2009 in Afghanistan en Pakistan: een chaotisch en dodelijk koppel

2009 was het jaar van AfPak, zonder twijfel. Barack Obama had er tijdens zijn campagne al op gehamerd dat zijn prioriteit zou gaan naar de gecombineerde strijd in Afghanistan en Pakistan tegen de taliban en hun interationalistische vrienden van Al Qaeda. Eind maart formuleerde Obama dan zijn grote AfPak strategie, die in Den Haag tijdens een Big Tent evenement (in aanwezigheid van 73 landen, 10 internationale organisaties en 7 internationale waarnemers) geconsacreerd en enkele dagen daarna in Straatsburg / Kehl tot Navo-strategie verheven werd. De maanden die volgden werd die nieuwe aanpak echter alweer aan een grondige evaluatie en herziening onderworpen. Wie dan nog twijfelt over het uitzichtloze van de operatie, is ziende blind.
Afghanistan
In maart 2009 zei minister van Defensie Pieter De Crem tijdens een radio-interview over de troepenopbouw in Afghanistan: ‘Het gaat hier niet om een oorlog.’ Waar het volgens De Crem wel over gaat, is over ‘een militaire aanwezigheid die het mogelijk moet maken dat er een economisch weefsel wordt opgebouwd, dat nodig is om de drugshandel tegen te gaan die het internationaal terrorisme financiert dat al zo dicht is gekomen dat er aanslagen zijn gepleegd in Londen, Parijs en Madrid.’
Niet iedereen was het dit jaar eens met De Crem. De Pakistaanse kenner van de regio, Ahmed Rashid, zei op de MO*lezing eind oktober: ‘‘Sommige regeringen in Navo-landen blijven tegen hun bevolking zeggen dat ze niet in een oorlog verwikkeld zijn, maar dat hun soldaten in Afghanistan zijn om aan heropbouw en ontwikkeling te doen. Dat is absurd. Ik kan u verzekeren dat er goed als geen ontwikkelingswerk mogelijk is nu de opstand zowat het hele land in zijn greep gekregen heeft.’
De oorlog kostte (tot begin december) alvast 491 levens aan de kant van de internationale coalitie. 2008 was met 295 gesneuvelde coalitiesoldaten het vorige diepterecord.
De impasse waarin het Afghanistanbeleid terechtgekomen is, werd begin februari goed samengevat op de cover van Newsweek met de titel: “Obama’s Vietnam”. Eén van de parallellen die de auteurs van dat coververhaal zien, is de vaststelling dat in Afghanistan, net als destijds in Vietnam, het motto lijkt te gelden: ‘When in doubt, escalate.’ En zoveel te groter de twijfel over de te volgen strategie, zoveel te sneller men de militaire aanwezigheid opvoert. Die stelling leek bevestigd te worden door generaal Stanley McChrystal. In een evaluatierapport dat eind september werd ‘gelekt’, schrijft de opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen in Afghanistan: ‘Als we er op de korte termijn – de volgende twaalf maanden – niet in slagen het initiatief te nemen en het elan van de opstandelingen te keren, riskeren we een uitkomst waarbij het niet langer mogelijk zal zijn om de opstand te verslaan.’ Daarom vroeg hij, na de troepenvermeerdering van begin 2009 met 17.000 manschappen, nog eens 40.000 soldaten extra.
Wat vandaag verkocht wordt als een bewijs van vastberadenheid, is in feite een uitdrukking van radeloosheid. Newsweek citeerde begin dit jaar al de Amerikaanse minister van Defensie Robert Gates: ‘Waar ik me zorgen over maak, is dat de Afghanen ons veeleer gaan zien als een deel van het probleem dan als een deel van de oplossing. Als dat gebeurt, zijn we verloren.’ Zijn voorwaardelijke toekomstige wijs is misleidend of getuigt van gebrekkige terreinkennis. Wat Gates vreest, is immers allang realiteit.
Tijdens de conferentie in Den Haag op 31 maart beloofde de Afghaanse president Karzai zijn volledige medewerking aan de strijd tegen de corruptie – een fenomeen dat door Hillary Clinton diezelfde dag omschreven werd als ‘een kanker in de samenleving en het beste recruteringsmiddel voor de terroristen’. De verkiezingen in Afghanistan van eind augustus maakten duidelijk hoe geloofwaardig de woorden van Karzai zijn. Elke strategie om de taliban van een nieuwe machtsovername te houden, heeft behoefte aan een goed werkende en legitieme Afghaanse regering. En dat is dus hét centrale probleem voor president Obama, maar ook voor de tientallen nlanden die zich in de westerse Afghanistanstrategie ingeschreven hebben. Het is duidelijk dat er bij de verkiezingen veel minder kiezers opdaagden, dat de fraude massaal was en dat president Karzai de volgende vijf jaar nog veel minder legitimiteit heeft bij de hele bevolking dan in het verleden. Daarin ligt wellicht de ultieme gelijkenis tussen Vietnam en Afghanistan: de regering die door massale Amerikaanse en westerse interventie in het zadel gehouden wordt, is corrupt tot op het bot, en dat is inderdaad een van de beste argumenten voor de opstand.
Over de vraag of de tweede troepenvermeerdering, die president Obama aankondigde enkele weken voordat hij in Oslo de Nobelprijs voor Vrede ging ophalen, leefden er veel verschillende ideeën. Een afbouw van de westerse aanwezigheid of een terugtrekking van troepen had volgens de Pakistaanse topauteur Ahmed Rashid  de perceptie versterkt dat de taliban in Afghanistan en bij uitbreiding in de regio aan de winnende hand zijn. Terugtrekking zou tot een herhaling van het scenario van de jaren negentig, vreest Ahmed Rashid. Toen de Sovjetunie zich terugtrok uit Afghanistan, verloor het Westen zijn interesse voor Afghanistan, wat resulteerde in een vernietigende burgeroorlog. Rashid ziet trouwens al tekenen dat de buurlanden hun pionnen klaarzetten voor een herhaling van dat vernietigende scenario.
Anderzijds zegt de Franse islamkenner en auteur Olivier Roy dat een troepenvermeerdering misschien onvermijdelijk was, maar hij wijst er tegelijk op dat die geen aarde aan de dijk zal brengen zo lang er niets fundamenteels gebeurt om het gevoel van vervreemding van de Afghaanse en Pakistaanse Pasjtoenen aan te pakken. De Amerikaanse columnist en auteur Thomas Friedman (van De aarde is plat) analyseert de keuze van Obama vanuit een uitdrukkelijk Amerikaans perspectief en komt tot de slotsom dat het sop de kool niet waard is. De operatie is te duur en heeft te weinig kans op slagen, stelt hij.
Pakistan
In Pakistan begon het jaar met toenemd machtsvertoon van de Pakistaanse taliban (Tehrik-e-Taliban Pakistan, TTP), die kort na nieuwjaar met een campagne tegen (meisjesscholen) in de Swat Vallei startten. Als verklaring voor die aanslagen op het onderwijs, zegden de taliban ‘dat je geiten toch ook niet leert lezen en schrijven’.
Toch was dit blijkbaar een succesvolle campagne, want begin april ondertekende president Zardari een akkoord dat de TTP in februari onderhandeld hadden met de provinciale overheid van de North Western Frontier province, waardoor de sharia in de Malakand Divisie (waartoe Swat behoort) ingevoerd werd en waardoor de TTP de facto de controle verwierf over een gebied dat niet traditioneel tot de tribale regio’s van Pakistan behoorde. Vlak daarna overspeelden de taliban hun hand echter door ook buiten de Swat Vallei gewapend te gaan patrouilleren. Het leger lanceerde een grootschalige actie in Swat, waardoor minstens twee miljoen mensen huis en haard moesten ontvluchten.
Tijdens een reportagereis in mei (Lahore, Islamabad, Rawalpindi, Peshawar, Multan) vertelde Khalid Mahmood, ambassadeur in ruste en van 2002 tot 2007 hoofd van de Pakistaanse overheidsdienst Buitenlandse Zaken, me dat de meeste Pakistanen conservatieve, maar gematigde moslim zijn. ‘De huidige radicale onderstroom in de samenleving heeft alles te maken met de recente geschiedenis. Al in de jaren zeventig, onder president Zulfikar Ali Bhutto, begon de overheid de gepolitiseerde geestelijkheid te paaien, maar onder generaal Zia ul-Haq, die Bhutto van de macht verdreef en later liet terechtstellen, kreeg dat pas echt een nooit eerder geziene omvang. Tel daarbij de dertig jaar oorlog en instabiliteit in Afghanistan en de intussen ook al dertigjarige islamitische revolutie in dat andere buurland, Iran, en je krijgt een idee van het gewicht van de geschiedenis in de verhouding tussen religie en politiek in Pakistan.’
Maar de ex-ambassadeur wees op een nog belangrijker gegeven om de ingang te verklaren die het extremistische discours vindt: de angst van de Pakistaanse overheden en burgers om internationaal geïsoleerd te worden. Die angst wordt geconcretiseerd in één woord: India. Het was die angst die Pakistan motiveerde om zich zo diepgaand te bemoeien met de strijd in Afghanistan en in de jaren negentig als eerste en bijna enige land het talibanregime in Kaboel te erkennen. Volgens Ahmed Rashid en andere politiek commentatoren zijn militaire kringen ook na 2001 de Afghaanse taliban blijven steunen om bondgenoten te hebben tegen de door India gesteunde Noordelijke Alliantie die met Amerikaanse steun aan de macht kwam.
Het Pakistaanse legerwerd door de Amerikaanse AfPak-strategie onder druk gezet om verder te gaan op het pad dat ze in Swat ingeslagen waren: de militaire aanpak van het probleem van taliban, Al Qaeda en andere radicale islamisten die zowel de coalitietroepen in Afghanistan als de wankele burgerregering in Pakistan belaagden. Dat resulteerde in een tweede legeroffensief, ditmaal in de tribale hooglanden van Zuid-Waziristan. De taliban en hun bondgenoten reageerden daarop met een aanslagenoffensief in oktober dat zijn gelijke niet kent in de geschiedenis van een land dat nochtans geen vreemde is voor politiek geweld.
Minister van Binnenlandse Zaken Rehman Malik zei dan ook half oktober: ‘De vijand is met een guerrillaoorlog tegen de Pakistaanse staat begonnen.’ De schaal van de aanvallen, de hoeveelheid, de snelheid waarmee ze elkaar opvolgen en de precisie waarmee ze uitgevoerd worden, tonen in elk geval dat de opstandelingen niet langer met blind geweld de samenleving willen destabiliseren, maar dat ze nu bezig zijn aan een echte confrontatie met een van de best uitgeruste legers van de regio.
Tijdens een gesprek met Ahmed Rashid op 28 oktober, vroeg de Pakistaanse auteur zich nog af hoe lang de TTP hun offensief zouden kunnen volhouden. ‘Hoeveel jongeren hebben ze klaargestoomd om aanslagen te plegen? Tientallen of honderden?’ Anderhalve maand later is het in elk geval duidelijk dat de rangen van de Pakistaanse jihadi’s nog niet opgebruikt zijn en dat hun capaciteit om gericht en vernietigend toe te slaan ongewijzigd blijft.
Tijdens de MO*lezing antwoordde Ahmed Rashid ook op de vraag of deze groeiende instabiliteit dreigt uit te lopen op een nieuwe militaire staatsgreep. ‘Ik denk niet dat we ditmaal een militaire staatsgreep zullen krijgen, maar je ziet wel dat de positie van president Zardari steeds zwakker wordt. Ik verwacht dus eerder een “constitutionele coup”, waarbij gezocht wordt naar legale middelen om de president te verwijderen.’
In december, bijvoorbeeld, bekijkt het Opperste Gerechtshof de grondwettelijkheid van een decreet waardoor politici –en met name Zardari– immuniteit kregen voor corruptiezaken. In de International Herald Tribune van 20 november schreef Sabrina Tavernese dat president Zardari niet alleen wankelt door het opstandelingengeweld, maar ook door zijn eigen corruptie en door zijn al te enthousiaste samenwerking met de Amerikanen -voor velen in het Pakistaanse leger is dat een onaanvaardbare onderwerping. ‘Het anti-Amerikanisme is groter dan ooit en de media zien staatsvijanden achter elke hoek en deur’, schrijft ze.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.