Het moet niet altijd Piketty zijn!

Vijf boekenbeurstips van Gie Goris

Het is herfst, en naar jaarlijkse traditie mag Antwerp Expo extra drommen boekenliefhebbers verwachten. Een uitstekende gelegenheid, vond Gie Goris, om vijf tegendraadse kooptips mee te geven in de vorm van recensies. Zaidie Smith, Bleri Lleshi, Nadeem Aslam, Marleen Temmerman & Tine Maenhout, Jos Geysels & Erik Vlaeminck: onthou vooral die namen als u naar de Boekenbeurs trekt.

Zadie Smith is altijd genieten. En verkopen, moeten ze bij de uitgevers gedacht hebben. Want dit kortverhaal uitgeven als hardcoverboekje, dat is toch wel heel bijzonder, of link, daar was ik eerste helemaal niet over uit. Maar eens je aan de Ambassade begint te lezen, verdwijnt die achterdocht en ligt er toch een juweel van een verhaal in je handpalm.

1. De ambassade van Cambodja

Smith keert met dit verhaal terug naar de buitenwijk Willesden in Noordwest-Londen, waar ook haar succesromans Witte tanden en NW gesitueerd waren. De ambassade uit de titel functioneeret vooral als symbool van de stedelijke realiteit waarvan bewoners zoals hoofdpersonage Fatou uitgesloten zijn. Hoge muren, vreemde verhalen en –in dit geval- een wit badmintonpluimpje: dat is wat de kwetsbare Londeraars te zien krijgen van de enclaves weelde of status die zich midden hun leefwereld bevinden.

Fatou komt uit Ivoorkust en overleeft  in Londen door te werken als huishoudster bij de Pakistaanse middenklassefamilie Derawal. Ze wordt door Smith heel spaarzaam maar bijzonder effectief neergezet als een vrouw die van wanten weet, en die beslist heeft dat de toekomst is wat zij er zelf van maakt. Als dat klinkt als een liberaal programma, dan druk ik me minder goed uit als Smith. Zij slaagt er namelijk wel in om met weinig woorden de combinatie van zelfredzaamheid, strijdvaardigheid en pragmatisch zelfbewustzijn op te roepen dat Fatou behoedt voor ideologische eenduidigheid. Dat is een luxe die migranten met wellicht onduidelijke of tijdelijke status niet hebben, zij moeten leven en toekomst maken.

Op de pakweg zestig kleine baldzijden van dit boekje leert de lezer een vrouw kennen waarmee je zo zou willen afspreken om meer over haar te vernemen. Dat zou kunnen in het Tunesisch café, waar Fatou ’s zondags koffie drinkt met Andrew, die haar zowel probeert te versieren als te bekeren. Of in het fitnesscenter, waar ze op maandagen naartoe gaat om te zwemmen, tijdens haar uren en met de lidkaart van de Derawals.

Fatou is geen slachtoffer, maar ze is wel kwetsbaar. Dat blijkt op het einde van het verhaal. En toch. Zelfs als haar wankele heden instort, gaat ze niet ten hemel staan schreien of de Maatschappij de schuld geven –ook al zou de hemel haar beter te hulp schieten en al heeft haar ongeluk meer dan een klein beetje met maatschappelijk onrecht te maken. Ze gaat op de stoep zitten, tegenover de Cambodjaanse ambassade. En terwijl ze wacht, observeert ze het spelletje badminton achter de hoge muren: ‘Pof, pets, pof, pets –alsof de ene speler slechts op een gewelddadig einde uit was, en de andere slechts zijn hoop wilde vestigen op voortzetting van het spel.’

De ambassade van Cambodja door Zaidie Smith, is uitgegeven door Prometheus. 63 blzn. ISBN 978 90 446 2685 8

2. De tuin van de blinde

Met de uiterst provocatieve communicatie van de Islamitische Staat in Syië en Irak is het debat over terrorisme weer helemaal terug van nooit echt weggeweest.Wat drijft jonge, vaak intelligente en goed opgeleide mensen tot het barbaarse gedrag waarvan de wereld verplicht getuige gemaakt wordt via sociale media? Dat dit geen nieuwe vraag is, bewijst het feit dat Nadeem Aslam haar ook heeft proberen beantwoorden in De tuin van de blinde. Zijn boek is weliswaar niet gesitueerd in het gewelddadige vacuüm dat gecreëerd werd door de Syrische burgeroorlog en de Amerikaans-Britse bezetting van Irak.

Voor Aslam is de werkelijkheid, waarop hij zijn fictieve verhaal projecteert, het Pakistan onder generaal Pervez Musharraf, de “aanvaardbare” dictator die zijn land formeel aan de kant van de westerse coalitie schaarde enkele dagen na de aanslagen van 11 september, maar tegelijk gemene zaak maakte met de gewapende jihadstrijders die de Pakistaanse geheime dienst altijd al geholpen, gekoesterd, bewapend en gestuurd had. Maar gelukkig is deze roman geen verslag van de gewelddadige feiten uit het voorbije decennium, het is die geschiedenis samengebald in de ene zandkorrel van een familiegeschiedenis.

De tuin van de blinde volgt het verhaal van een oude hoofdonderwijzer, zijn zoon en een leeftijdsgenoot die quasi geadopteerd werd in het gezin. Er is liefde –en dus meer dan voldoende persoonlijke worsteling, verdriet en verraad- maar ook veel poëzie in deze tuin. De trein van het verhaal wordt getrokken door de driehoek tussen Jeo, zijn aangenomen broer Mikal en Jeo’s jonge bruid Naheed, die tegelijk Jeo’s grote liefde is. De twee jonge mannen trekken naar Afghanistan om de bevolking en de strijders te helpen na de Amerikaanse inval in 2001, wat de ketting van dramatische gebeurtenissen op gang trekt.

De blinde uit de titel is Rohan, de hoofdonderwijzer, en de tuin is wat er voor hem overblijft van een school die hijzelf ooit startte in het dorpje Heer, niet ver van de Indiase grens bij Jammu. Rohan is het eigenlijke hoofdpersonage en het echte drama van het boek speelt zich af in zijn worsteling met zijn eigen verleden en overtuigingen. De school van Rohan startte met hooggestemde idealen, het was een plek die bedoeld was om van de leerlingen betere mensen én dus betere moslims te maken. Rohan wordt daarmee een soort symbool voor de generatie die Pakistan stichtte: mannen en een paar vrouwen die hun islamitische overtuigingen moeiteloos combineerden met wereldse moderniteit en humanistische idealen.

Tegelijk was diezelfde generatie ervoor verantwoordelijk dat hun religieus verwoordde politieke streefdoelen langzsaam maar zeker geïnstrumentaliseerd werden door islamisten met veel minder open geesten en vooruitstrevende dromen. Rohan zelf is trouwens behoorlijk streng in de leer: hij gaf zijn vrouw niet de medicijnen die ze nodig had, om haar ervan te overtuigen zich terug tot het geloof te keren. En hij verbrandde haar artistieke werk omdat tekeningen volgens hem haram zijn. Niet toevallig draait een deel van het boek rond de vraag of Rohan nog langer in de tuin van de school kan blijven wonen: de school zelf is allang in handen van hardline jihadisten, en die hebben andere plannen met de faciliteiten.

Nadeem Aslam assembleert zijn verhaal uit brokken jihadistisch geweld uit de bredere regio. De overname van de school en de komst van militaristische predikanten herinnert aan de ontwikkelingen rond de Rode Moskee in Islamabad, die tot een uitbarsting kwamen in 2007. De aanslag op de christelijke school is dan weer gebaseerd op de gruwelijke feiten die zich in Beslan, Dagestan, afspeelden in september 2004.

Maar de historische referenties zijn er alleen voor Pakistani of experts, waar het boek echt om draait is de vraag of religieuze gestrengheid leidt tot de rechtvaardigheid en waardigheid die ze belooft, dan wel of ze in een duivelse omkering noodzakelijk eindigt in geweld, tussen mensen en groepen, of op de gelovige zelf. Dat is een te grote vraag om in op een zandkorrel te beantwoorden, en Aslam pretendeert dat ook nergens te doen. Maar hij kan niet om de feiten van de recente geschiedenis heen en stelt in zijn verhaal vast dat het reëel bestaande geweld mensen, gemeenschappen en geschiedenissen vermaalt in naam van een steeds veeleisendere God. Dat geeft te denken. Toch valt Rohan niet van zijn geloof. Na alle destructie die hem, zijn geliefden en zijn omgeving overkomt, citeert hij op de laatste bladzijde van De Tuin van de blinde een Koranvers: ‘Het is God die het zaadje en de pit splijt. Hij doet het levende voortkomen uit het dode en het dode uit het levende…’

De tuin van de blinde door Nadeem Aslam, is uitgegeven door AtlasContact. 410 blzn. ISBN 978 90 458 0285 5

3. De neoliberale strafstaat

Bleri Lleshi is niet de jonge academicus die probeert te behagen en zijn old-boys-network cultiveert. Zijn ambitie vertaalt zich niet in carrièreplanning, maar in maatschappelijke verandering. Zijn droom van een rechtvaardige stad is groots en meeslepend, en hij heeft betrekkelijk weinig geduld met al wie verantwoordelijk gehouden kan worden voor de obstructie van de mogelijkheden en voor het bestendigen van het onrecht. Dit alles is uiteraard geen reden om De neoliberale strafstaat te lezen. Dat boek vraagt gewoon zelf om gelezen te worden. De summiere kennismaking met de auteur is nuttig voor iedereen die door het boek aangesproken wordt, positief of negatief. Het is immers geen afstandelijk academisch werk, het is een in de dagelijkse strijd geworteld onderzoek naar de structuren en redenen achter uitsluiting, repressie en verzet.

De neoliberale strafstaat is eigenlijk verschillende boeken in één omslag. Er is het boek over de jongeren in de stad –Brussel, in dit geval. Er is het boek over het neoliberalisme: de wortels, de opkomst, de impact. En er is het boek over de vervanging van de welvaartstaat door de strafstaat. Tot op grote hoogte kan je zeggen dat die drie boeken elkaar nodig hebben om het argument te funderen en tegelijk de concrete ervaring van de jongerenwerker in Brussel te kunnen duiden.

Het repressieve geweld en de veralgemeende criminalisering van jonge Brusselaars is geen accident, het zelfs niet louter een uiting van de botsing tussen stedelingen in een stad die hen nog niet toebehoort en ordehandhavers die angst hebben voor de stad die ze moeten bewaken. Het systeem zit veel dieper, argumenteert Bleri Lleshi, en het verzet tegen het concrete onrecht kan maar effectief zijn indien op die onderliggende structuren van uitsluiting en geweld ingegrepen wordt. Om dat te kunnen doen, moet de hegemonie van de TINA (there is no alternative) ideologie doorbroken worden, en daarvoor is kennis en inzicht nodig in de werkelijke belangen en dynamieken van de maatschappelijke en economische macht.

Toch zou het boek krachtiger geweest zijn indien het middenboek –over het neoliberalisme- tot zijn uiterste essentie herleid was, zodat het eigenlijke onderwerp –de jonge Brusselaars en wat hun ervaringen vertellen over de hele stad en maatschappij waarin ze opgroeien en toekomst moeten maken- scherper uit de verf zou komen. Ik vrees dat niet weinig lezers midden in het boek in het nogal ideologische drijfzand blijven steken en daardoor het zeer relevante derde deel niet halen. Dat zou zonde zijn.

Anderzijds zou de aantrekkingskracht van dat concrete verhaal er ook voor kunnen zorgen dat veel mensen die zich betrokken voelen bij die jone stedelingen door dit boek geconfronteerd worden met inzichten in het neoliberalisme die ze in de concrete sociale actie vaak ontberen. Als dat gebeurt, trek ik uiteraard mijn kritische bedenkingen hierboven in.

Op de voorstelling van De neoliberale strafstaat in Brussel, werd geopperd dat het boek tekortschiet in het formuleren van fundamentele alternatieven, dat het te veel blijft steken in concrete, pragmatische oplossingen. Daar ben ik het niet mee eens. Ten minste: ik vind concrete, pragmatische oplossingen voor reële problemen van actuele mensen geen tekort. Ik denk dat juist in die keuze de activist zichtbaar wordt die het –godzijdank- haalt van de academicus. Die laatste kan zich veel comfortabeler terugtrekken op de veilige grond van radicale, al dan niet utopische, voorstellen. Maar wie dag in dag uit samenleeft en werkt met de jongeren die zowel uitgesloten als (daarvoor) bestraft worden, kan zich zoveel intellectuele ruimte niet altijd veroorloven. Dat siert Bleri Lleshi en het maakt van De neoliberale strafstaat een minder ideologisch boek dan zijn titel laat vermoeden.

De neoliberale strafstaat door Bleri Lleshi, is uitgegeven door Epo. 319 blzn. ISBN 978 94 91297 49 6

4. Milady! Waar vrouwenrechten echt over gaan

Marleen Temmerman verdient zonder meer uw respect voor al het werk dat ze als gynaecologe, wetenschapster en politica gedaan heeft voor vrouwen van Middelkerke tot Mombassa, en verder. Zij vraagt echter geen applaus, maar aandacht. Voor de vrouwen die haar na aan het hart liggen en vooral voor het geweld dat zij dagelijks ondergaan. Daarover gaat Milady!, een boek zowel door als over Marleen Temmerman, haar ervaring en haar inzichten.

Zo een boek dreigt al snel een wierookvat te worden waarvan je heftig gaat hoesten midden de gewijde stilte die valt bij zoveel goedheid. Dat gevaar Heeft Temmerman vermeden door het boek in wezen te laten schrijven door Tine Maenhout, die op haar beurt de basisvraag van het boek -Waarover gaan vrouwenrechten eigenlijk, écht?- is gaan voorleggen aan vijftien “experts” met heel verschillende achtergronden en expertisdegebieden.

Ik plaats de aanhalingstekens rond het woord expert, omdat ik zelf ook geïnterviewd werd voor het boek en me nooit als een expert inzake vrouwenrechten zou omschrijven. Voor sommige andere gesprekspartners geldt dezelfde bemerking (ik denk aan Rudi Vranckx, Renaat Devisch, Etienne Vermeersch, Koen Stroeken en Dirk De Wachter), anderen voldoen zeker aan de expert-standaard (Sultan Balli, Marleen Bosmans, Vicky Claeys, Peter Gichangi, Patsy Sörensen en Miet Smet), en dan is er de restcategorie die zoveel expertise hebben op hun eigen domein dat ze zeker op hun plaats zijn in dit boek (Meyrem Almaci, Eva Brems en Peter Piot).

Kortom: de auteurs gaan in dit boek de uitdaging aan om een heel belangrijke vraag niet enkel zelf te beantwoorden, maar de lezers een pallet aan -soms botsende, soms complementaire, vaak overlappende- perspectieven aan te bieden, waarmee die lezers hun eigen antwoorden beter kunnen opbouwen. Of bevragen, want heel vaak wordt over vrouwenrechten, zoals over de meeste mensenrechten, gedacht in heel rechtlijnige en simpele schema’s. Die komen er bovendien meestal op neer dat “wij” (het Westen) weliswaar niet alle wijsheid en vooruitgang in pacht hebben, maar toch beter slagen in het realiseren van bedoelde rechten dan de rest van de mensheid. En dat we dus een beschavingsmissie hebben ten opzichte van de rest van de wereld.

Milady! trapt niet in de openstaande val. Het boek combineert op indrukwekkende wijze het pleidooi voor meer en volgehouden solidariteit met en tussen vrouwen, over alle grenzen heen, met een even passionele vraag om respect voor ieders economische, culturele en historische context. Een mens wordt er af en toe sprakeloos van, want het is een langzaam proces van vallen en opstaan, van twee stappen vooruit en een achteruit, maar het is belangrijk om met veel geduld, overtuigingskracht gebaseerd op de juiste gegevens, begrip en respect voor de andere, stap voor stap te bouwen aan een nieuwe wereld’, zegt Marleen Temmerman op het einde van het boek. En als zij dat zo bescheiden stelt, wie zijn wij dan om daar niet -elk op zijn  of haar eigen manier- op te antwoorden. Vrouwen wereldwijd, en dus de wereld zelf, verdient het.

Lees ook het interview met Marleen Temmerman waarin ingezoomd wordt op hoofdstuk 7: Internationale besluitvorming rond vrouwenrechten.

Milady. Waar vrouwenrechten echt over gaan door Marleen Temmerman en Tine Maenhout, is uitgegeven door Lannoo.215 blzn. ISBN 978 94 014 1791 4

5. De schande en de keerzijde

Het moet niet altijd Piketty zijn, er zijn meer dan voldoende andere auteurs en perspectieven om het over ongelijkheid te hebben. Bijvoorbeeld door het over armoede te hebben. En dat dan door een combinatie van een ruime politieke redevoering te combineren met een fictieve monoloog. Het was, met andere woorden, een goed idee van Van Halewijck om Jos Geysels en Erik Vlaeminck samen een boek(je) te laten maken over ongelijkheid en armoede.

Geysels, als voorzitter van onder andere Decenniumdoelen 2017 en 11.11.11, levert met De schande de eerste, inhoudelijke helft van het pamflet. Vlaeminck kruipt in de huid en het leven van een verarmde Vlaming. Zijn persoonlijke aanklacht verschijnt als De keerzijde, deel twee van deze uitgave.

Van Jos Geysels is geweten dat hij als (ex-)politicus er alles aan doet om ongelijkheid tot een centraal thema van het beleid van het publieke debat te maken. In dit pamflet vat hij de redenen daarvoor krachtig en toegankelijk samen.

Aangezien deze tekst geschreven is als de neerslag van toespraak, verwacht je als lezer geen overvloed aan voetnoten en verwijzingen naar interessante bronnen, maar je voelt dat de auteur / spreker zijn klassieken wel achter de kiezen heeft. Hij kent de cijfers uit de rapporten (85 miljardairs bezitten wereldwijd evenveel als de armste helft van alle gezinnen) en de diverse kritieken op de ongelijkheid (Piketty, Stiglitz, Krugman en anderen die aantonen dat de opwaartse herverdeling van de voorbije decennia niet leidt tot de beloofde economische groei), maar wat Geysels pleidooi en dit boekje echt toevoegen aan het huidige debat, is de klemtoon op de noodzaak van een armoedebeleid dat ingaat tegen de ongelijkheid.

In de media lijkt de snel stijgende ongelijkheid immers vooral een onrecht dat het lezers- en kijkpubliek treft: de middenklasse die in de huidige fase van het mondiale kapitalisme steeds kwetsbaarder wordt. De 1,5 miljoen Belgen die met minder dan 1000 euro per maand moeten rondkomen, blijven al te vaak buiten beeld –wegens onvoldoende economische meerwaarde volgens de enen, wegens onvoldoende georganiseerd en vertegenwoordigd door de anderen. Ongelijkheid en de strijd daartegen bekijken vanuit het perspectief van de onderkant van de maatschappij is een noodzakelijke, maar allesbehalve vanzelfsprekende oefening. Het pleit voor Jos Geysels dat hij dat niet alleen probeert, maar er ook in slaagt. Met dank aan de experts van de lange duur, genre Jan Vranken en Bea Cantillon, maar dat doet niets af aan de verdienste van De schande.

Het zal aan mij liggen, of aan de bruuske overgang in stijl, maar ik had meer moeite met het lezen van De keerzijde, zeker in het begin. Er zit een cliché in het opzet van de arme die opgevoerd wordt als Van De Kieboom Ronny, en in het gebruikte taaleigen waarin de klemtoon meteen op het volkse gelegd wordt. De openingszin zegt het helemaal: ‘Ge wilt mij in de gevangenis steken?! Hewel, steekt mij in de gevangenis!’ Het klinkt meteen als het naturalisme van de burgerij van een eeuw geleden, waarin elke arme stumper in onbehouwen woorden uitdrukking gaf aan de gouden pit in zijn ruwe bolster.

Ronny houdt zijn lange monoloog tegen een stomme politieman en vertelt op die manier zijn ervaring met de instellingen van de welvaartstaat die hem eerder in de armoede hebben doen belanden dan hem geholpen hebben door de moeilijke periodes van zijn leven heen te spartelen. Toch moet ik bekennen dat ik snel over mijn initiële terughoudendheid heen geraakte en meegenomen werd in de manier waarop Vlaeminck een archetypisch armoedeverhaal vlees en bloed geeft en je als lezer uitdaagt tot empathie met de mens die doet wat volgens de burgerlijke normen ontoelaatbaar is.

Uiteindelijk belandt de Ronny Van De Kieboom bij dezelfde vraag als Jos Geysels: als we wet en samenleving zo belangrijk vinden dat we zonder morren steeds meer investeren in blauw op straat en gevangenissen om overtreders in op te sluiten, waarom slagen we er dan niet in die wetten en die samenleving zo te structureren dat iedereen er maximale kansen door krijgt op een menselijk en waardig leven? En dat is een vraag die zo cruciaal is voor onze gezamenlijke toekomst dat ze luid en duidelijk, en in zoveel mogelijk toonaarden gesteld moet worden.

De schande & De keerzijde door Jos Geysels en Erik Vlaeminck, is uitgegeven door Van Halewijck. 86 blzn. ISBN 978 94 6131 344 7

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.