Beste Bill

Volgens u is ontwikkelingssamenwerking in Perú geen prioriteit meer. Dat zei u bij een recent bezoek aan Spanje. Men zou de financiële hulp beter concentreren op de armste landen, in sub-sahara Afrika. Tenslotte heeft het land de voorbije jaren een zeer sterke economische groei gekend (rond de 7% - in 2009 zelfs de strerkste groeier ter wereld), behoort het daardoor momenteel – op basis van het gemiddeld jaarloon -  tot de club der middeninkomenslanden, en last but no least, heeft het voldoende hulpbronnen ter beschikking die het in staat zouden stellen even rijk te zijn als een Europees land.  Een hele brok voer voor het aangaande debat over het nut en de zin van ontwikkelingssamenwerking.

Gemiddelden

De kritieken uit verschillende hoeken op uw uitspraak zijn voor de hand liggend. Het gebruiken van gemiddeld inkomen, bijvoorbeeld, negeert het feit dat er in Perú nog steeds sprake is van een enorme sociaal-economische ongelijkheid. In de laaste vijf jaar is ondanks de sterke groei de GINI-coëfficient slechts met 3% gedaald en de aandelen in de rijkdom van de tien procent rijksten en tien procent armsten zijn respectievelijk 40 en 1 procent. Grote stukken van de Andes en het Regenwoud zijn er erger aan toe dan pakweg Ethiopië. Trickle down werkt niet zo goed in een maatschappij die nog steeds funcioneert volgens het recht van de sterkste, waar de laatste vijfhonderd jaar het gros van het kapitaal en macht geconcentreerd zit in de handen van een kleine elite.

 

De zin van Ontwikkelingssamenwerking

De focus van het debat ligt echter op de kernvraag of het niet beter zou zijn landen die in de startblokken staan, zelf hun potentiëel laten ontwikkelen. Dat was ook waar u op doelde. De cijfers van de wereldbank wijzen tenslotte op een wereldwijde positieve tendens voor vele ontwikkelingslanden, behalve dan weer het hopeloze sub-sahara Afrika. Het gaat goed, de globalisering van een neoliberaal economisch beleid is de armoede aan het oplossen, rest ons enkel nog wat pijnlijke brandhaarden beneden de Sahara uit te roeien.

Ik heb daar mijn mening over (samen te vatten als “Qué?”), maar heb niet genoeg kennis en ervaring in de wereld van de ontwikkelingssamenwerking om een relevante bijdrage te leveren tot dat debat. Wat ik wel zeggen dat Perú helemaal nog niet in de startblokken staat.

Met hulpbronnen verwijst u uiteraard naar de troeven van de natuurlijke rijkdom van het land: een enorme biodiversiteit, de zee met de meeste vis ter wereld, maar vooral, immense hoeveelheden niet-hernieuwbare grondstoffen – mijnbouwproducten. De grootste goudmijn (Yanacocha) en de grooste koper-zinkmijn ter wereld (Antamina). En men blijft miljoenen kubieke meters onontgonnen goud en zilver, olie en gasvelden ontdekken (een beetje onpraktisch dat die zich allemaal onder kostbaar natuurgebied bevinden wel). Veel potentiëel, inderdaad.

 

A little bit of history repeating

Men leert altijd uit de geschiedenis, daarom is het interessant uw theorie even te testen aan de realiteit door te kijken naar het verleden. Daaruit leert men dat Perú altijd al rijk is geweest aan grondstoffen, dat wisten ze ook al zonder uw wijze woorden. En ook dat het land nog nooit in staat is geweest dat potentiëel om te zetten in duurzame groei.

Uw woordkeuze is een beetje ongelukkig, verwijzend naar Europa. Geen enkel europees land heeft zijn huidige welvaart te danken aan zijn grondstoffen – of het zouden die van de kolonies moeten geweest zijn. Op het moment dat de industriële revolutie begon was een groot deel van ons continent nog steeds bezig met het systematisch leegroven van de natuurlijke hulpbronnen van zowat heel Afrika, Zuidoost- Azië en Zuid-Amerika (u zou misschien eens iets moeten lezen over de zilvermijnen van Potosí*).

Met de onafhankelijkheid kwam er min of meer een einde aan de aderlating aan Spanje, maar dat nam niet weg dat de inkomsten van de land- en mijnbouw nog steeds voornamelijk ofwel naar de grote landeigenaars gingen (de kleine elite van spaanse afkomst), ofwel naar de buitenlandse ontginnende bedrijven.

Midden achttiende eeuw was er eerst de Guano-boom. Guano - nitraatrijke vogelmest – was door de grote hoeveelheid vogels boven de visrijke peruaanse kust in grote hoeveelheden beschikbaar. Maar door de agrarische revolutie in Europa was de honger groot en de voorraden snel op. Niet geteurd, in de kustwoestijn waren er ook grote lappen nitraatafzettingen. Ook aan dat mooie verhaal kwam snel een eind, toen Chili (met de hulp van Europa) in een dispuut over – alweer – mineralen, een groot stuk van zowel peruaans als boliviaans grondgebied inpikte. Rubber dan maar, overvloedig aanwezig in het regenwoud. De ravage die de gaucho’s hebben achtergelaten in het noordoosten van het land is nog erger dan wat Leopold II heeft uitgestoken in de Congo, maar het bracht wel op, ook toen al werd Perú gemiddeld gezien rijker. Jammer dat na anderhalf decennium goedkoper rubber op de markt kwam uit Zuid-oost Azië.

Bij elk van die booms ging het – weliswaar grote – kapitaal naar drie uitgavenposten: onderhoud van de haciendas van de rijke elite, onduurzame en soms belachelijk megalomane infrastructuurwerken en afbetalen van de grote schuldenberg aan Europese landen, ontstaan door wanbeleid.  En elke keer stortte de economie ook in toen het manna was uitgeput, waarvan vooral de arme indigena-bevolking het slachtoffer van was.

Ook de afgelopen decennia, in de context van een globaliserende economie, met toenemende vraag, en steeds betere technologie om dieper te graven, heeft men alweer nieuwe bronnen aangeboord. Maar de kopzorgen blijven.  De gevolgen op sociaal (verplichte uitzetting uit woongebied, drastische vermindering van de levenskwaliteit van de lokale bevolking – kwikvergiftiging en dergelijke) en ecologisch vlak door wanpraktijken komen u misschien niet veel ter ore, maar u zou misschien eens moeten vragen aan de inwoners van Choropampa hoe het er hier aan toegaat.  Het probleem is dat de overheid weinig onderhandelingskracht heeft om de mijnbouw strenge regels op te leggen, mede door corruptie, maar vooral door de grote afhankelijkheid van de sector voor hun inkomsten (60% van al het belastingsgeld).

 

Aanslepende ellende

De twee grootste sociale conflicten van het land op dit moment zijn te situeren – u voelt mij al komen – in de mijnbouwsector. De uitbreiding van de Yanacocha-mijn in Cajamarca, het Conga-project, zal de ecologisch onschatbaar waardevolle lagunes kapotmaken en zo watervoorziening van de arme boeren in het gebied afsnijden. Maar het project zal erdoor komen, omdat de regering de taksen van de formele buitenlanse mijnbouw nodig heeft om haar beloofde sociale programmas door te voeren. Een beetje ironisch, maar dat zijn ze hier al gewoon.

Een zere kies die de laatste maanden serieus is beginnen ontsteken is de informele kleinschalige mijnbouw in Madre de Dios, in het regenwoud. Met het artisanaal – klinkt veel onschuldiger dan het is en zeer vervuilend – ontginnen van goud valt heel veel geld valt te rapen op korte termijn. Combineer dat met armoede en een totaal gebrek aan alternatieve inkomensbronnen, en je krijgt een massa individuele peruanen die hun geluk wagen in het nieuwe wilde westen van deze wereld.  Velen van hen zijn ook maar arme mensen die eten op tafel willen krijgen voor hun kinderen, maar veel goud en geen regels gaan ook gepaard met de nodige excessen. Los van het feit dat de rivieren op sterven na dood zijn door de kwikvervuiling, zijn er de moordpartijen en de gedwongen (kinder)prostitutie. Het doet een beetje denken aan Heart of Darkness (net zoals de gauchos trouwens).

Zowel de informele als de formele mijnbouw hebben in Perú enorm nefaste gevolgen op sociaal en ecologisch vlak. Het grote verschil is dat de formele grootschalige mijnbouw wordt gerechtvaardigd op basis van de inkomsten, terwijl de informele sector wordt gedemoniseerd op basis van de gevolgen. De overheid staat telkens weer tegenover haar eigen bevolking, in sociale conflicten waarbij maar al te vaak doden vallen. Het oprollen van een bordeel in Madre de dios komt met dikke koppen in de kranten, intimidatie en vermoorden van vreedzame protestanten in Cajamarca niet. In Madre de Dios hebben ze geen geld om zelfs maar radiospotjes te kopen om hun positie te verdedigen, het miljardenbudget van de internationale mijnbouw probeert mij elke avond op mijn televisie leugens door de strot over hoe proper ze wel niet zouden zijn. Bij mij proberen ze tevergeefs, bij vele minder kritische peruanen werkt het wel.

Gisteren passeerde ik voorbij het ministerie van Milieu, waar arme boeren uit het regenwoud met spandoeken pleitten voor hun recht op een deel van de koek, en voor het stoppen van het doden van hun kinderen. Sorry, mijnheer Gates, maar Perú staat nog niet in de startblokken, in een steeds vrijere markteconomie blijven Europa en uw thuisland profiteren van deze zwaktes.

 

Helpende handjes

U heeft het als succesvol ondernemer zelf gemaakt, wat u misschien in de positie stelt te argumenteren dat men ook zonder helpende handjes erop vooruit kan gaan. Met uw succesverhaal in het achterhoofd krijgt uw uitspraak ook veel krediet. Maar vergeet niet dat u bent opgegroeid in op dat moment een van de rijkste landen ter wereld, in een rijke familie, als zoon van een advocaat en bankdirectrice, die uw studies in een prive-eliteuniversiteit en daarna Harvard hebben betaald. Capaciteitsopbouw heet dat in het ontwikkelingsjargon. Er lopen in Perú heel wat potentiële successvolle ondernemers rond, die het echter nooit tot miljardair zullen schoppen, omdat hun ouders niet in staat zijn hen degelijk onderwijs te betalen.

Misschien heeft het geen zin meer geld te blijven pompen - zelfs niet als kleine blijk van dank voor alles wat we van het land gepikt hebben - simpelweg omdat het niet zou werken. Paternalisme en neokololianisme zijn ook verre van nodig – tenslotte deelt president Ollanta uw mening. Maar we zouden voorzichtig moeten zijn met voorbarig optimisme op basis van gemiddelden, en misschien eens denken over hoe we de dingen dan wel kunnen oplossen in plaatsen waar het er nog steeds verre van middelmatig aan toegaat.

 

 

 

 

Quote van Bill Gates gelezen op blog van ex-collega over hetzelfde thema:

http://blogcooperation.be/2012/03/29/het-einde-van-de-ontwikkelingshulp-in-peru/

 

Meer info over Conga op www.catapa.be

*Potosi:

http://www.ditext.com/galeano/1.html

“Between 1503 and 1660, 185,000 kilograms of gold and 16,000,000 of silver arrived at the Spanish port of Sanlucar de Barrameda. Silver shipped to Spain in little more than a century and a half exceeded three times the total European reserves – and it must be remembered that these official figures are not complete. The metals taken from the new colonial dominions not only stimulated Europe’s economic development; one may say that they made it possible.“

“While metals flowed unceasingly from Latin American mines, equally unceasing were the orders from the Spanish Court granting paper protection and dignity to the Indians whose killing labor sustained the kingdom”

“In three centuries Potosi’s Cerro Rico consumed eight million fives. The Indians, including women and children, were torn from their agricultural communities and driven to the Cerro. Of every ten who went up into the freezing wilderness, seven never returned.”

 

 

 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Pieter Van de Sype werkt sinds 2009 voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru, in programma’s die duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen koppelen aan armoedereductie.

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.