De race om Afrikaanse vis

Pirogue versus Goliath

Het lijkt surrealistisch. Aan de ene kant een vijftal kleine, houten platbodembootjes. Aan de andere kant, een metalen oceaanreus ter grootte van een voetbalveld. Nochtans ziet men dit fenomeen elke dag voor de kusten van West-Afrika.

  • Taxiarchos228 De Northern Osprey, een trawler van 66 meter lang Taxiarchos228
  • Ghjissepu Pirogues voor de Senegalese kust Ghjissepu

Een drijvend voetbalveld

De lokale vissersboten, of pirogues, zijn ongeveer acht tot tien meter lang. Door hun traditionele platte bodem zijn ze uitermate geschikt voor ondiepe wateren. Toch treffen we ze diep in zee aan, waar ze het opnemen tegen de oceaanreuzen uit Europa. Deze Europese trawlers zijn tot 100 meter lang en slepen een gigantisch trechtervormig net (trawl) achter zich. Allebei zijn ze op hetzelfde uit: Afrikaanse vis.

Vis als levenslijn

Dit artikel maakt deel uit van een driedelig dossier over de Europese visserij.
Lees ook:

In Afrika ten zuiden van de Sahara werken naar schatting zes tot negen miljoen mensen in de visserijsector. Aan de kust of in het binnenland, in de vangst of in de handel.

Landen in het Zuiden zijn verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de wereldwijde export van vis. Deze landen zullen kunnen blijven exporteren tot 2020, maar dit is niet het geval voor Afrika. In 2009 stelde het World Fish Center (WFC) bij de berekening van de consumptie in Afrikaanse landen een tekort vast.  Het WFC verwacht dat dit tekort tegen 2020 maar liefst negen keer zo groot zal zijn.

De beperkingen van de lokale visserij spelen hier een sterke rol bij. Aan de kust zijn er geen voorzieningen om de vangst in te vriezen, te verwerken en te verschepen. De vis rot dus voor de vissers ze verkocht krijgen. De beschikbare hoeveelheid verse vis zakt en daarmee ook het inkomen van de vissers. Deze moeten bovendien altijd maar dieper in zee trekken, wat met de relatief primitieve pirogues levensgevaarlijk is.

De lokale vissers ploeteren dus letterlijk in het kielzog van de Europese reuzen. Er is ook geen behoefte aan het opzetten van een lokale Afrikaanse verwerkingsindustrie voor de Europese vangsten, want de vis wordt meteen aan boord van de Europese schepen verwerkt en ingevroren. De Europese reuzen komen, zuigen de visgronden leeg en trekken weer weg.

Soumbedioune Fish MarketDe vismarkt van Soumbedioune, Dakar, Senegal © Jeff Attaway

Grof geld

Toch kiest de wet de zijde van de Europese oceaanreuzen. De EU heeft immers partnerovereenkomsten afgesloten met heel wat kustlanden wereldwijd. Deze Fisheries Partnership Agreements (FPA) kostten de Europese belastingbetaler in 2009 meer dan 150 miljoen euro, wat gelijk staat met ongeveer 16,8 procent van het totale Europese visserijbudget. Deze overeenkomst komt tegemoet aan de noden van 718 schepen, waarvan 59 procent uit Spanje, 14 procent uit Frankrijk en 10 procent uit Portugal komen.

De visgronden waarvoor de EU een FPA (rood) of een ander visserijakkoord (paars) voor afsloot en visgronden waarover een EU-lidstaat jurisdictie heeft (geel)
Bron: MRAG

Deze FPA’s gaan vaak met grote bedragen gepaard. Zo heeft de EU een overeenkomst met Mauritanië, waarbij ze 86 miljoen euro per jaar betaalt voor de vrije toegang tot de territoriale wateren. De jaarlijkse bijdragen nemen geleidelijk af van 2009 tot het einde van de overeenkomst in 2012. Volgens het Europees Parlement zorgt deze FPA, samen met de vislicenties betaald door rederijen (zie verder) voor ongeveer een derde van de jaarlijkse inkomsten van Mauritanië.

De FPA’s afgesloten door de EU. Klik op de rode cirkels om te zien over welke landen het gaat, welke bedragen met de FPA gemoeid zijn en om door te klikken naar de gegevens van de Europese Commissie.
Bron: Europese Commissie

De EU suggereert bij dergelijke overeeenkomsten wel dat 25 procent van de totale som moet worden gebruikt om de ontwikkeling van de lokale visserij te stimuleren. Maar dit gaat slechts om een suggestie. Er is dus geen enkele verplichting om dit ook op te volgen. De lokale bevolking, en zeker de kleinschalige visserij, ziet dus bijgevolg weinig van dat geld.

‘En laat me je eens iets anders vragen: Hoever is het van Nouakchott (Mauritanië) naar Tokyo? En hoever naar Brussel? Lissabon? Amsterdam? Waarom hebben de Japanners hier scholen en wegen voor ons gebouwd, terwijl ze niet eens in onze wateren vissen! Sterker nog, ze kopen zelfs vis van ons!

Het klopt dat de Russen hier vissen, maar die verkopen drie procent van hun vangst aan Mauritanië. De Europeanen verkopen ons niets– ze verkopen het in Las Palmas! Ze zorgen niet voor werkgelegenheid, ze verkopen ons geen vis, ze bouwen niets. Het zijn de Chinezen en de Japanners die hier dingen bouwen. Waarom? Weet je wie er voor de vismijn in Nouakchott betaald heeft? De Japanners! Niet de Europeanen. Nooit de Europeanen!’

Mohamed Ould Saleck, voorzitter van de Artisanale vissers van het Zuiden (PAS).
Bron: To Draw the Line, Swedish Society for Nature Conservation

De SSNC (Swedish Society for Nature Conservation) bezocht in 2009 Mauritanië, Guinee-Bissau, Senegal en Guinee om er de gevolgen van de Europese visserij op te tekenen. In To Draw the Line, het rapport dat de SSNC daarover opstelde, bleek dat men in drie van de vier landen geen harde bewijzen kon vinden dat deze bijdragen de lokale visserij ooit bereikt hadden. ‘In het geval van Guinea-Bissau ondekten we dat het geld zelfs nooit het land bereikt had. Het was door de overheid in een West-Afrikaanse regionale bank geïnvesteerd’, zegt Kasja Garpe van de SSNC. Daar valt echter weinig aan te doen. ‘Dat geld is geen ontwikkelingsgeld. Het werd aan de staat betaald in een handelsovereenkomst. De EU kan dus niet zomaar bepalen wat die staat met dat geld moet doen’, aldus Garpe.

Toch zijn er een paar landen waar de EU geen akkoord mee heeft. Zo koos Namibië er bewust voor om geen overeenkomst met de EU af te sluiten. Met behulp van buitenlandse private investeringen slaagt het land erin om relatief competitief mee te draaien op de West-Afrikaanse visserijmarkt. Een ander voorbeeld is Senegal, waar de kleinschalige visserij rechtstreeks bijdraagt tot de export naar andere Afrikaanse landen en Europa. Maar recente berichten wijzen uit de vergunningen die aan buitendlandse vissers worden uitgereikt ook hier voor problemen zorgen. Rederijen (vooral uit Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en Frankrijk) betalen gemiddeld 15 miljoen euro per jaar voor hun licentie. Deze vissen voornamelijk op tonijn en bodemvissen.

92 procent van de Europese tonijnvangst werd tussen 2001 en 2005 niet in Europa gevangen.
Bron: Europese Commissie

Dezelfde problemen

Alles wijst erop dat ook de visbestanden voor de West-Afrikaanse kust sterk overbevist zijn (meer over overbevissing in deel 1 van dit dossier). Volgens het meest recente rapport uit 2007 van het Commitee on East African Atlantic Fisheries (CECAF), dat de West-Afrikaanse wateren vanuit de VN Voedsel- en Landbouworganistie (FAO) reguleert, blijkt dat de meeste visbestanden overbevist zijn of aan hun limietvangst zitten. De thiof (Witte Zaagbaars), een waardevolle en zeer gevraagde soort, is zelfs aan zijn einde in de West-Afrikaanse wateren toe.

Volgens het VN-zeerechtenverdrag (UNCLOS) dat in 1994 in werking trad, is een kuststaat verplicht om de rechten te verkopen op het overschot van de visbestanden die ze zelf niet nodig heeft. Dit veronderstelt natuurlijk dat er wel degelijk een overschot is, maar dit is heel moeilijk te bepalen. De landen bepalen zelf of er al dan niet een overschot is, maar volgens Kasja Garpe is dit allesbehalve een transparant proces. De enige relatief onafhankelijke organisatie die hiernaar onderzoek doet is de CECAF, maar ook hun resultaten leveren weinig concreets op. En het echte probleem ligt eigenlijk nog dieper: ‘Ook al mochten we weten hoeveel “overschot” elk land had, we weten niet hoeveel de EU-schepen eruit halen’, zegt Garpe.

Naast de FPA’s hebben veel kuststaten overeenkomsten met de andere grote spelers, zoals China, Rusland en Japan.  ‘Niemand heeft echt een idee van hoeveel precies al deze partijen uit de visbestanden halen’, aldus Garpe. Er worden wel zekere vangstquota opgesteld, vooral voor tonijn, maar deze kampen met dezelfde problemen als de Europese quota (zie deel 1 en deel 2 van dit dossier over de Europese visserij). De FAO stelde in 1995 een richtlijn op die bepaalt dat ‘bij onzekerheid over het al dan niet bestaan van een overschot er “voorzorgen” moeten worden genomen’. Concreter dan dit gaat de richtlijn niet.

blue fin tunaBlauwvintonijn op een Japanse markt © Dennis Tang

Dit gebrek aan transparantie moet volgens ngo-sector een sterk punt van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) worden (zie deel 1 en deel 2 van dit dossier). De EU moet meer transparantie eisen voor ze nieuwe visserijovereenkomsten afsluit, en ze moet daarbij zelf ook meer transparantie aan de dag leggen.  

Een bijkomend probleem is dat de Europese reguleringen makkelijk buitenspel kunnen gezet worden. De reguleringen die worden bepaald door de FPA wegen namelijk zwaarder door dan de lokale én Europese reguleringen. Dit wil zeggen dat Europese schepen in Afrikaanse wateren kunnen vissen met in Europa niet toegestane technieken. Dit is een probleem die de ngo-sector strikter wil toegepast zien in het nieuwe GVB. ‘De Europese visserij reguleringen moeten een absolute minimumnorm vormen, zowel binnen als buiten Europa’, aldus Garpe.

Toch is er hoop voor de toekomst. Zo werd op 10 mei door het Europees Parlement een bepaling voorgesteld die de FPA tussen Europa en Mauritanië herbekijkt. De EU wil meer nadruk leggen op transparantie in alle FPA’s, dus ook in de overeenkomsten die de kuststaten maken met China, Rusland, Korea en Japan.

 ‘Er is een zeker besef bij het beleid dat dit probleem niet langer genegeerd kan worden’, zegt Béatrice Gorez van de Coalition for Fair Fisheries Arrangments (CAPE – CFFA). Deze organisatie zat afgelopen week mee aan de onderhandelingstafel in Mauritanië waar de grote partijen belanghebbende partijen – Mauritanië, de EU en China – praatten over een praktische implementering van een te vernieuwen FPA (het huidige FPA loopt volgend jaar af).

Niet alle voorstellen door het Europees Parlement zullen makkelijk in te voeren zijn. Zo is er het voorstel dat de EU mee zorgt voor de aanleg van verwerkingsfaciliteiten langs de Mauritaanse kust. Zo wil men de lokale visserij-industrie betrekken in de FPA’s. Maar dit wil niet zeggen dat de Europese trawlers hun vis daar ook effectief gaan landen, aangezien ze zelf aan boord voor de verwerking zorgen.

‘We mogen toch voorzichtig optimistisch zijn’, zegt Kasja Garpe. ‘Het beleid onder Maria Damanaki (Europees Commissaris voor Visserij, zie deel 2) heeft alvast heel wat ambitieuze doelen vooropgesteld, en dat is een goed teken. Nu is het afwachten.’

Voor  wie meer wil weten over deze problematiek: MO* sprak in 2009 met de Marokkaans-Belgische regisseur Jawad Ghalib, maker van een aangrijpende documentaire over het lot van de Marokkaanse vissers als gevolg van de Europese visserij. Hier kunt u ook de trailer van zijn documentaire ‘The Damned of the Sea’ bekijken.

MO*magazine van mei 2008 bevat een fotoreportage door Tim Dirven over de ongenadige concurrentiestrijd van de Kaapverdische vissers.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.