Bangladesh: Het waterland warmt op

Bangladesh is ondanks zijn 160 miljoen inwoners het kleine broertje in Zuid-Azië. Nochtans gebeuren er boeiende zaken in de delta van de Ganges, de Brahmaputra en de Meghna. Economische wonderen bestaan er samen met politieke nachtmerries en sociale droomscenario’s. Bericht vanuit het waterland par excellence.

De drie seizoenen zijn in Bangladesh minder betrouwbaar dan vroeger, maar zomer, moesson en winter blijven jaarlijks terugkeren en ritmeren het leven van de meer dan 160 miljoen Bengalezen. Volgens de politieke weerkunde moet ook rekening gehouden worden met een vierde jaargetijde: het hartal-seizoen. Hartals zijn politieke of sociale acties waarbij het openbare leven en de economie platgelegd worden, van zonsopgang tot zonsondergang, of voor meerdere dagen op rij.

Bekijk ook de foto’s die Gie Goris maakte en de blogberichten die hij schreef tijdens zijn reportagereis in Bangladesh op MO.be/waterland.

Half april waaiden de scherpe hartalwinden weer over de steden van Bangladesh. Aanleiding was de verdwijning van Iliyas Ali, een vooraanstaand leider van de grootste oppositiepartij, de BNP. Enkele uren nadat Ilyas Ali niet teruggekeerd was van een nachtelijke autorit op 17 april beschuldigde oppositieleidster Khaleeda Zia haar politieke nemesis, premier Sheikh Hasina van de Awami League, ervan een campagne van verontrustende verdwijningen te organiseren. Dat moest stoppen en daarom riep de BNP op tot een hartal in het eerstvolgende weekend.

Aangezien Ali onvindbaar bleef, gingen ook het weekend daarna winkels en kantoren twee dagen dicht. Dat ging op 30 april gepaard met de explosie van zelfgemaakte bommen en sporadisch geweld op verschillende plaatsen, wat dan weer resulteerde in de arrestatie van twee belangrijke BNP-leiders.

Daarmee geraakt de polarisatie tussen BNP en Awami League helemaal op kruissnelheid. De BNP riep begin mei in elk geval op tot meer manifestaties en druk van de straat. ‘De geregeld terugkerende hartals zorgen voor een prijzenspiraal in de kleinhandel en ze ontmoedigen buitenlandse investeringen’, lieten verschillende ondernemersorganisaties weten. ‘En dat juist op het moment dat Bangladesh klaarstaat om te profiteren van de stijgende loonkosten in China.’

Goed bezig

Begin april kon minister van Buitenlandse Zaken Dipu Moni nog onbeschroomd glimmen van trots. De coalitieregering onder leiding van de Awami League zorgt ervoor dat de economie met gemiddeld zes procent per jaar groeit, zei ze tijdens een lang gesprek op paasdag. En het goede nieuws houdt volgens haar niet op bij de groeicijfers: ‘Bangladesh is de tweede grootste producent van confectietextiel en wordt een belangrijke speler op de wereldmarkt voor diepvriesvoedsel, thee, leder, porselein en medicijnen. Meer dan zestig miljoen mensen hebben een mobiele telefoon en we produceren bijna evenveel voedsel als we nodig hebben.’

Dat laatste is minder indrukwekkend dan het lijkt, want meer dan de helft van de kinderen en de vrouwen blijft ondervoed, wat betekent dat de concrete vraag naar voedsel een stuk onder de reële behoeften ligt. Volgens de Verenigde Naties is de extreme armoede op twintig jaar tijd afgenomen van 56,6 tot 31,5 procent van de bevolking. Anno 2012 betekent dat wel dat nog steeds 53 miljoen Bengalezen onvoldoende koopkracht hebben om voldoende en kwaliteitsvol voedsel aan te schaffen zodat kinderen niet geremd worden in hun ontwikkeling en volwassenen ten volle kunnen functioneren.

Dipu Moni overdrijft de economische groei lichtjes en vermeldt niet dat internationale analisten vinden dat een groei van zeven tot acht procent eigenlijk makkelijk haalbaar is als corruptie en politiek cliëntelisme aanzienlijk verminderd worden. Toch heeft minister Moni een punt als ze beweert dat haar land klaarstaat om tegen 2021 uit de categorie van de minst ontwikkelde landen te stappen.

Ook Nobelprijswinnaar Amartya Sen en zijn Belgisch-Indiase collega Jean Drèze schreven vorig jaar in een MO*paper dat Bangladesh goed bezig is: ‘In 1990 lag het inkomen per inwoner in India 60 procent hoger dan in Bangladesh, in 2001 was het verschil 98 procent (dus bijna het dubbele!). Maar tegelijk heeft Bangladesh veel meer vooruitgang geboekt op het vlak van de sociale indicatoren: levensverwachting, overlevingskans van een kind bij de geboorte, vruchtbaarheidsgraad, percentage gevaccineerde kinderen en zelfs sommige (niet alle) onderwijsindicatoren, zoals het gemiddeld aantal jaren scholing. In 1990 bedroeg de gemiddelde levensverwachting in India vier jaar meer dan in Bangladesh, maar in 2008 lag ze drie jaar lager. In 1990 lag de kindersterftegraad in Bangladesh 24 procent hoger dan in India, in 2009 lag die 24 procent lager.’

Gelukkig zonder vakbond

‘Het minimumloon is de voorbije tien jaar verdubbeld’, bevestigen Lokman en Ahmed Foze, twee leiders van de vakbond voor textielarbeiders (National Garment Workers Federation) in de oostelijke havenstad Chittagong. Op dit moment bedraagt het officiële minimummaandloon 3000 thaka, zo’n 30 euro. Op veel plaatsen worden mensen onder dat minimum tewerkgesteld, weet Ahmed Foze, maar in de speciale exportproductiezones ligt het gemiddelde loon voor textielarbeiders gevoelig hoger.

S.M. Abdur Rashid, algemeen directeur van de Bangladesh Export Processing Zones Authority, toont tijdens een presentatie in Chittagong nadrukkelijk het loonvoordeel van de speciale exportzones in Bangladesh. ‘Het gemiddelde maandloon in vergelijkbare zones in China bedraagt vandaag 190 euro, in Indonesië 102 euro, in India 83 euro en in Pakistan 61 euro. In Bangladesh zitten we op dit moment aan een gemiddeld maandloon van 36,5 euro. Daarmee blijven we nog jaren het goedkoopste land om te produceren, zelfs als de lonen hier zouden stijgen’, rondt hij tevreden af.

Als het peil van de Indische Oceaan met een meter stijgt, dan verdwijnt 18 procent van Bangladesh onder water.
De arbeiders zijn daar minder tevreden over, ook al zijn velen blij als ze in de exportzones een baantje vinden. ‘Om op een waardige manier te kunnen leven, zouden arbeiders een maandloon van minstens 70 euro moeten verdienen’, zegt Ahmed Foze. Daarom is de NGWF ook begonnen met het organiseren van vakbondskernen in de exportzones. Clandestien, weliswaar, want een van de voordelen die aan de exportbedrijven geboden wordt, is net de afwezigheid van vakbonden.

‘Als een fabriekseigenaar erachter komt dat arbeiders een vakbond organiseren, dan worden de betrokkenen ontslagen’, bevestigt Lokman. Op de vraag waarom geen vakbonden toegelaten worden in de exportzones, antwoordt Abdur Rashid dat de werknemers er zo tevreden zijn dat ze geen vakbonden wensen. Bovendien zijn er ‘workers welfare associations’, verkozen organen die de zorgen van de arbeiders bij de werkgevers kunnen neerleggen. Na enig aandringen voegt hij daar aan toe: ‘De vakbonden zijn verbonden met politieke partijen en we willen niet dat onze arbeiders zich met politiek inlaten.’

In Europa zou zo’n uitspraak volkomen onaanvaardbaar zijn, maar in Bangladesh wordt de bezorgdheid van overheid en investeerders vrij breed gedeeld. De “politiek” waarnaar Abdur Rashid verwijst, is immers de extreem gepolariseerde partijpolitiek, waarin de regeringspartij alle hefbomen van de macht bedient om haar trouwe militanten van werk, inkomen en elektriciteit te voorzien, terwijl de oppositiepartij geen aanleiding onverlet laat om de regering en de economie lam te leggen. Die conflicten zijn volgens diverse waarnemers steeds minder ideologisch gedreven en steeds meer gemotiveerd door pure machtsberekening.

Opinieonderzoek toonde negen jaar geleden al aan dat 95 procent van de ondervraagden overtuigd was van de economische schade die hartals aanrichten, terwijl 50 procent ervan overtuigd was dat de politici er geldelijk gewin uit halen. De twee grote partijen waren tussen 1947 en 2002 elk verantwoordelijk voor 12 procent van de 1172 hartals die in die periode plaatsvonden.

In de loop der jaren is het oorspronkelijk geweldloze karakter van de hartals vervangen door reëel geweld om de acties kracht bij te zetten. De Bengalese mensenrechtenorganisatie Odhikar telde in de voorbije maand april dan ook 24 dodelijke slachtoffers en 2528 gewonden bij politiek geweld, ook al was er bij het begin van de maand nog geen spoor van agitatie in de grote steden.

In Beyond Hartals. Towards Democratic Dialogue in Bangladesh, een rapport dat in 2005 geschreven werd in opdracht van het ontwikkelingsprogramma van de VN, verwijzen de auteurs naar de sociale gevolgen van de voortdurende destabilisering van het land: ‘Tussen 1947 en 1999 noteerden we 250 dodelijke slachtoffers, 13.000 gewonden en 10.000 arrestaties bij hartals. Meestal zijn de armen het eerste slachtoffer.’

Op zoek naar land

Het quasi-feodale cliëntelisme en de gewelddadige vertaling ervan in straatpolitiek vormen een ernstige bedreiging voor de ontwikkelingsplannen van de regering en de toekomstperspectieven van de armere Bengalezen. Toch lijken deze problemen in het niets te verzinken tegenover de verwachte gevolgen van de klimaatverandering. Twee derde van het land ligt minder dan vijf meter boven de zeespiegel. Met andere woorden: als het peil van de Indische Oceaan met een meter stijgt, dan verdwijnt 18 procent van Bangladesh onder water en wordt de landbouw in nog eens een ruime regio bedreigd door het insijpelen van zout zeewater in de bodem – vandaag is al 2,8 miljoen hectare kustgrond “verzout”.

Met bijna 1100 inwoners per vierkante kilometer is Bangladesh het dichtstbevolkte land ter wereld, met voortdurende voedselonzekerheid als gevolg. De meer extreme weersomstandigheden die verwacht worden, met meer periodes van droogte en overstromingen, frequentere en zwaardere cyclonen, minder voorspelbare regenval en wijzigende temperaturen zullen een uitgesproken negatieve impact hebben op de voedselproductie.

Bangladesh bereidt zich goed voor op die onvermijdelijke gevolgen van de klimaatverandering. Landbouwfaculteiten ontwikkelen bijvoorbeeld rijstvariëteiten die langere overstromingen of droogteperiodes doorstaan, of die gedijen in ernstig verzoute grond. Boeren worden gestimuleerd om hun woningen én hun groentetuinen op te hogen. Op stukken strand in het zuidoostelijke Cox’s Bazar liggen gigantische zandzakken om de oceaan, die hier elk jaar 8 millimeter hoger komt, ten minste tijdelijk tegen te houden.

Maar Bangladesh onderzoekt ook meer controversiële antwoorden, zoals het huren van landbouwgrond in Afrika. Dat zou het probleem van de voedselproductie moeten opvangen, terwijl het ook voor een deel van de bevolking een uitweg uit de overbevolkte delta zou bieden. Volgens minister van Buitenlandse Zaken Moni zijn er vorig jaar in september verkennende missies geweest naar Oeganda en Sierra Leone, maar wacht de regering nu het initiatief van privé-investeerders af.

‘Wij kunnen het ons niet veroorloven niets te doen’, zegt Dipu Moni. ‘Naar schatting twintig tot dertig miljoen Bengalezen zullen rechtstreeks getroffen worden door de klimaatverandering. Zij bedreigen het wereldsysteem echter niet, en dus wordt er in het Noorden ook geen geld vrijgemaakt om hen te beschermen tegen een probleem dat nochtans in het Noorden gecreëerd is. Op klimaatconferenties werden veel middelen beloofd voor klimaatprojecten in het Zuiden, maar we hebben daarvan nog niet veel zien aankomen in Bangladesh’, besluit ze scherp.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.