2007 wordt recordjaar voor VN-blauwhelmen

Vijftig jaar gelden stuurden de Verenigde Naties voor het eerst blauwhelmen in het veld, ter vervanging van de Franse en Britse troepen die met Israëlische steun het Suezkanaal hadden bezet. Zestig missies later zijn de blauwhelmen “een onmisbaar wapen in het arsenaal van de internationale gemeenschap” geworden, verklaarde VN-secretaris-generaal Kofi Annan. Annan waarschuwde dat de VN-troepen “een vredesproces kunnen begeleiden, maar niet vervangen”.

Momenteel voeren 93.000 blauwhelmen achttien vredesmissies uit, waarvan acht in Afrika. Wanneer de door de Veiligheidsraad voorgestelde versterkingen in Oost-Timor en Libanon er komen, zal hun aantal stijgen tot 112.000. Mocht Sudan zijn verzet tegen een vredesmacht in Darfur opgeven, hebben de VN zelfs 140.000 blauwhelmen onder de wapens.

Veertien schepen ondersteunen de huidige VN-vredesoperaties, die samen 4,7 miljoen euro kosten, vijf keer meer dan de rest van het VN-budget.

Ongeveer 67 procent van de VN-soldaten en –politiemannen is afkomstig uit ontwikkelingslanden. De grootste leveranciers zijn Bangladesh, Pakistan, India, Jordanië, Nepal, Ethiopië, Ghana, Nigeria, Uruguay en Zuid-Afrika. De 25 landen van de Europese Unie leveren slechts 5,8 procent van de troepen, de Verenigde Staten 0,5 procent.

De blauwhelmen krijgen hun opdrachten van de VN-Veiligheidsraad, waar de ontwikkelingslanden niet hetzelfde politieke gewicht hebben als de vijf permanente leden. Annan wees nog eens op het belang van een uitbreiding van de Veiligheidsraad omdat het “niet voor de hand ligt troepen te vragen aan landen die het gevoel hebben dat ze onvoldoende in de Veiligheidsraad zijn vertegenwoordigd”.