Schrijven tegen het tumult

‘De mensheid heeft al problemen genoeg zonder dat religie er daar nog een aan toe moet voegen.’ De Nigeriaanse Nobelprijswinnaar voor Literatuur Wole Soyinka (1934) hekelt de onverdraagzaamheid van de wereldreligies, de wreedheid van Boko Haram en de volledige gelaatsbedekking van moslima’s. ‘Een vrouw die moet eten door een kier in haar kleding, dat is een vernedering voor de mensheid.’

  • © Brecht Goris © Brecht Goris
  • © Brecht Goris © Brecht Goris
  • © Brecht Goris © Brecht Goris
  • © Brecht Goris © Brecht Goris
  • © Brecht Goris © Brecht Goris

Wole Soyinka, voluit Akinwande Oluwole Soyinka, werd wereldberoemd toen hij in 1986 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg. Hij was de eerste van de drie Afrikanen wie tot nu toe die eer te beurt viel – al leverde de erkenning hem helaas ook een jarenlange writer’s block op. Maar ten slotte werd hij toch weer bezocht door de Yoruba-god Ogun, zijn idee van inspiratie, en publiceerde hij onder meer gedichten over Nelson Mandela, proza over zijn vader S.A. Soyinka die hij afgekort ‘Essay’ noemt (Isara: A Voyage around Essay), theater en ook politiek werk, onder meer het bijtende The Open Sore of a Continent, een gedetailleerd relaas van de wantoestanden onder dictator Sani Abacha, maar ook een tirade tegen Muhamadu Buhari.

Buhari was van 1983 tot 1985 de militaire dictator en is vandaag de democratisch verkozen president van Nigeria. Buhari voerde destijds een schrikbewind. Hij smoorde de democratische oppositie in de kiem en perkte politieke en persvrijheden in. Zijn beruchte Decree No. 2 veroordeelde elke journalist die door zijn publicatie een overheidsfunctionaris “in verlegenheid bracht” tot een celstraf. Met zijn War aginst Indis’plin, willekeurige arrestaties, executies en vernederende kikkersprongoefeningen voor wie te laat kwam of zich aan andere nalatigheden bezondigde, terroriseerde hij een hele natie.

‘Buhari heeft een moeilijk te vergeven misdaad gepleegd,’ zegt Soyinka, ‘namelijk de terechtstelling van enkele jonge drugskoeriers via de retroactieve toepassing van een wet. Dat ging echt alle perken te buiten. Ik was ook van mening dat een soldaat altijd soldaat blijft, ook al leek hij dan een wedergeboren democraat. Hij heeft drie keer een gooi naar het presidentschap gedaan en telkens was ik totaal tegen de man.’

‘Alleen waren er bij de laatste verkiezing maar twee opties. De man die Buhari voorafging en opnieuw president wilde worden, was een ramp. We stevenden recht op het bankroet af. Zelfs de informele economie ging de dieperik in, door de massale corruptie. Een andere reden voor mij was Boko Haram. Zo’n 270 schoolmeisjes werden onder onze ogen gekidnapt. Iedereen wist dat Boko Haram seksslavinnen wilde, maar deze president deed niets. En aan de andere kant had je Buhari, die maar bleef proberen, die vond dat er vals was gespeeld tijdens de voorgaande verkiezingen en zich niettemin aan de partijdiscipline wilde onderwerpen. Ondanks het feit dat ik hem niet openlijk mijn steun kon betuigen, vond ik het uiteindelijk mijn burgerplicht om de kiezers te vragen niet opnieuw voor de zittende president te stemmen. Het was voor mij persoonlijk een heel lastig parket. Toch komt er een moment waarop je kleur moet bekennen en dat heb ik gedaan.’

© Brecht Goris

Geestdodende religie

Soyinka is eerst en vooral schrijver, maar ook activist en overtuigd democraat. In zijn voorlopig laatste boek, Of Africa (2012), prikt hij het cliché door als zouden Afrikanen een “sterke man” verkiezen boven democratisch leiderschap. ‘Het zijn buitenlandse mogendheden die tuk zijn op dictators’, schrijft hij, ook omdat handelscontacten zo vlotter en zonder inmenging van de publieke instellingen verlopen. In eigen land nam hij dictators en militaire leiders vaak onder vuur, maar allengs nam hij meer en meer de religieuze repressie op de korrel.

‘Religie is verworden tot een reusachtig obstakel, een instrument van onderdrukking. En dan vooral voor vrouwen.’

‘Religie is verworden tot een reusachtig obstakel, een instrument van onderdrukking. En dan vooral voor vrouwen. Laat ik een voorbeeld geven. In een hotel in Abuja zat ik eens aan de lunch met mijn dochter en haar man en een van hun kinderen, en daar komt een familie binnen. De man en de kinderen, een stuk of zes hadden ze er, konden vrijelijk rondlopen, eten, drinken, naar hartenlust – geen alcohol, kan ik u verzekeren. En dan was er die vrouw, van top tot teen omhuld. Ze hield een lap stof omhoog. Daaronder verdween haar lepel, en kwam weer leeg tevoorschijn. Dus ik mocht redelijkerwijs aannemen dat ze aan het eten was. Want het eten was weg. En dat ging zo maar door. Het maakt mij zo razend. Wat is er mis met die vrouw, vroeg ik me af. Heeft ze een besmettelijke ziekte dat ze zo moet eten? Ik acht dat een vernedering van wat de mensheid zou moeten zijn. Telkens als ik een lofzang hoor die vrouwen tot onzichtbaarheid veroordeelt, hun waarde vernietigt, heb ik het gevoel dat hen hun rechtmatige deelname aan de mensheid ontzegd wordt. Ik kan daar gewoon niet bij. Ik vind het ronduit crimineel.’

Ondanks Soyinka’s christelijke afkomst, mooi beschreven in de autobiografische roman Jeugd in Ake (1981), is hij religie liever kwijt dan rijk. Vooral dan de politieke islam. In de jaren negentig sprak hij zich al uit over de fatwa tegen Salman Rushdie. In Of Africa stelt hij dat religie niet rijmt op mensheid.

‘Religie werkt geestdodend. Ik heb briljante geesten in de ban zien raken van religie en hun individueel potentieel zien vergooien, zelfs waar ze een bijdrage hadden kunnen leveren aan de samenleving. Ze waren zo gehersenspoeld dat ze zelfs elke menselijke prestatie als een zonde gingen ervaren. Die zelfde mentaliteit is aan het werk in de moorddadige extremisten die we vandaag kennen, Boko Haram, Al-Sjabaab, Al-Qaeda, de Taliban. Ik denk dat zulke mensen ziek zijn. Mensen die het oké vinden om de mensheid te vernietigen vanuit hun visie op de eeuwigheid. Ik denk dat ze ziek zijn en dat de mensheid daar een heel duidelijk standpunt tegen moet innemen.’

Afrika’s goden kunnen de mensheid redden

© Brecht Goris

Daartegenover stelt Soyinka de merites van inheemse religies, onder meer de Afrikaanse, waarvan de hele mensheid zou kunnen leren. Hij noemt ze onzichtbare religies en goedaardig, want ze trokken nooit ten strijde om anders- of ongelovigen te onderwerpen. In zijn essays en theaterstukken schuift Soyinka vooral (zijn eigen versie van) de Yoruba-religie naar voren. ‘Het is een heel verdraagzame godsdienst, de religie van de Orisha. En ondanks die terughoudenheid heeft zij met succes de Atlantische Oceaan overgestoken, in het hart van de slaven, naar de Caraiben, Latijns-Amerika, Brazilië, Cuba, de Dominicaanse Republiek, Puerto Rico, noem maar op. Overal waar de slaven heen gingen, is hun religie blijven voortbestaan, ondanks de zeer harde repressie van de slavenhouders.’

Het pantheon in Soyinka’s boeken is bevolkt met dikwijls kleinzielige en kibbelende godheden, goedzakken én oplichters, die veel meer lijken op de mens dan op de goden van de meeste wereldgodsdiensten. Zelfs Soyinka’s eigen patroonheilige, Ogun, de god van het vuur en de ijzersmid, is een twistziek type dat door zijn machinaties aan de lopende band mensenbloed vergiet.

Het gebrek aan goddelijke volmaaktheid en de vaak respectloze omgang tussen mens en god leidt volgens Soyinka tot tolerantie en keuzevrijheid, want als er geen dwingende hand is om ons de ware weg te tonen, moeten wij uiteindelijk zelf beslissen welke muze te volgen en welke weg in te slaan. Owo ara eni l’a fi ntun t’ara eni se, vat Soyinka het kort samen: ‘ “Met onze eigen handen richten we ons lot.” Volgens mij hebben alle mensen een filosofische kant. Wanneer ze zich afvragen: Waarom ben ik hier? Hoe is de eerste mens ontstaan? Wat is het doel? Wat doe ik op deze aarde? En wanneer ze zich niet tevreden stellen met gewoon het concrete alledaagse, maar ergens het aanvoelen hebben dat hun bestaansreden neigt naar iets dat ze niet kunnen vatten. Spiritualiteit zit dus op verschillende niveaus, maar ze is meestal goedaardig. Ze is persoonlijk, ze is innerlijk. Ze lost je vragen op – of niet. Vanuit die grond van onzekerheid communiceer je met anderen en verhoog je eigenlijk het niveau van je bestaan.’

Dansen in het bos

Soyinka is familie van wijlen de muzikale stokebrand Fela Kuti, is een Yoruba, en steunde vanaf de onafhankelijkheid de oppositiekrachten, die zich dikwijls geknecht voelden door de door het noorden van het land gedomineerde regimes, in handen van een ‘feodale, reactionaire kliek’. De repressie was hard. ‘Oppositieleiders werden geïntimideerd,’ schrijft Soyinka in You Must Set Forth at Dawn (2006) zijn laatste bundel memoires, ‘hun huizen en ondernemingen gevandaliseerd en soms werden bandieten op hun vrouwen afgestuurd, om ze voor de ogen van hun mannen te verkrachten. Een nieuwe uitdrukking werd gemeengoed in de politieke woordenschat: Weti e! – letterlijk “De fik erin” (met benzine).’

Liever brokken maken en vuile handen, dan veilig op een afstand het menselijk gewoel te bekijken, lijkt zijn levensmotto. Zelf schuwde hij nooit het (politieke) strijdtoneel. In 1960, wanneer hij op 25-jarige leeftijd terugkeert naar Nigeria, als docent en met een theaterstuk ter ere van de onafhankelijkheid, botst  hij al meteen met de overheid. De leiders van de eerste politieke generatie had hij tijdens zijn studiejaren in Groot-Brittannië de revue zien passeren en die contacten hadden hem naar eigen zeggen ‘uiterst voorzichtig’ gemaakt. Meteen bij de onafhankelijkheid van Nigeria waarschuwde hij al voor een afglijden naar machtsmisbruik en corruptie. Het federale Nigeria van 1960 vond hij een door de Britse kolonialen in het leven geroepen gedrocht.

In Of Africa buigt hij zich over het hele continent, de machtswellust, de lange schaduw van de (Arabische) slavenhandel en het racisme tussen Afrikanen onderling.

De Nigeria Council, een overheidsorgaan dat de culturele activiteiten ook ondersteunde, vond zijn inzending voor de onafhankelijkheidsviering, A Dance of The Forests (1960), niet verrassend, ongeschikt. ‘Sorry, maar we krijgen er kop noch staart aan.’ Wie tussen de lijnen kon lezen, zag het stuk als een aanklacht tegen het nieuwbakken Nigeria, een uitnodiging aan zijn landgenoten om zich eerlijk in de spiegel te bekijken in plaats van zich te warmen aan flarden uit een glorieus verleden.

Niet altijd verfijnd en vaak gespeend van nuance is in Soyinka’s werken, precies omdat hij zo dicht op de huid zat van de politici, een schat aan informatie over Nigeria’s politieke geschiedenis te vinden. In Of Africa buigt hij zich over het hele continent, de machtswellust, de lange schaduw van de (Arabische) slavenhandel en het racisme tussen Afrikanen onderling. Wil Afrika ooit verder raken, dan mag het vooral niet stug vasthouden aan de koloniale landsgrenzen, ooit willekeurig getrokken door buitenlandse mogendheden; misschien zijn kleinere landen en evengoed grotere gehelen zinvoller en beter, aldus Soyinka.

Overval op een radiostudio

Onbesuisd of, zoals anderen beweren, behept met een ontembare doodsdrift, nam Soyinka zelfs meermaals het recht in eigen handen, zoals wanneer hij midden jaren zestig een radiostudio overvalt die de overwinningsrede van een politicus uit zijn regio wil uitzenden. Volgens Soyinka en zijn medestanders was de kiesuitslag vervalst en de geplande victoriekreet van de premier prematuur. Met een pistool tegen de slaap van de radiomaker dwong Soyinka hem een geluidsband van eigen makelij af te spelen. De kranten blokletteren: Wanted Man. Hij gaat de bak in en zal pas na maanden vrijkomen, vanwege procedurefouten.

In Nigeria heeft de schrijver/activist dikwijls de zaak van autonome regio’s bepleit. In 1967, wanneer de afscheidingsoorlog in de oostelijke regio Biafra uitbreekt, levert zijn pleidooi tegen bloedvergieten in de afvallige republiek, zijn strijd voor een “derde weg” en zijn (stille) diplomatie tegen het federale regime hem twee jaar en vier maanden cel op, waarvan een jaar en tien maanden in eenzame opsluiting.

© Brecht Goris

Hij schrijft erover in Poems from Prison (1969) en in een relaas in proza, The Man Died (1971). Eenmaal vrijgelaten, onder internationale druk, gaat Soyinka in 1969 in vrijwillige ballingschap.

In 1994 moet hij net als vele andere opposanten opnieuw in ballingschap, op de vlucht voor dictator Sani Abacha, ‘de tiran die een prijs op mijn hoofd zette’.

‘Zeker de tweede keer weigerde ik te aanvaarden dat ik een balling was. Ik zei tegen mijzelf: het is gewoon een ietwat langer uitgelopen politiek sabbatjaar. En weldra is het voorbij. Terug willen keren hield mij aan de gang. Samen met andere Nigerianen mensen mobiliseren om de dictator te bestrijden en te verdrijven.’

‘Zo kwam ik op veel plaatsen, onder meer in Brussel, om daar met leden van de Europese Unie te praten. Heel vaak op uitnodiging. De Europese Unie en sommige andere landen waren zeer positief. Telkens als Sani Abacha ministers uitstuurde om zijn propagandaboodschap te verkondigen, kreeg ook ik een ticket toegestuurd, om hen van weerwoord te dienen, hier, in Brussel, in Londen, de VS, Canada. Ik was bijna altijd onderweg. Natuurlijk miste ik zo nu en dan de geuren, de mensen. Op een bepaald ogenblik moest ik zelfs mijn vrouw en kinderen het land uitsmokkelen. Het was een heel moeilijke operatie, bij nacht via de Beninese grens. Abacha was immers begonnen met “verdwijningen”. Hij liet een opsporingsbevel uitgaan tegen een journalist of activist en gijzelde zijn kinderen. Dus werd me aangeraden om ze weg te halen uit Nigeria, en zo zijn we vertrokken. Eerst zijn we, erg kort, in Groot-Brittannië gaan wonen en dan in de VS.’

Jagen en wijn

Soyinka woont vandaag zowel in de VS als in Nigeria.  In Abeokuta heeft hij met het prijzengeld van de Nobel een huis in het woud gebouwd. Jagen geeft hem vrede en rust. ‘Soms zeg ik wel eens dat ik mijn geweer ga uitlaten. Of ik met lege handen thuiskom, doet er eigenlijk niet toe. Ik hou van het woud. Dat ik dieren dood, vind ik hatelijk, maar op zijn minst breng ik zo eten op tafel. Of eet jij geen vlees soms? Ik hou ervan om in groep te jagen. Met traditionele jagers. Ik hou van de rituelen die we in groep doen voor we vertrekken en wanneer een dier gedood wordt. Dan breng je een soort hommage aan het dier, een klein ritueel, althans als het om viervoeters gaat. Bij vogels hoeft dat niet. Die schiet je gewoon uit de lucht en je braadt ze.’

‘Ik wist al heel vroeg, intuïtief, dat wijn gewoon beter is voor de mens dan water.’

“Kongi”, zoals zijn vrienden hem soms noemen, is ondanks zijn heldenstatus vaak grappig en ironisch, zoals wanneer hij uitlegt waarom hij niet de ideale vader noch de gedroomde echtgenoot was. ‘Laat mij stellen dat ik niet de volmaakte familieman ben. Maar de familie is eraan gewend geraakt. Ik hou van kinderen, heel veel zelfs. Ik hou liefst van een afstand van ze, en wanneer ze niet van mij en gewoon even op doortocht zijn, zodat ik er mij nog vanaf kan maken.’ Ook gekscheert hij soms over zijn hartstocht voor wijn en heeft hij zelfs ansichtkaartjes bij zich waarop de Paus de deugden van het edele druivennat aanprijst.  Ooit liet hij zich ontvallen dat zijn lidmaatschap van de Commanderie de la Dive Bouteille de Bourgeuil et St. Nicolas hem meer waard was dan de Nobelprijs. Al nuanceert hij dat. ‘Soms zeg je schertsend weleens wat. Maar het was half gemeend, toch wel. Sommigen vinden hun wijsheid pas op late leeftijd. Ik was erg vroegrijp en ik wist al heel vroeg, intuïtief, dat wijn gewoon beter is voor de mens dan water.’

© Brecht Goris

Theater wordt strijdtoneel

Hoewel een veelschrijver en politiek activist, blijft Soyinka eerst en vooral een theatermaker. Bijwijlen overladen en ondoorzichtig bevatten zijn toneelstukken ook heel toegankelijke en vinnige dialogen, als kwamen ze recht uit de volksmond. De bühne verschaft Soyinka een directe communicatie met zijn publiek die hij nergens elders vindt. ‘Toneel sprak me heel vroeg aan als het medium waarmee ik wilde werken. Ik ben ook opgegroeid in een van theater doordrongen samenleving. Ik was getuige van de voorouderlijke maskerades, van zowel heilige als seculiere gemaskerde opvoeringen. Theater reisde over de grenzen heen in West-Afrika en als kind trad ik ook vaak op als acteur.’

Zijn gezelschap Orisun Theatre noemde hij onomwonden zijn ‘politieke vehikel’ en de bühne werd zijn strijdtoneel. Letterlijk zelfs. Hij zou zijn troep getraind hebben om brandblusapparaten te gebruiken ter zelfverdediging, als ordediensten weer eens een voorstelling kwamen verstoren. Nog een toneelstuk schrijven zit er niet meer in, maar aan stoppen denkt de intussen 82-jarige Soyinka nog niet. ‘Ik noem het eerder componeren. Er gaat geen week, zelfs nauwelijks een dag voorbij dat ik niet iets componeer. Het belandt niet per se allemaal op papier. Maar er is zoveel tumult dat ons omringt dat ik nooit met schrijven kan ophouden.’

Dit artikel verscheen in het winternummer van MO*magazine. Een jaarabonnement op MO*magazine kost slechts 28 euro. Neem hier een abonnement.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.