Allez, een beetje chaos, alom...

Over de regionalisering van het ontwikkelingsbeleid wilde de kersverse Vlaamse minister van Ontwikkelingssamenwerking het liever niet hebben – het overleg daarover met haar ‘vriend, stads- en partijgenoot’ Eddy Boutmans moet nog worden opgestart. Maar zelfs wanneer we zwijgen over die omstreden regionalisering van het ontwikkelingsbeleid, blijven er nog meer dan voldoende (knel)punten over… Saddie Choua en Stef Boogaerts mochten dat ruimschoots ervaren tijdens hun babbel met minister Mieke Vogels – en haar gevolg.
Echt hoog kun je het Vlaamse budget voor ontwikkelingssamenwerking niet noemen. Toch kiest de Vlaamse regering voor een horizontaal beleid, wat onder uw voorganger Bert Anciaux niet meteen synoniem stond voor doorzichtigheid en efficiëntie.
Eerst en vooral: dit is de eerste Vlaamse Regering die een minister voor Ontwikkelingssamenwerking telt. Dat is een belangrijk signaal, het geeft uitdrukking aan de politieke wil dat Vlaanderen iets wil doen aan ontwikkelingssamenwerking. Het horizontaal beleid was ook een drive om in Vlaanderen meer middelen voor ontwikkelingssamenwerking te voorzien. Toen ontwikkelingssamenwerking in 1999 voor de eerste keer in de Vlaamse begroting werd opgenomen, bedroeg het budget één tiende van dat van vandaag.
Anciaux zei, en ik ben hem daar als Vlaams minister in gevolgd: “Wanneer je ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen wil promoten, dan moet dat – om het met een modewoord te zeggen – een inclusief beleid zijn.”

Logisch, maar dat is nog wat anders dan elke minister lukraak 10% van zijn buitenlandse middelen aan ontwikkelingssamenwerking te laten spenderen.
Ja, maar wil je in Vlaanderen aan ontwikkelingssamenwerking doen, dan moet iedereen meedoen. Tot daar ben ik wel mee, ik denk dat die insteek niet zo slecht is. En iedereen doet maar mee wanneer ze geld op tafel kunnen leggen.
Dan is de concrete uitwerking gekomen, en daar heeft de Vlaamse regering prioriteiten gelegd. Ze heeft gezegd: we gaan dat geld concentreren in één van de drie partnerlanden, namelijk in Zuid-Afrika. En binnen Zuid-Afrika gaan we dat dan nog eens concentreren in Kwazulu, Vrijstaat en Limpopo. Dan is men daarover rond de tafel gaan zitten, maar men heeft dat onvoldoende structurele ondersteuning gegeven. Men heeft gezegd: elke minister moet nu maar een project indienen. En dan krijg je inderdaad van die vreemde situaties. “Volgende week gaan we naar Zuid-Afrika, de Zuid-Afrikanen gaan een aantal projecten voorstellen, en wij doen dat ook.” Op de kabinetten hebben ze geen mensen die met ontwikkelingssamenwerking bezig zijn, maar ze weten daar wel dat hun minister zich tot iets heeft verbonden, en dat ze volgende week niet met lege handen naar Zuid-Afrika kunnen. En dan stellen ze zich de vraag: “Wat zouden wij kunnen aanbieden aan onze Zuid-Afrikaanse vrienden?”
Toen we deze zomer de hele boetiek van Anciaux overnamen, waren die dingen nogal krakemikkig op de sporen gezet. Maar er waren wel een aantal toezeggingen gedaan aan de partners in Zuid-Afrika. Zo werden wij geconfronteerd met de hiaten van die horizontale samenwerking: hoe financier je dat, wie is het aanspreekpunt? Allez, een beetje chaos, alom. Tussen droom en werkelijkheid staan wetten en praktische bezwaren. En ik denk dat de droom van de horizontale samenwerking een beetje te snel is uitgevoerd.

Je hebt daar niet eens een administratie voor…
Tegelijk met de beslissing om dat horizontaal beleid in te voeren, is wel beslist om meer personeel in de administratie aan te werven, om een echte cel ontwikkelingssamenwerking te creëren. Maar het aanwerven van ambtenaren vergt natuurlijk een loodzware en dus erg lange procedure, en dat spoort niet altijd samen met het beleid. Maar dat is intussen rechtgetrokken: de administratie is versterkt. En er zijn ook afspraken gemaakt met de inspectie van financiën, over de uitbetaling van het geld aan onze partners in het Zuiden.
Maar het blijft wel een probleem dat er onvoldoende structuur zit in dat horizontale beleid – de individuele kabinetten werken met hun eigen budget en hevelen zelf geld over naar de partners. Maar ginder weet men op de duur echt niet meer wie men waarover moet aanspreken. Dus gaan we dat horizontale beleid opnieuw meer verticaliseren: één aanspreekpunt en één financierende overheid.

Er zijn drie concentratielanden: waarom juist die drie?
Zuid-Afrika heeft veel te maken met het beleid van onze voorgangers. Er is een historische band tussen Vlaanderen en Zuid-Afrika, omwille van de taal, de cultuur. Mozambique werd gekozen omwille van de mogelijkheid om Zuid-Afrika een beetje mee als motor te gebruiken. Trilaterale samenwerking dus. Daar werken we vooral rond gezondheid, aids en gelijke kansen. De projecten zijn geselecteerd en worden nog dit jaar vastgelegd.
En Marokko kozen we omwille van de nauwe band tussen de grote Marokkaanse gemeenschap in Vlaanderen en het moederland. Op die manier wil ik mijn beleid van ontwikkelingssamenwerking ook koppelen aan migratie. Ontwikkeling in Marokko betekent minder migratie. Want veel Belgen denken nog steeds dat er alsmaar meer mensen vanuit Marokko naar hier komen. Dat is relatief, dat is opgeklopt. Maar aan de doorsnee man en vrouw in de straat kun je wel uitleggen dat je de migratie afremt door de mensen ginder te helpen, door ze ginder perspectief te geven.

Convenants, en vooral dan de stedenbanden, hoe passen die in dat beleid? Zijn die ook complementair, of doorkruisen ze veeleer het concentratiebeleid?
De stedenbanden zitten voorlopig inderdaad niet in de lijn van het concentratiebeleid, maar natuurlijk wel in de lijn van het horizontaal beleid. Op alle niveaus moeten beleidsmensen gevoelig zijn en bezig zijn met Noord-Zuid. Die stedenbanden, de bestuurlijke samenwerking, moeten hen daartoe aanzetten.

Stedenbanden: worden dat niet vooral plezierreisjes? Is men op gemeentelijk niveau ook met structurele problemen bezig?
Er is natuurlijk veel verschil van gemeente tot gemeente. Maar met een beleid van incentives zie je dat gemeenten plots wel over de brug komen. Zo ondersteun je met Vlaams geld burgemeesters die misschien wel enige gevoeligheid hebben voor Noord-Zuidverhoudingen, en daar wat mee willen doen. De VVSG (Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten) ondersteunt de gemeentebesturen bij het opmaken van een beleidsplan ontwikkelingssamenwerking, het voeren van een plaatselijk duurzaamheidbeleid of het uitbouwen van stedenbanden.
Ik snap de angst wel die er vanuit de NGO’s een stukje was: wij doen dat al jaren, wij hebben de knowhow en nu komen de lokale besturen daar efkes mee bezig zijn. Maar ik denk dat dat een grote meerwaarde kan hebben, op voorwaarde dat ze goed begeleid worden. En bovendien gaat het altijd om de uitwisseling van bestuurlijke ervaring: hoe een gemeente besturen, hoe de brandweer uitbouwen, of een burgerlijke stand – zoals Brussel dat met Kinshasa gedaan heeft.
De convenants zijn ook veel meer dan die stedenbanden. Het convenantbeleid bestaat uit drie poten: sensibilisatie, capaciteitsopbouw en stedenbanden. De meeste gemeenten beperken zich voorlopig trouwens tot de eerste twee.

Wordt er ook een band gelegd met de rest van het beleid: worden b.v. gemeenten waar veel nieuwe Belgen van Marokkaanse origine wonen, gestimuleerd om een band met een Marokkaanse stad aan te gaan?
Voorlopig niet, en dat is blijkbaar ook niet zo evident. Maar er zijn er wel – Mechelen is dat b.v. van plan – en die kunnen dan als voorbeeld fungeren.




——————————————————————————–

1 miljoen euro voor Marokko

Wanneer we het aan Saïda El Fekri en Youssef Souissi (zie kadertjes) vragen, hebben ze meteen een hele waslijst van prioriteiten voor Marokko klaar. En ze hebben gelijk, want in Marokko zijn nog massa’s noden te lenigen. Ook minister Vogels twijfelt daar geen moment aan. “Maar ik heb geen Marshallplan voor Marokko!”, zegt ze. “We hebben maar 1 miljoen euro!”

“Laat ons die 1 miljoen euro dan ook zo optimaal mogelijk gebruiken”, zegt de minister. Alles wat er gebeurt, kadert wel in een globale visie. Maar ofwel begin je eerst eindeloos te praten: wat is nu onze visie op de ontwikkeling in Marokko? Ofwel zeg je: in welke niche gaan we werken?
En zo geeft Mieke Vogels prioriteit aan het gelijke kansenbeleid voor vrouwen en concentreert ze zich op één project: de Ligue Démocratique pour les Droits de la Femme. Die vrouwenbeweging organiseert karavanen door heel Marokko, vooral naar achtergebleven gebieden. Daar probeert men vrouwen op de hoogte te brengen van hun rechten – met veel aandacht voor onderwijs en werkgelegenheid. Want er is nog steeds een wereld van verschil tussen de positie van de vrouw in de stad en die op het platteland. Ook bij ons merk je dat: vrouwen die hier in de stad wonen maar van plattelandsgebieden in Marokko afkomstig zijn, zijn doorgaans minder geëmancipeerd en kennen hun rechten minder dan vrouwen uit Marokkaanse steden. “Zo proberen we zowel in Vlaanderen als in Marokko het gelijke kansenproces voor vrouwen vooruit te helpen.”

Gelijke kansen
Mieke Vogels is nu eenmaal ook minister van gelijke kansen. “Ik heb een heel nauwe samenwerking met het Steunpunt van allochtone vrouwen en meisjes dat ik vanuit het minderhedenbeleid financier om hier projecten op te starten die nauw verband houden met emancipatie in Marokko. Zo bestaat er reeds een voorstel om vrouwelijke theatergroepen naar hier te halen en hier emanciperende toneelstukken aan vrouwen voor te stellen.
We willen nu ook de problematiek van de dienstmeisjes in Marokko onderzoeken. Dat zijn vaak kinderen, we willen daarmee iets doen zoals de campagne voor de kindsoldaten.” Daarnaast is er ook een onderzoek naar werkgelegenheid gestart. Er wordt onderzocht of het mogelijk is vrouwen die kleine bedrijfjes willen opstarten via een soort kredietverleningfonds een bepaald krediet toe te kennen, zodat ze bijvoorbeeld 20 geiten kunnen kopen – met een waarborg dat wanneer het mis gaat, ze niet meteen aan de grond zitten.

Kinderschoenen
Het Vlaamse Marokkobeleid staat duidelijk nog in zijn kinderschoenen. Daarom trekken Mieke Vogels en haar federale collega Eddy Boutmans in januari samen naar Marokko. Ze gaan daar een aantal concrete afspraken maken. “Met de civiele maatschappij, niet met de overheid.”, zegt Mieke Vogels. Al zouden Youssef Souissi en Saïda El Fekri juist daar weinig moeite mee hebben…
Youssef Souissi van de VOEM zegt: “Wij willen graag mee rond de tafel zitten. Wij willen geïnformeerd worden over de plannen, en wij willen mee het beleid maken.”
Daarover is de minister echter formeel. “Het is niet: zet u ne keer allemaal rond de tafel en we gaan ne keer klappen. Neen, ik heb gekozen wat ik ga doen in Marokko. Dat is mijn project, dat bied ik aan en daar rond zal van alles gebeuren, samen met een aantal organisaties. En dan vraag ik: Doe je mee?”
De betrokkenheid van de Marokkaanse gemeenschap in Vlaanderen is er via onze samenwerking met het Steunpunt voor allochtone vrouwen en meisjes. De samenwerking met het Marokkaanse middenveld in Vlaanderen, zoals Bert Anciaux die is begonnen, heb ik stopgezet. Dat loopt toch uit in een discussie over representativiteit: wie mag hier zitten en wie niet.”

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.