Over tien jaar is de vis op
Europees visserijbeleid: de hervorming van de laatste kans
Alma De Walsche
31 oktober 2012
Europa is volop in debat over de hervorming van zijn visserijbeleid. Het wordt een hervorming van de laatste kans, want de toestand van de visbestanden is ronduit dramatisch. Als de huidige onduurzame praktijken, mee in stand gehouden door Europese subsidies, aanhouden, is er over tien jaar nauwelijks nog visserij mogelijk in de Europese wateren. Volgens sommige wetenschappers is het al vijf over twaalf.
We eten met ons allen steeds meer vis. In de jaren zestig consumeerden we gemiddeld 9,9 kg per jaar per persoon, in 2010 was dat 16,6 kg. Die aantallen blijven stijgen en groeien veel sneller dan de oceanen vis kunnen aanleveren. Bovendien wordt er vaak gevist met methodes die een zware ecologische impact hebben. Maar vooral de verspilling door de tonnen bijvangsten is problematisch.
Het resultaat van de huidige aanpak is verbijsterend. Uit het Sofia 2012-rapport (State of the World’s Fisheries and Aquaculture) van de VN-landbouw- en voedselorganisatie FAO blijkt dat in 2009 57 procent van de mariene visbestanden volledig uitgeput is, en 30 procent overgeëxploiteerd. In Europa is driekwart van de visbestanden overbevist: 82 procent voor de Mediterrane visbestanden en 63 procent voor de Atlantische. Als er in dit tempo wordt doorgegaan, zullen tegen 2022 negen van de tien bestanden met uitsterven bedreigd zijn. Europees Commissaris voor Visserij Maria Damanaki gaat nog verder en heeft het over slechts 8 van de 136 bestanden die over tien jaar nog zullen overleven als er niet dringend wordt ingegrepen.
Aanpassen om te overleven
Het Europese visserijbeleid, dat in 1970 in het leven werd geroepen en dat om de tien jaar herzien wordt, had tot doel duurzame visserij te bevorderen, maar is tot op heden zijn doel voorbijgeschoten. Europa loopt ook achter, vergeleken met de VS of Canada. De totale instorting van de kabeljauw in de jaren negentig heeft daar geleid tot een moratorium dat nog steeds van kracht is. De Europese vloot is ook te groot, twee tot drie keer boven het duurzame niveau, zo blijkt uit een studie van de Europese Commissie. Noorwegen, dat zijn vloot met 54 procent reduceerde, is een voorbeeld van verduurzaming door inkrimping, precies om nog een toekomst te hebben.
Europa exporteert ook zijn het probleem: vanwege de tanende voorraden hier, vist een kwart van de Europese vloot in niet-Europese wateren, met alle sociale en ecologische gevolgen van dien. Voor een groot deel van de wereldbevolking levert vis de noodzakelijke eiwitten, en voor steeds meer mensen in de ontwikkelingslanden is visserij een belangrijke economische sector, maar ze vangen letterlijk achter de netten van moderne Europese schepen. De Europese vloot vangt elk jaar 1,2 miljoen ton vis buiten haar eigen territoriale wateren, dat is een kwart van de totale vangst. Deze scheefgetrokken situatie wordt bovendien op basis van Europese subsidies in stand gehouden. Voor 2007-2013 bedroeg het totale pakket 4,304 miljard euro. België krijgt hiervan 26,26 miljoen, maar Spanje, de nummer één, krijgt bijvoorbeeld 1,13 miljard euro. En dat alles om een onhoudbare situatie te laten voortbestaan.
Grenzen respecteren
Iedereen is er dan ook van overtuigd dat het anders moet, wil men nog een toekomst overhouden zowel voor de vissen in de oceanen als voor de vissers op het land. In juli vorig jaar kwam de Europese Commissie met een greenpaper, een ontwerp voor hervorming, dat aan de Europese Raad en het Europees Parlement werd voorgelegd, een voorstel dat door de milieubewegingen lovend werd onthaald. Het uitgangspunt voor het nieuwe beleid is een ecosysteembenadering.
In Europa is driekwart van de visbestanden overbevist: 82 procent voor de Mediterrane visbestanden en 63 procent voor de Atlantische
Els Torreele, onderzoekster aan het Ilvo (Instituut voor Landbouw en Visserij): ‘Het is de bedoeling om elke gebruiker van de zee te laten inzien dat als je één factor beïnvloedt, er ook iets verandert voor de andere factoren in het systeem.’ In grote lijnen stelt het document dat tegen 2015 de quota voor de bedreigde visbestanden teruggebracht moeten worden naar de maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable yield, waarbij de grens voor vervangingsreproductie niet overschreden mag worden). De bijvangst, die soms oploopt tot zestig procent en in 2008 7 miljoen ton bedroeg, mag niet langer overboord geworpen worden, maar moet mee aan land, zodat de registratie daarvan een extra stimulans is om die af te bouwen. Europese subsidies moeten ook gaan naar het inkrimpen van de vloot, en aquacultuur moet verder worden uitgebouwd.
Om de doelstellingen te halen, zou er ook meer gedecentraliseerd worden, om landen soepeler te laten inspelen op lokale situaties om de opgelegde doelstellingen te bereiken. Er zou ook meer gewerkt worden met labels om de consument in het aanbod te oriënteren. Het voorstel van de Commissie heeft op de Europese Ministerraad veel tegenwind gekregen, vooral van landen waarvoor de visserij van groot belang is: Frankrijk, Spanje, Griekenland en Italië. De Ministerraad wil dat landen tegen 2015 die maximale duurzame opbrengst moeten bereiken ‘waar mogelijk’, en anders pas tegen 2020. Voor Saskia Richartz van Greenpeace International is dat voorstel onaanvaardbaar. Richartz: ‘Dit betekent nog een decennium van onduurzame visserij, wat fataal kan zijn voor vele soorten.’
Vreemd genoeg is ook België bij de landen die zich schrap zetten, hoewel onze visserijsector nog slechts 89 vaartuigen telt. De Vlaamse visserij vist vooral op tong en schol, en door een historische erfenis werken de schepen voor het grootste deel nog met de boomkor, die bijzonder slecht is voor het bodemleven in de zee. Bovendien vergen de boten met boomkor ook veel brandstof en die is juist heel duur geworden. Toch wordt hier aan gewerkt, aldus Els Torreele. ‘Vorig jaar is er een convenant ondertekend tussen de Rederijcentrale, het Ilvo, Natuurpunt en het kabinet van Landbouw en Visserij om te werken aan het verduurzamen van de Vlaamse visserij.’
Een bron van ergernis is ook dat wetenschappers regelmatig, maar vooralsnog tevergeefs, een stand van zaken opmaken over de toestand van de visbestanden, onderzoek waar veel geld in geïnvesteerd wordt. De resultaten van dat onderzoek dienen als basis voor de jaarlijkse politieke onderhandelingen over de toekenning van de quota. Maar in die onderhandelingen blijken de politici nauwelijks rekening te houden met de wetenschappelijke bevindingen. Uit een wetenschappelijk onderzoek van 2011 van een groep wetenschappers van de Universiteit van York, Groot-Brittannië, blijkt dat de politici tussen 1987 en 2011 voor de elf onderzochte bestanden in 68 procent van de gevallen de quota hoger gesteld hadden dan de toegelaten hoeveelheid, slechts in 14 procent van de gevallen lagen die quota lager. Voor België spreekt Els Torreele dit formeel tegen. ‘Het Ilvo wordt nauw betrokken bij dit overleg en met onze adviezen wordt wel degelijk rekening gehouden.’ Ook Europa wil duidelijker erkenning voor de wetenschappelijke bevindingen bij het opstellen van het beleid.
Het Europees Parlement, dat ook voorstander is van een streng en duurzaam visserijbeleid, stemt pas eind november over het voorstel om de meer dan 2500 amendementen te kunnen verwerken. Normaal gezien hadden de besprekingen eind dit jaar afgerond moeten zijn om het nieuwe beleid vanaf 2013 van kracht te laten worden, maar die datum is inmiddels verschoven naar 2014.