen of campagnes. Stel dat elke burger zelf zou kunnen kiezen of hij al dan niet een beroep zou kunnen doen op het onvoorwaardelijk basisinkomen, dan kunnen er tientallen verschillende motivaties zijn om dat te doen of te laten, maar dat maakt niet noodzakelijk een verschil op het niveau van de uiteindelijke maatschappelijke betekenis van dat basisinkomen.

Op een vergelijkbare manier bepaalt de individuele keuze voor de sluier niet (volledig) de uiteindelijke symbolische betekenis ervan. Hetzelfde geldt trouwens voor de individuele keuze voor onthullende kleding: de persoonlijke intentie is het waard haar te verdedigen, maar dat onttrekt haar niet volledig aan de betekenis die de omgeving eraan geeft.

De individuele, emancipatorische keuze – my body is my business – staat haaks op het door fundamentalisten gepropageerde gebod dat de vrouw zich moet bedekken, omdat binnen dat betekeniskader het lichaam niet langer de zaak van de vrouw zelf is, maar van de gemeenschap. En in een strikt patriarchale cultuur betekent dat: a women’s body is a man’s business.

Het is niet aan de overheid om daarin tussen te komen. Dat doet ze ook niet, of in uiterst beperkte mate, als het over orthodoxe joden, mormoonse christenen of atheïstische libertijnen gaat. Een maatschappelijk debat, daarentegen, is wel degelijk geoorloofd en gewenst. Idealiter is er in zo’n debat grote luisterbereidheid en respect voor zowel de maatschappelijk context als de individuele keuzes. In de werkelijkheid ontbreken vandaag beide zaken, en nog veel meer.

***

De mensenrechten zijn expliciet geformuleerd als rechten die individuen en groepen kunnen doen gelden tegenover hogere overheden of machten. De vraag die ze niet of nauwelijks beantwoorden, is deze: hebben samenlevingen – naties, regio’s, steden, groepen en gemeenschappen, … – ook legitieme belangen en rechten die ze tegenover individuele burgers of inwoners kunnen laten gelden?

En gaan die verder dan de objectiveerbare veiligheidsvereisten – met andere woorden: kunnen die rechten ook sociaal of cultureel zijn, bijvoorbeeld om sociale verbondenheid en samenhang te beschermen of te versterken?

Vanuit een liberaal perspectief is het antwoord op die vragen een evident neen, want in dat denkkader is elk individu autonoom en wordt geluk ook individueel gedefinieerd. Die definitie blijkt echter steeds duidelijker ontoereikend te zijn, in westerse én niet-westerse samenlevingen en contexten. Dat bewijzen de nieuwe nationalismes, het succes van allerlei identitaire bewegingen, de terugkeer van de roep om een leidende cultuur.

Radicaal linkse antwoorden op dit dilemma ontkennen de radicaal-liberale uitgangspunten van de individuele mensenrechten – omdat ze niets dat liberaal is, willen verdedigen – terwijl ze de collectieve belangen al te vaak reduceren tot – uiteindelijk alweer individuele – sociale herverdeling, bescherming en welvaart. Het is waar dat tijdens jaren van stijgende welvaart en onder het kapitalisme nooit geziene herverdeling tussen 1950 en 1975 de collectieve identiteiten met hun vereisten om te conformeren aan rituelen en uiterlijkheden minder succes hadden. Maar dat waren ook de jaren dat de gruwel van die collectieve identiteiten nog voelbaar waren.

Olivier Roy ziet de evolutie van het debat als volgt:
‘Tot voor kort had je in Europa grosso modo twee stromingen in de politieke omgang met religie: een rechtse, identitaire christelijke politiek en een linkse, vrijzinnige politiek. Vandaag krijg je een hertekening van dat landschap, waarbij je enerzijds een verharding krijgt van het oude antiklerikale standpunt in een afwijzing van alles wat religieus is – die mensen zouden met evenveel plezier het klokkengelui op zondag afschaffen als de hoofddoek in het onderwijs – terwijl andere vrijzinnigen veel nauwer gaan aanleunen bij het oude christelijke standpunt.’

De realiteit is echter dat we in een periode leven waarin religies zich losmaken van culturen en waarin religieuze symbolen dan ook minder dan ooit culturele symbolen zijn.

‘Zij stellen dat de Europese cultuur in wezen christelijk is en beschouwen alles wat islamitisch is dan ook als problematisch voor Europa. Met andere woorden: op een moment dat nauwelijks nog iemand naar kerk gaat, wordt het traditionele christendom plots opgevoerd als een culturele barrière die nieuwkomers met hun nieuwe religie moet buitensluiten.’

‘De grondslag van de afwijzing van de islam is het ideeëngoed van de botsende beschavingen, waarin men stelt dat elke religie deel uitmaakt van een bepaalde cultuur en dat elke cultuur een religieuze grondslag heeft – wat overigens perfect hetzelfde uitgangspunt is als in de fameuze dialoog tussen de beschavingen. De realiteit is echter dat we in een periode leven waarin religies zich losmaken van culturen en waarin religieuze symbolen dan ook minder dan ooit culturele symbolen zijn.’

Dat geeft een bijzonder perspectief aan de vraag of een boerkaverbod verantwoord en nuttig kan zijn vanuit maatschappelijk belang, ook al heeft Rachida Lamrabet onverkort gelijk als ze stelt dat het een inbreuk is op de individuele rechten van (een paar) vrouwen.

Het verbod en de absolutistische manier waarop de politiek reageert op elke poging tot debat erover moet immers gesitueerd worden in een hedendaagse context van uitsluiting en polarisering, niét in een poging om een inclusieve samenleving op te bouwen met ruimte voor een diversiteit aan opvattingen, talenten en verwachtingen.

Het is daarom dat het boerkadebat (en zo veel andere “debatten”, van hoofddoek en boerkini tot taal en waarden & normen) altijd weer degenereert tot een angstig gesprek over binnenvallende barbaren. Kan iemand toch eens die plaat afzetten?

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.