Gered van de sloop. Rotor DC geeft bouwafval tweede leven

Drie jaar geleden richtte architectuur- en onderzoekscollectief Rotor een bedrijf op, Rotor Deconstruction. Het bedrijf leidt materiaalstromen uit de bouwsector naar een tweede leven. Vandaag vind je in de depots van Rotor DC een overvloed aan modern en postmodern moois, gered van de sloop en onderweg naar de hergebruikmarkt.

  • © Karlijne Geudens Lionel Billiet © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens Lionel Billiet © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens Lionel Billiet © Karlijne Geudens
  • © Karlijne Geudens © Karlijne Geudens

In de Lakensestraat in Brussel, waar het hoofdkantoor ligt van architectuurcollectief Rotor, springt Lionel Billiet op een woensdagmiddag op de fiets. Hij is een half uur te laat vertrokken voor onze afspraak in Vilvoorde, waar het depot van Rotor DC staat. Wij zijn in Vilvoorde met onze auto verstrikt geraakt in een pijnlijke verkeersdrukte maar via het kanaal is de weg van Brussel naar het depot zo gefietst. Wanneer wij eindelijk aankomen, staat Lionel ons al op te wachten bij de voordeur.

In de depotruimte ligt een overvloed aan net-niet-antieke bouwmaterialen. De kantoormeubels, deuren, tegels, raamkozijnen, keukentoestellen, dakpannen, sanitair, en nog veel meer, vullen een oppervlakte van zo’n 1000 m². Rotor DC staat voor Rotor Deconstruction, de afbraak- en verkoopscel van Rotor.

© Karlijne Geudens

 

Onderzoek en architectuur

Rotor zélf ontstond in 2005 en is een architectuur- en onderzoekscollectief. Opgericht door architecten Lionel Devlieger en Tristan Boniver en ontwerper Maarten Gielen, is Rotor als organisatie intensief bezig met materiaalstromen in de bouwsector en de industrie.

Rotor doet veel. De negentien medewerkers van de vzw onderzoeken, ontwerpen, bouwen, adviseren en organiseren tentoonstellingen en wedstrijden, en die activiteiten lopen in en door elkaar. Het is een echte Brusselse organisatie, met een internationale blik en lokaal verankerde werking – en naast de inhoudelijke kruisbestuiving lopen de talen er ook in en door elkaar. Het Nederlands van Lionel is uitstekend, met een pittig Frans accent.

© Karlijne Geudens

 

Afbraakmaterialen

Toen Lionel Billiet, een bio-ingenieur, in 2010 bij Rotor kwam, deed hij mee onderzoek naar het beheer van bouw- en sloopafval. Dat werkgebied breidde zich met de jaren uit naar de praktijk: stilaan specialiseerde een deel van Rotor zich in de afbraakmaterialen van gebouwen – en welke manieren er bestaan om die materialen, bestemd voor de sloop, opnieuw in gebruik te brengen.

Rotor DC’s modus operandi loopt als volgt. Lionel: ‘Wanneer een groot gebouw – meestal een Brussels kantoorgebouw – klaar is voor de sloop of voor grondige renovatie, worden we uitgenodigd om het gebouw te onderzoeken. We hebben een netwerk van afbraakaannemers en vastgoedbedrijven waarmee we samenwerken, dus toegang tot dat type gebouwen loopt best vlot.’

‘Dan volgt de inventarisatiefase: alle materialen die wij beschouwen als waardevol en gemakkelijk te herbruiken, brengen we samen in een overzicht. Met die lijst gaan we aan de slag – we contacteren mogelijke geïnteresseerden en proberen zo veel mogelijk materiaal op voorhand te verkopen. Echt mooie stukken die we niet rechtstreeks verkocht krijgen, nemen we zelf over en verkopen we via de webwinkel.’

© Karlijne Geudens

 

700 ton

‘Wat we doen met Rotor DC is niet nieuw,’ vertelt Lionel, ‘we waren er al even mee bezig, als extra bij ontwerp- of inrichtingsprojecten. Maar sinds de opstart van Rotor DC in 2013 gebeurt het veel intensiever. Tussen 2005 en 2008 zorgden we er met Rotor voor dat 30 ton bouwafval een nieuwe bestemming kreeg. Sinds de opstart van Rotor DC herbestemden we al meer dan 700 ton.’

’Tussen 2005 en 2008 zorgden we er met Rotor voor dat 30 ton bouwafval een nieuwe bestemming kreeg. Sinds de opstart van Rotor DC herbestemden we al meer dan 700 ton.‘

Lionel geeft een rondleiding doorheen het depot. In de collectie zijn Belgische architectuurlegendes als Jules Wabbes of Lucien Engels goed vertegenwoordigd. Maar evengoed liggen er volhouten planken, keramische tegeltjes of lampen van anonieme ontwerpers. De materialen die er liggen hebben één ding gemeen: de medewerkers van Rotor DC hebben genoeg technische kennis om ze eigenhandig te demonteren en verkoopsklaar te maken. Elektrische apparaten of objecten die een risico met zich meebrengen, worden geweerd.

Tegen een buitenmuur staat een groep marmeren vensterbanken. ‘Die zijn te koop per lopende meter, maar ze zijn niet allemaal in goede staat,’ vertelt Lionel. ‘Bij marmeren vensterbanken, of bij houten planken, raakt het materiaal wel eens beschadigd. Daar zoekt Rotor DC ook naar nieuwe toepassingen voor het verlies. Gebroken keramische tegels belanden zo bijvoorbeeld als ‘puzzelstukjes’ in een vloer.’

© Karlijne Geudens

 

Verdeeld over houten bakken ligt ook een opvallende lading stukken gekleurd glas. Die kregen Lionel en co mee uit een oude fabriek in Val Saint Lambert. De tegels worden op elkaar gezet met brede cementvoegen – een moderne versie van glas-in-loodramen.

Gebouwen laten doorleven

De meeste materialen worden doorverkocht en belanden dus niet in het depot. ‘Eén van de leukste dingen voor ons,’ vertelt Lionel, ‘is wanneer materialen die we recupereren, opnieuw een plekje krijgen in datzelfde gebouw. In de Boekentoren in Gent demonteerden we een hele voorraad boekenrekken, naar ontwerp van de art-décopionier Henry Van de Velde. Na de renovatie van het iconische gebouw krijgen de rekken er weer een plaats.’

‘Bij de ontmanteling van de Belgacom-kantoren in Brussel konden we gele en rode keramische tegeltjes redden van de sloop,’ vervolgt Lionel. ‘Op een werfvergadering lieten we die zien aan de architect en de aannemer van de renovatie. Daarop stuurde de architect zijn plannen bij en kregen die tegels een centrale plek in het gebouw.’

© Karlijne Geudens

 

‘We hebben soms het gevoel dat we erfgoedbewaarders zijn,’ vertelt Lionel, ‘maar dan van erfgoed dat nog niet echt als erfgoed erkend is. Er bestaat een bloeiende tweedehands- en antiekmarkt voor materialen die gemaakt zijn tot en met de jaren ’30. Wat daarna werd geproduceerd – op grote schaal, met moderne materialen en een minder evidente “schoonheid” – is vaak onderbelicht. Bij Rotor hebben we een zwak voor moderne en postmoderne ontwerpen.’

‘Met Rotor timmeren we aan de weg die hergebruik uiteindelijk opnieuw wil verankeren in de bouwsector.’

‘We hebben grote hoeveelheden verlichting op stock. We hopen dat er binnenkort een revivalgolf van design uit de jaren 1990 aankomt. We zijn er in ieder geval goed op voorbereid,’ grinnikt Lionel.

‘Uit een onderzoek bleek dat de herbruikmarkt sinds de jaren 1990 in vrije val is,’ vertelt Lionel. ‘Terwijl we merken dat heel veel producten net erg intelligent in elkaar zitten. De laatste decennia ontwerpen ingenieurs bijvoorbeeld slimme kantoormaterialen die makkelijk demonteerbaar zijn, of modulair. Maar vaak verdwijnt met een nieuwe huisbaas ook de oude inrichting, en eindigt die slim ontworpen kantooruitrusting op het stort.’

‘Met Rotor timmeren we aan de weg die hergebruik uiteindelijk opnieuw wil verankeren in de bouwsector,’ vervolgt Lionel. ‘We hebben een plan, dat uit vier stappen bestaat. De overheid zien we als partner, die mee kan sturen door belemmeringen weg te nemen.’

© Karlijne Geudens

Lionel Billiet

Opalis

Lionel: ‘We startten met een onderzoek naar alle handelaars in tweedehands bouwmaterialen. In 2012 resulteerde dat in een website, Opalis. De interactieve kaart die we maakten, is vandaag dé tool voor de bouwsector om informatie terug te vinden over bedrijven die handelen in herbruikbare materialen.’

‘Stap twee was een gids die publieke opdrachtgevers kunnen gebruiken als ze te maken krijgen met een werf – in opstart, of in afbraak. We maakten een Vademecum, samen met het Brussels gewest en een team van juristen. Het werd een handleiding die helpt om de milieu-impact van werven te verkleinen – zonder een meerprijs. Het Vademecum biedt heel wat manieren om bouwmaterialen te recupereren. Je kan het document gratis van onze website halen. Op z’n Brussels is het beschikbaar in het Frans en in het Nederlands.’

‘In een derde fase hebben we ingezet op stimuleren. Samen met enkele partners hebben we in 2015 een wedstrijd georganiseerd die ontwerpers wilde uitdagen om met herbruikmaterialen te werken. In een volgende stap willen we toonaangevende projecten in beeld brengen en bekend maken bij een groot publiek, via onze Opalis-site.’

© Karlijne Geudens

 

‘We hopen dat hergebruik van materiaal gemeengoed wordt,’ vertelt Lionel. ‘We vinden het dan ook waardevoller als bij élke werf tien procent van het materiaal gerecupereerd zou worden – in plaats van bij één project op tien alles volgens de regels van het herbruikkunst te doen, en bij de negen andere helemaal niets.’

Lokale jobs

‘Werken bij Rotor DC is echt boeiend,’ stelt Lionel. ‘We doen er aan speurwerk – naar de mooiste bewaarde stukken – gecombineerd met vakkennis – hoe demonteer je gebruikte bouwelementen? – en we leveren regelmatig fysieke arbeid bij breekwerken. Al onze objecten documenteren we zo goed mogelijk. In sommige gevallen betekent dat zelfs dat we een handleiding maken op maat.’

‘De vijf jobs die Rotor DC afgelopen jaren creëerde zijn voor ons het begin van een veel groter verhaal. We willen graag nog meer arbeidsplaatsen creëren. Die arbeid is sowieso lokaal verankerd. We hebben echt het idee dat we kwaliteitsvolle arbeidsplekken kunnen bieden.’

© Karlijne Geudens

 

Trial and error

‘Volgend jaar starten we een coöperatie op voor Rotor DC,’ vertelt Lionel. ‘Werken met een vzw brengt beperkingen met zich mee. Niemand is eigenaar van de organisatie. Als we op lange termijn kringlopen van bouwmaterialen de professionele sector binnen willen brengen, is het gewoon nodig dat ons werk rendeert. Met Rotor DC zou dat op korte termijn kunnen. De vzw zou er dan naast blijven bestaan, als onderzoeks- en ontwerpstudio.’

Doorheen de jaren hebben we onze definitie van herbruikbaarheid bijgesteld. Deze houdt niet alleen rekening met óf er andere mensen zijn die de herbruikbare materialen willen of kunnen gebruiken, maar ook met de rentabiliteit – de totale som van werkuren, transport en stockagekosten.

Lionel: ‘In 2013 waren we met Rotor curator bij de Oslo Architecture Triennale, een driejaarlijks architectuurfestival. We bundelden er “bewijsstukken” – maquettes, objecten, advertenties, prototypes, en veel meer – die allemaal een verhaal brengen over hoe de architectuur- en bouwsectorde laatste decennia met het concept duurzaamheid is omgegaan. Volgens ons is het erg belangrijk om een genuanceerd en levend debat rond duurzaamheid te blijven voeren, en verschillende aanpakken door elkaar te laten bestaan, te werken met trial and error.’

‘Doorheen de jaren hebben we onze definitie van herbruikbaarheid bijgesteld. Deze houdt niet alleen rekening met óf er andere mensen zijn die de herbruikbare materialen willen of kunnen gebruiken, maar ook met de rentabiliteit – de totale som van werkuren, transport en stockagekosten. De minimumprijs die Rotor DC vraagt voor de objecten is dan ook de prijs die we effectief in het materiaal hebben gestoken: die van het afbraakwerk, het transport en de opslag.’

‘Deze zomer brachten we een label uit, Ditto, dat kwalitatieve gebruikte metaalwaren zoals deurklinken, metalen plakkaatjes of kapstokken opnieuw verpakt,’ vertelt Lionel. ‘Het is deels een experiment om te testen wat aanslaat en wat niet. We kunnen die spullen aanbieden aan 50 à 70% van de nieuwprijs. De Ditto-producten kan je momenteel kopen in de winkels van duurzame bouwmarkt Carodec, in de buurt van Brussel. We hopen het project verder uit te breiden.’

© Karlijne Geudens

Lionel Billiet

Paneel in de voortuin

‘In onze onderzoeken botsten we op foto’s van  begin vorige eeuw. Daarop zagen we dat het sloopproces van een gebouw begon met een affiche die neergepoot werd aan de ingang van de werf. Op die affiche stond een gedetailleerde omschrijving van de materialen die bij de sloop verkocht zouden worden. Mensen konden dan intekenen om die materialen op te kopen. Best een logisch idee toch,’ merkt Lionel op. ‘Zo’n honderd jaar later zijn de spelregels gewijzigd. Nu is het aan ons – en aan de hele sector – om een 21ste eeuwse versie van deze herbruikpraktijken – vol gezond verstand –, opnieuw uit te vinden.’

 

Dit artikel van Isabelle Vanhoutte verscheen eerder op haar website Kleine Revolutie.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Journaliste, tentoonstellingsmaker en leerkracht

    Isabelle Vanhoutte (º1987) is freelance journaliste en geeft sinds 2016 verslag over bottom-up-initiatieven rond duurzaamheid en circulaire economie.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.