1 september. Brussel.

Het begin van een nieuw schooljaar. Ik word er nostalgisch van, maar de Brusselse jongeren en kinderen rondom mij hebben helemaal niet zo’n warm gevoel bij de eerste dag van september. Ik snak naar iemand die zegt: ‘We zitten hier met een gigantisch probleem.’

1 september is mijn lievelingsdag. Altijd zo geweest. Allicht de combinatie van goesting in al die kennis die op mij lag te wachten en nieuwe schoenen. Nu nog kan ik enthousiast worden van nieuw schrijfgerei en maakt mijn hart een sprongetje als ik een nieuw schrift opensla en de eerste pagina omvouw. De datum in de kantlijn. Voor mij heeft die eerste schooldag alleen maar positieve connotaties.

Na ruim een decennium Brussel en een aantal jaren in een jeugdhuis, heb ik geleerd dat mijn herinneringen aan school en onderwijs hier niet van tel zijn. Ook de dag waarop het schooljaar placht te beginnen is anders in de Zennestad. Voor veel jongeren begint de school hier pas op 5 september omdat ze op 1 september nog bezig zijn om de kwistig uitgedeelde herexamens te maken. Er zit een grimmig soort symboliek in die twee dagen voorsprong die andere leerlingen al hebben.

Zet enkele jeugdwerkers en leerkrachten in Brussel samen en de straffe verhalen zijn niet te stoppen. Ik dacht aanvankelijk dat er boutades werden verkondigd. Dat het hier aangedikte anekdotes betrof, leraarskamerversies van broodje aapverhalen. Maar de bewijslast die ik zelf heb gezien wordt stilaan verpletterend. Ik ken niet één tiener die, als hij leest, met zijn vinger langs de woorden glijdt en schrijft als een negenjarige, ik ken er tientallen!

Want zo manifesteert zich dat, die fenomenen die het MO*dossier over het rapport ‘Verspild Talent’ van deze maand genadeloos blootlegt: sociale ongelijkheid en taalachterstand. Wat gebeurt er eigenlijk als kinderen en jongeren in hun grondrecht op onderwijs worden geschaad?

Dat is in het vijfde leerjaar de stempel ‘1B’ op je voorhoofd krijgen en je kansen op voortgezet onderwijs tot bijna nihil gereduceerd zien. Dat zijn ouders die in paniek bellen omdat hen net is meegedeeld dat hun kind een mentale achterstand heeft terwijl het thuis en in het jeugdhuis de pienterste is. Dat is een jaar lang geen wiskunde en Nederlands krijgen omdat de leerkrachten respectievelijk uitgeblust of afwezig zijn. Dat is een tienerjongen die elke dag om half zes opstaat om ver buiten de stad onderwijs op zijn maat te krijgen.

Dat zijn ouders die ’s morgens de stad uitrijden om hun kroost in Grimbergen, Dilbeek of Meise af te zetten, moegestreden in eigen stad. Dat zijn kinderen die elke dag naar het toilet moeten gaan in erbarmelijke omstandigheden (geen deur, geen toiletpapier). Technische vakken onderwezen krijgen die in de praktijk niet meer bestaan. Met 32 in de klas zitten. Twintig zijn en nog twee jaar te gaan hebben. Afgeperst worden door oudere leerlingen en niet weten bij wie je terecht kan. Weten dat je buurjongen in die goede school zit waar jij je niet hebt kunnen inschrijven. Elke dag de bus nemen naar een school waarvan iedereen zegt dat het een ‘école poubelle’ is. Schoolmoe stranden halfweg het vierde middelbaar.

En dat is wat er nu speelt. Het langetermijneffect van de verregaande segregatie in het onderwijs hoor ik echoën in de woorden van een veertienjarige jongen die van school moet veranderen en zich niet wil inschrijven in een ‘witte school’ : ‘ik wil niet naar een school met flamands (slang voor zowel Nederlandstalige als Franstalige autochtonen) want ik weet niet hoe ik met die mensen moet praten’.

Hoe anders het vroeger was in deze stad kan ik zien op Facebook. Waar vele van mijn vrienden in oude schoolfoto’s getagd worden en ik kan zien hoe zij (nu frisse dertigers) twintig jaar geleden de schoolbanken deelden met een doorsnede van Brussel. Ze hielden er een kosmopolitische vriendenkring en soms een gemengd huwelijk aan over. De rijkdom van diversiteit die je in de school van Lukaku ziet, is voor velen niet meer weggelegd.

Het opsommen van zo’n persoonlijke verhalen uit het complexe Brusselse onderwijs roept weerstand op. De reputatie is al zo slecht dat we geen zin hebben om het zelf nog eens te zeggen. Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht! En natuurlijk zijn er hoopgevende ‘good practices’, zoveel onderwijzend personeel dat er elke dag het beste van tracht te maken, ouders die heel hard op de schoolcarrière van hun kinderen betrokken zijn. Goed omkaderde nieuwkomers die na een intensief taalbad vlot meekunnen.

Plus êtes en nous!

Eigenlijk doet het er niet toe waar het wel of niet werkt en wiens verdienste of schuld dat dan is. Het moet goed zijn voor iedereen. Ik ben alleen geïnteresseerd om na te denken over hoe we het voortaan beter kunnen doen: dat stijgend aantal kinderen en jongeren van deftig onderwijs voorzien.

’t Is crisis, zegt de mantra, en je kan een euro geen twee keer uitgeven. Maar al die jongeren die zittenblijven, geremedieerd moeten worden, een logopedist krijgen voorgeschreven, beroepsopleidingen volgen waar je geen werk mee kan vinden, voortijdig uitvallen en dan in een woud van tewerkstellingsprojecten verdwalen. Dat kost toch ook klauwen vol geld? We verliezen dagelijks menselijk kapitaal, laten talent onbenut. Jammer dat de beurzen daar niet eens ‘zenuwachtig op reageren’…

Ik hou niet van de ‘tikkende tijdbom’-retoriek. We gaan kinderen toch niet onderwijzen omdat we bang zijn dat ze anders de boel in brand steken en plunderen? Maar toch gewoon omdat dat is wat je doet met kinderen en jongeren? Dat is geen ideologische keuze maar een engagement van een samenleving, dat overstijgt een ministerportefeuille.

Ontstellend is het hoe snel beleidsmakers er bij zijn om de problemen te relativeren of in ‘een context te plaatsen’. ’Er is plaats voor iedereen! Er zijn plaatsen over! Er zijn plaatsen teveel!’ In deze stad heb je de luxe dat er altijd nog een andere school of beleidsniveau is dat slechter scoort.

Ik snak naar iemand die zegt: ‘We zitten hier met een gigantisch probleem. We weten eigenlijk nog niet zo goed hoe we dat allemaal rechtgetrokken krijgen en het kan nog even duren. Ik ga heel hard mijn best doen, maar ik kan dat niet alleen. En het gaat heel veel geld kosten, ook uw geld. Maar ’t is een betere belegging dan dat dekselse pensioensparen dat ze u hebben aangesmeerd!’ Onderwijs als derde pensioenpijler quoi… In ruil voor de investering krijgen we enkele generaties terug die veel kunnen en veel weten. En die zich verbonden voelen met de samenleving en er mee vorm aan willen geven.

Het hoeft geen film met Michelle Pfeiffer te worden, niet iedereen moet op het einde gedichten schrijven. Het mag een lange en hobbelige weg zijn. Niet elke klas hoeft een smartboard en elke leerling een laptop, laat ons beginnen met het invullen van de randvoorwaarden: veel kleinere klassen, een fijne omgeving, iedereen een leuke school met een sociale mix, gemotiveerde leerkrachten, verantwoordelijkheid vragen en geven.

En iedereen die eraan begint op 1 september!

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Coördinator van Vzw Toestand

    Bie Vancraeynest is coördinator van Vzw Toestand, een organisatie die leegstaande of vergeten gebouwen reactiveert tot tijdelijke en autonome socioculturele centra.

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.