Julia Gillard: ‘In 2030 verlaat de helft van de kinderen de school zonder de nodige vaardigheden, tenzij we nu écht in onderwijs investeren’

61 miljoen kinderen gaan niet naar school, 62 miljoen volgen niet het lagere secundair onderwijs dat ze nodig hebben en 141 miljoen geraken niet in het hoger secundair onderwijs. Deze Unesco-cijfers geven aan hoe dringend het is om meer te investeren in onderwijs. MO* sprak daarover met Julia Gillard, de meest prominente pleitbezorger van onderwijs in de wereld. 

  • GPE/Grant Ellis(CC BY-NC-ND 2.0) GPE/Grant Ellis(CC BY-NC-ND 2.0)
  • © Marielle Smith © Marielle Smith
  • Evan Rogers (CC BY-NC-ND 2.0) Evan Rogers (CC BY-NC-ND 2.0)
  • © DGD © DGD

De sdg’s (duurzame ontwikkelingsdoelen) kunnen alleen maar gehaald worden als we zorgen voor beter onderwijs voor allen’, zegt Julia Gillard, voorzitster van het Global Partnership for Education, een fonds dat zich uitsluitend richt op onderwijs in derdewereldlanden. Meer dan zestig regeringen, meer dan twintig internationale donors en een budget van meer dan 4,6 miljard dollar sinds de oprichting in 2003 maken van het GPE een van de belangrijkste spelers in de wereld van onderwijs in het Zuiden.

Julia Gillard was eerste minister van Australië van 2010 tot 2013, en daarvoor was ze onder andere minister van Onderwijs. Ze was onlangs in Brussel waar ze de keynote gaf op een conferentie van Educaid.

In de periode van de Millenniumdoelstellingen (2000-2015) zagen we een opvallende stijging van het aantal kinderen -en met name meisjes- die basisonderwijs volgden. Zal die lijn doorgetrokken worden in de periode 2015-2030, nu de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen veel meer nadruk lijken te leggen op duurzame economische ontwikkeling dan op sociale ontwikkeling?

Julia Gillard: Ik ben nogal optimistisch over het hele sdg-kader en over doelstelling 4, over onderwijs, onder andere omdat de meeste mensen inzien hoe groot de rol is van onderwijs om zowat alle andere doelstellingen te halen. Tegenover de mdg-periode worden de ambities hoger gelegd, met niet alleen basisonderwijs maar ook secundair onderwijs, én met een verruimde aandacht die niet alleen kijkt naar toegang tot onderwijs, maar ook naar de kwaliteit van het aangeboden onderwijs.

‘Tegen 2030 dreigt ongeveer de helft van de 1,6 miljard kinderen van schoolgaande leeftijd de school te verlaten zonder lager-secundaire vaardigheden’

Toch toon het Education Commission Report aan dat, als we gewoon doorgaan op de manier waarop we vandaag bezig zijn, tegen 2030 ongeveer de helft van de 1,6 miljard kinderen van schoolgaande leeftijd op dat moment de school zal verlaten zonder lager-secundaire vaardigheden. Dat kan zijn omdat ze niet, nauwelijks of niet lang genoeg naar school gingen, of omdat het onderwijs dat ze kregen van een veel te lage kwaliteit was. Maar ik ben er dus wel van overtuigd dat we dat slechte resultaat kunnen voorkomen.

Wat is er nodig om die 825 miljoen kinderen een betere scholing te garanderen?

Julia Gillard: Op de eerste plaats moeten er heel wat meer financiële middelen naar onderwijs in ontwikkelingslanden gaan: van de huidige 1,2 biljoen dollar per jaar moeten we naar 3 biljoen dollar. Het leeuwendeel van die bijkomende middelen moeten afkomstig zijn van interne middelen -door het innen van belastingen, onder andere- maar ook internationale hulp moet omhoog en moet een belangrijke rol spelen.

Met het Global Partnership for Education zijn we nu bezig met een nieuwe campagne om internationale middelen te verzamelen om ervoor te zorgen dat we tegen 2020 jaarlijks een bedrag van 2 miljard dollar ter beschikking hebben. Daarmee kunnen we ervoor kunnen zorgen dat er tussen 2018 en 2020 al 19 miljoen extra kinderen hun lagere school afmaken, dat 6,6 miljoen kinderen extra hun secundaire opleiding zouden afmaken, dat 1,7 miljoen bijkomende leerkrachten gevormd worden, dat grote aantallen schoolboeken verspreid kunnen worden en aanzienlijke hoeveelheden nieuwe klaslokalen gebouwd worden…

© Marielle Smith

Hoe groot is de kans dat u die ambitie kan waarmaken in een wereld waarin officiële ontwikkelingshulp eerder krimpt dan groeit, en het aandeel van onderwijs in die hulp ook al eerder daalt dan stijgt?

Julia Gillard: Het klopt dat er heel wat landen zijn waar de hulpbudgetten onder zware druk staan -onder andere in de Verenigde Staten, waar president Trump aangekondigd heeft diep te willen snijden in de internationale samenwerking- maar tegelijk zijn er toch ook landen die hun engagement voor internationale samenwerking willen volhouden.

Toch ben ik optimistisch, want ik geloof dat de wereld meer aandacht geeft aan onderwijs dan ooit tevoren. Onder de mdg-agenda stond gezondheid centraal, en ik dank dat onder de sdg-agenda die rol overgenomen wordt door onderwijs, omdat het voor iedereen duidelijk is dat ook de andere doelstellingen maar gehaald kunnen worden als de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs voor iedereen verbeterd worden.

‘Drama’s zoals de aanslag op Malala Yousufzai en de ontvoering van honderden meisjes door Boko Haram zorgen hopelijk voor meer en betere onderwijskansen voor miljoenen kinderen.’

Het zijn trouwens niet alleen overheden die dat inzien, ook lokale gemeenschappen geraken steeds meer overtuigd van het belang van onderwijs, ook en vooral voor meisjes. Dat is het resultaat van heel wat drama’s, zoals de aanslag op Malala Yousafzai, de ontvoering van honderden meisjes door Boko Haram… Maar hopelijk levert het wel meer en betere onderwijskansen op voor miljoenen kinderen.

Bij de eindevaluatie van de mdg’s was er net veel kritiek op het feit dat alle aandacht gegaan was naar de kwantiteit (meer kinderen en vooral meer meisjes op de schoolbanken) en veel te weinig naar kwaliteit. Hoe gaat men ervoor zorgen dat de sdg’s dat beter aanpakken?

Julia Gillard: Het begint allemaal bij een goed nationaal onderwijsbeleid en een plan om het onderwijs beter te ontwikkelen. Zo een plan moet opgesteld worden met actieve betrokkenheid van alle betrokkenen, van de gemeenschappen over de onderwijsmensen tot de internationale donoren. Dat klinkt misschien evident, maar in de meeste van de 89 laden waarin het GPE werkt, is er weinig tot geen traditie op dat vlak.

Het is ook niet zo simpel: er moeten voldoende scholen zijn op de juiste plaatsen, met goed opgeleid onderwijzend personeel dat gebruik kan maken van kwalitatieve schoolboeken en didactisch materiaal.

Wij steunen de ontwikkeling van zulke nationale onderwijsplannen, en om de implementatie daarvan mogelijk maken voorzien we ook middelen -maar die moeten wel aangevuld worden met stijgende belastinginkomsten en meer investeringen in onderwijs. We merken dat die binnenlandse middelen dan ook effectief gevonden worden. We merken dat meer leerlingen hun opleiding afmaken, dat de leerkrachtenopleidingen er op vooruitgaan… We zien dus dat een aanpak waarin de landen zelf het voortouw nemen in een inclusief geformuleerd onderwijsplan, dat meegefinancierd wordt vanuit internationale samenwerking, echt kwalitatieve én kwantitatieve resultaten kan opleveren.

Die stelling bevat alle correcte begrippen bevat, maar lijkt daardoor eerder uit een VN-brochure dan uit de werkelijkheid te komen.

Julia Gillard: Ik wil zeker niet de indruk geven dat het realiseren van deze plannen in de dagelijkse realiteit van landen die het al moeilijk hebben een eenvoudige zaak is, want dat is het uiteraard niet. Er zijn conflicten en debatten tussen overheden, ngo’s, donors.. Maar tegelijk is het engagement van iedereen binnen het Global Partnership for Education reëel, en wordt het ook vertaald in lokaal overleg.

Evan Rogers (CC BY-NC-ND 2.0)

‘Ik zou hopen dat kinderen door het onderwijs gevormd worden tot mondiale burgers die de kracht en capaciteit hebben om hun eigen toekomst vorm te geven, maar ook de toekomst van hun gemeenschap, land en van onze gezamenlijke planeet.’

Is onderwijs voor u op de eerste plaats gericht op economische ontwikkelingskansen of op brede, menselijke ontplooiing?

Julia Gillard: Onderwijs is zeker niet beperkt tot de voorbereiding op werk. Ik zou hopen dat kinderen door het onderwijs gevormd worden tot mondiale burgers die de kracht en capaciteit hebben om hun eigen toekomst vorm te geven, maar ook de toekomst van hun gemeenschap, land en van onze gezamenlijke planeet.

Tegelijk bereidt onderwijs je wel degelijk voor op werk, en dus op een bijdrage aan de lokale, nationale of mondiale economie. Het is geen kwestie van het ene of het andere, maar eerder van een combinatie van beide doelstellingen.

Zeker in een wereld van technologische disruptie kan een opleiding nooit beperkt zijn tot de kennis of technieken van vandaag en gisteren. Ook als je iemand wilt opleiden tot automechanicus, dan moet hij of zij meer vaardigheden hebben dan bouten los en vast zetten. Een wagen in 2017 is ten slotte een computer op vier wielen. Onderwijs moet mensen dus uitrusten met de vaardigheid om levenslang te leren en zich veerkrachtig op te stellen in een voortdurend veranderende wereld.

Dat klinkt toch erg als een onderwijsmodel voor post-industriële samenlevingen, terwijl veel landen misschien meer gebaat zijn als mensen gevormd worden om succesvol te zijn als familiale boeren, niet?

Julia Gillard: Als de nationale overheid dat als een prioriteit ziet, zal dat binnen het GPE zeker ondersteund worden. Maar als ik naar Australië kijk, waar landbouwproducten een heel belangrijk deel vormen van onze exportproductie, zie ik dat boeren maar best zeer goed geschoold kunnen zijn, zodat ze de hele gecomputeriseerde aanpak van landbouw kunnen volgen en gebruiken, en zicht kunnen houden op de hele gemondialiseerde toeleveringsketen waar ze deel van uitmaken.

© DGD

In uw toespraak voor Educaid prijst u België om zijn inzet voor digitalisering in onderwijs en ontwikkeling. Maar honderden miljoenen jongeren leven in gezinnen of gemeenschappen die niet eens toegang hebben tot elektriciteit. Is die hele digital4development niet eerder een gadget dan een levensnoodzakelijke prioriteit?

Julia Gillard: Het gaat soms fout als de focus alleen op de technologie ligt, zonder rekening te houden met de ruimere realiteit waarin het onderwijs functioneert. Als er geen of veel te weinig elektriciteit is, als er niemand is die de toestellen kan onderhouden, dan krijg je soms wel eens projecten die veel geld kosten maar geen meerwaarde voor het onderwijs opleveren. Dat kan voorkomen worden door deftige en inclusieve planning, waar alle factoren en vragen vooraf doorgedacht worden.

Onderwijs is erg gevoelig voor het globale probleem van ongelijkheid. België, bijvoorbeeld, heeft globaal genomen een van de beste kwaliteitsscores op zijn onderwijssysteem, maar wie tot de laagste klassen behoort, krijgt veel minder onderwijskansen dan in landen met een lagere gemiddelde score. Is er voldoende aandacht voor sociale ongelijkheid in het opzetten van onderwijsplannen en -systemen?

‘Het klopt volkomen dat ongelijkheid voor grote problemen zorgt op het vlak van kwaliteit.’

Julia Gillard: Het klopt volkomen dat ongelijkheid voor grote problemen zorgt op het vlak van kwaliteit. Daarom zorgen we er in onze financiering voor dat dertig procent van de middelen die een ontwikkelingsland kan krijgen voor zijn onderwijs afhankelijk gemaakt worden van een aantal benchmarks die focussen op leren, gelijkheid en de efficiëntie van het systeem. De planning moet prioritair oog hebben voor de behoeften van de armsten of meest gemarginaliseerden.

We zien in toenemende mate privéspelers op de “onderwijsmarkt”. Is dat een bedreiging voor deze doelstelling om in en door het onderwijs meer gelijkheid te realiseren?

Julia Gillard: Nationale overheden moeten zelf beslissen wie scholen kan opzetten, dat is niet iets dat van buitenaf opgelegd kan of mag worden. Er zijn landen waar grote aantallen kinderen school gaan in winstgedreven scholen, of in privéscholen die uitgebaat worden door religieuze of organisaties zonder winstgevend doel. De grote meerderheid van de kinderen blijft in scholen die door de overheid opgezet worden.

Wat telt is dat iedereen toegang heeft tot kwaliteitsvol onderwijs, wat betekent dat de ruggengraat van het systeem uit gratis en goed onderwijs voor allen moet bestaan.

Volgens Amartya Sen zorgt de aanwezigheid van dure privéscholen ervoor dat de rijken en machtigen in de samenleving minder bereid zijn om publieke investeringen in onderwijs te ondersteunen met hun belastinggeld, omdat ze hun kinderen toch naar die privéscholen sturen.

Julia Gillard: In Australië hebben we geen winstgedreven scholen, maar er zijn wél heel prestigieuze privéscholen die door religieuze organisaties gerund worden. Het belangrijkste is dan ook dat de overheid reguleert zonder rekening te houden met wie de inrichtende macht is: alle scholen moeten zorgen voor goed onderwijs, voor gelijke toegang, voor diversiteit. En dan blijkt dat de realiteit een stuk gemengder is dan de labels suggereren: sommige overheidsinstellingen scoren kwalitatief beter dan privéscholen, terwijl sommige privéscholen goed scoren op de aanwezigheid van leerlingen uit sociaal kwetsbare groepen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.