Ook boven de Atlantische Oceaan is ongelijkheid onvermijdelijk

Gie Goris weet waar India ligt, maar neemt nu toch de route die Columbus 523 jaar geleden ook al nam: hij vliegt westwaarts in plaats van naar zijn vertrouwde Oosten. In een eerste bijdrage in zijn logboek is hij een sardientje dat nadenkt over ongelijkheid. India is misschien niet de bestemming, het is toch nooit ver weg.

  • (c) Gie Goris (c) Gie Goris

Als ik dan toch Cristobal Colon moet volgen, dan doe ik dat ook met een logboek, zoals het een ontdekkingsreiziger betaamt. Al weten we intussen dat we met reizen eerder onszelf dan de wereld verkennen, en dat de ongekende gebieden alleen onbekend zijn voor onszelf…

1. Go West, young man

Er zijn betere manieren om een een zonnige zaterdag in de herfst door te brengen dan als een sardien op 10.363 meter boven de Atlantische Oceaan, tussen Londres en Nueva York. Het kleine scherm voor mijn neus spreekt Spaans, alsof Supercomputer weet dat zetel 23H benomen is door iemand die vanuit de bestemming van deze vlucht (Miami) meteen door vliegt naar Quito, Ecuador. Of misschien doet American Airlines gewoon een voorafname op de toekomst, wanneer iedereen in Miami Spaans spreekt, zonder afbreuk te doen aan de tweede taal, Engels, natuurlijk.

2. Ongelijkheid is terug

In de Financial Times, die in Londres gratis ter beschikking lag van de pasajeros, staat vandaag een interessante recensie van enkele boeken over ongelijkheid. Centrale stelling van Julian Baggini: de goede argumenten om tegen ongelijkheid te vechten vandaag vertrekken niet van de ethische waarde van gelijkheid, maar van de reële en vaststelbare nadelen van de groeiende ongelijkheid.

Michael Marmot, bijvoorbeeld, toont in The Health Gap: The Challenge of an Unequal World aan dat de levensverwachting in Glasgow (tusssen 1998 en 2002) in Glasgow gemiddeld niet minder dan 28 verschilde tussen de rijkste en de armste inwoners –in het nadeel van de armen, uiteraard.

Robert Reich maakt zich in Saving Capitalism: For the Many, not the Few vooral zorgen over de houdbaarheid van democratische instellingen als de ongelijkheid zo snel toeneeemt als vandaag. In de jaren vijftig van vorige eeuw verdienden de bazen van grote bedrijven twintig keer meer dan hun gemiddelde werknemers, vandaag is dat tweehonderd keer zoveel. In die context kan je niet langer verwachten dat mensen vertrouwen hebben in de instellingen, en dus worden democratische instellingen onderuit gehaald, zegt Reich. De tegenstelling rechts/links in de politiek wordt dan ook vervangen door de tegenstelling establishment/anti-estabishment.

Baggini vertrekt van een boek van Harry G. Frankfurt (On Inequality) dat tegen de Piketty-trend ingaat en argumenteert dat de nieuwe obsessie met ongelijkheid niet vruchtbaar is, omdat ze dreigt af te leiden van wat echt belangrijk is: de mensen aan de onderkant de rechten en kansen geven die ze verdienen. De recensent besluit echter dat Frankfurt een aanval lanceert die door Marmot, Reich én Piketty makkelijk afgeslagen wordt. Zij argumenteren immers niet tegen ongelijkheid vanuit een principiële voorkeur voor gelijkheid, maar net vanuit de onaanvaardbare consequenties van de huidige ongelijkheid.

3. Duurzame ontwikkeling onder deze regering?

The few and the many, de titel van de bijdrage van Baggini, resoneert heel sterk met het debat dat ik gisteren modereerde aan de Universiteit Hasselt, over de Global Goals of de duurzame ontwikkelingdoelen.

Jan Vandemoortele argumenteerde op een bepaald moment dat de SDG’s géén universele agenda zijn, maar net als hun voorloper de MDG’s een agenda zijn voor het Zuiden. Wie er snel SDG10 en de onderliggende doelstellingen rond het bestrijden van ongelijkheid bijneemt, heeft in elk geval niet die indruk: ongelijkheid bestrijden is een opdracht voor iedereen, niet alleen voor het Zuiden. En dat geldt voor heel wat van de 17 SDG’s.

Een brede coalitie van Belgische middenveldorganisaties deed overigens al de oefening om te kijken wat de Belgische overheden moet doen als ze de SDG’s ook in ons koninkrijk aan de Noordzee willen  realiseren, signaleerde Bogdan Vanden Berghe. Dat leverde meer dan 300 concrete voorstellen opleverde –die véél verder gaan dan de klassieke ontwikkelingseisen over 0,7 procent.

Wat een land als België moet doen om de duurzame ontwikkelingsdoelen te halen, leest als het  negatieve cliché van het huidige regeringsbeleid dat onverkort inzet op besparingen, ook op sociale uitgaven, onderwijs en andere investeringen in menselijk en gemeenschappelijk kapitaal. ‘Deze regering gelooft dat de besparingen vandaag nodig zijn om te voorkomen dat we een zware factuur doorsturen aan de volgende generatie’, zei Peter Moors.

Dat was het diplomatieke antwoord op de vraag of de begrotingsbesprekingen zouden resulteren in een plan dat de realisatie van de SDG’s dichterbij zou brengen. Met andere woorden: neen, de federale regering zal haar eigen beleid op dit moment niet afstemmen op de SDG’s die ze nochtans pas onderschreef in New York en die minister voor Ontwikkelingsssamenwerking De Croo enthousiast verdedigde voor het panelgesprek (en voordat hij spoorslags moest terugkeren naar het begrotingsoverleg in Brussel).

4. Lies, damned lies and statistics

Iedereen in de zaal was overigens onder de indruk van de keynote speech van de minister. En inderdaad: van de vele ministers en staatssecretarissen die ik sinds 1980 op de post Ontwikkelingssamenwerking heb weten passeren, waren er niet veel die zo overtuigend en onderbouwd over hun beleidsdomein spraken. ‘Eindelijk een minister die vertrekt van feiten en gegevens’, zei Nadia Molenaers (IOB, Universiteit Antwerpen) na het debat. De powerpoint van de minister bevatte effectief veel meer grafieken en statistieken dan ideologische uitspraken. Al weten we natuurlijk dat de selectie van feiten en bronnen bij uitstek ideologisch kan zijn.

Een van de opvallende zaken in het discours van de minister is dat hij vertrekt van de stelling dat het goed gaat met de wereld. Steeds meer landen evolueren wat welzijn en economie betreft in de richting van de rijke, geïndustrialiseerde wereld. Dat blijkt uit de evaluatie van de Millenniumdoelen: de armoedecijfers, de levensverwachting, de deelname aan onderwijs, de toenemende gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Alleen, zegt De Croo in navolging van Paul Collier, is er een miljard mensen dat niet mee is in deze positieve evolutie. Die mensen leven vooral in de armste landen, en daarom moet de ontwikkelingssamenwerking vooral inzetten deze arme en vaak fragiele landen.

Het is een overtuigend en mobiliserend verhaal. Alleen is het volgens mij niet helemaal waar. Om het bij de cijfers te houden: de minister toonde op een bepaald moment een dia waarop de evolutie van extreme armoede gevisualiseerd wordt. Volgens de gehanteerde rekenkunde blijven er in India vandaag nog slechts 88 miljoen extreem armen over, op een bevolking van bijna 1,2 miljard. Internationaal werd heel onlangs de grens voor extreme armoede opgetrokken van 1,25 dollar per dag per persoon naar 1,9 dollar. Deze gegevens zijn echter van voor deze aanpassing. Als vandaag slechts 7 procent van de Indiase bevolking onder die internationale armoedegrens leeft, heb ik de voorbije 25 jaar een ander land bezocht, vrees ik. Een ander land ook dan het India van nobelprijswinnaar Amartya Sen en zijn Belgisch-Indiase collega Jean Drèze, die het hebben over ‘eilandjes van Californië in een zee van sub-Saharaans Afrika’.

5. Droomland India

Drie cijfers uit Sen en Drèze’s boek India. An Uncertain Glory om dat beeld te onderbouwen: 43 procent van de min-vijfjarigen in India is ondervoed; de helft van alle gezinnen in India moet zijn behoeften doen in open veld, terwijl dat in het armere buurland Bangladesh slechts rond de 8 procent is; en in India beschikt zowat dertig procent van de bevolking niet over elektriciteit, in China is dat één procent.

Volgens de officiële cijfers die de Indiase regering een paar jaar geleden zelf gaf, leeft 350 miljoen Indiërs onder de armoedegrens die ze zelf hanteert. De armoedegrens bedraagt 32 roepie per persoon per dag in de stad en 26 roepie op het platteland. Op dat moment was één euro goed voor 87 roepie. Volgens de internationale standaard van extreme armoede, leefde in 2013 42 procent van de Indiërs onder de grens van 1,25 dollar per dag. Dat komt neer op ongeveer 480 miljoen Indiërs, in plaats van 88 miljoen.

Sen en Drèze argumenteren in hun boek trouwens dat inkomensongelijkheid één vorm van ongelijkheid is, maar dat India daar nog enkele lagen van ongelijkheid bovenop legt (kaste, gender, ruraal-stedelijk, machtselite…) die de bestrijding van de nefaste ongelijkheid in het land uitermate moielijk maakt.

Hiermee wil ik niet argumenteren dat de basisstelling van minister De Croo –bilaterale ontwikkelingshukp moet zich vooral richten op de armste en fragiele landen- fout is. Wel dat ze op basis van serieuze data belangrijke nuances vraagt. En dat een op data gebaseerd beleid nood heeft aan een heel kritische lezing van de gebruikte data.

Overigens vindt De Croo dat ook, als het gaat over de cijfers die minister van Financiën Van Overtveldt op tafel legt tijdens de begrotingscontrole.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.