Angolagate: een smeerpijp met presidentiële allures

Oorlogen kosten geld. In Angola stopt het regime van president José Eduardo dos Santos forse oliewinsten van zijn land in de strijd tegen Unita. Het kan daarbij tot ver buiten Afrika rekenen op corrupte steun van politici die toch vooral gehaaide zakenlui blijken te zijn. De Britse NGO Global Witness is gespecialiseerd in onderzoek naar verbanden tussen schending van milieuwetten en mensenrechten, en naar de gevolgen van de grondstoffenontginning voor de rechtmatige eigenaars, landen en volkeren. Het Angola-dossier van Global Witness is een onthutsend verhaal dat stinkt naar olie vermengd met bloed, veel bloed.
Op 1 december 2000 wordt in Parijs Pierre Falcone aangehouden, hoofd van Brenco International. Tegen de Israëlische staatsburger Arkadi Gaidamak loopt sinds 6 december 2000 een internationaal arrestatiebevel. Op 21 december is het de beurt aan Jean-Christophe Mitterrand. Dan volgt de raadgever van zijn vader, Jacques Attali, en in 2001 worden Charles Pasqua, ex-minister van Binnenlandse Zaken, en zijn rechterhand Jean-Charles Marchiani door het gerecht op de rooster gelegd. Hun onschendbaarheid als Europees parlementslid houdt hen – voorlopig althans – uit de gevangenis.

De Angolese staatsoliemaatschappij Sonangol koopt Falcone op borgtocht vrij. De Franse pers bijt zich vast in het dossier. De zaak – intussen Angolagate gedoopt – dijt uit van Parijs, met president Jacques Chirac in een meer dan dubieuze rol, over Luanda (waar de ‘elite’ rond president dos Santos de eigen tafel rijkelijk voorziet) tot in Washington. Daar zwaaien Texaanse oliecowboys de plak: president George Bush en vice-president Dick Cheney. Amerikaanse bladen spitten de link naar de Enron-affaire, naar de financiering van Bush’ verkiezingscampagne en naar andere onfrisse praktijken uit. Hoofdrollen zijn weggelegd voor oliemaatschappijen zoals TotalFinaElf, Chevron en Exxon (alle actief in Angola), voor de internationale banksector en de wapenhandel.


Cocktail
Op 22 februari van dit jaar kwam Jonas Savimbi om. Hij stond aan het hoofd van Unita, dat in 1966 werd opgericht als tegenwicht voor het als communistisch beschouwde MPLA van Agostinho Neto. Unita steunt op de Ovimbundu, de zuidelijke bevolkingsgroep, en werd vooral geholpen door (blank) Zuid-Afrika en Portugese settlers. Aanvankelijk werkte Unita ook samen met de Noord-Angolese bevrijdingsbeweging FNLA, die de olierijke enclave Cabinda in westerse handen moest houden.
Na de onafhankelijkheid (1975) keerden de twee belangrijkste bevrijdingsbewegingen zich tegen elkaar. De regering – eerst onder Neto, later onder dos Santos – kreeg in ruil voor olie Russische en Cubaanse steun. Savimbi ruilde diamant voor steun uit Zuid-Afrika en de VS. Die cocktail van etnisch getinte binnenlandse tegenstellingen en koude oorlog in de rest van de wereld sloot vrede in Angola zo goed als uit. Na de koude oorlog trokken Russen en Cubanen zich terug, de Amerikanen wilden olie voor hun geld en investeerden met de Afrikaanse buurlanden in een vredesproces. De Bicesse-vredesakkoorden van 1991 leidden tot algemene verkiezingen.


Sofremi
Savimbi verloor de verkiezingen en herbegon in 1992 de oorlog. Hij had zijn elitetroepen bewapend en paraat gehouden, terwijl de regeringstroepen in uitvoering van de vredesakkoorden grotendeels waren gedemobiliseerd. Tussen 1992 en 1994 wist Savimbi de belangrijkste Angolese steden te bezetten, met een dodentol van meer dan 300.000 burgers.
President dos Santos (MPLA) zocht steun bij zijn Franse ambtgenoot François Mitterrand, die meteen zijn expert Bernard Curial naar Luanda stuurde. Maar Mitterrand – in volle cohabitation met een centrum-rechtse regering – kreeg tegenwind van defensieminister Leotard, die net als de hele Franse regering achter Savimbi en Unita stond. Mitterrands zoon Jean-Christophe gaf Curial de raad contact op te nemen met Pierre Falcone, hoofd van Brenco International en adviseur van Sofremi, de Franse maatschappij voor uitvoer van goederen, diensten en systemen. Merkwaardig genoeg was Sofremi een centrum-rechts initiatief, dat in 1986 door minister van Binnenlandse Zaken Charles Pasqua was opgezet onder de regering-Chirac.


Russische jood
Pasqua hield er andere ideeën op na dan zijn collega Leotard. De Amerikanen hadden intussen het geweer van schouder veranderd en steunden voluit de regering in Luanda om hun oliebelangen te vrijwaren. Ook de Fransen hadden aanzienlijke oliebelangen (Petrofina, Elf) te verdedigen, en om niet door de Amerikanen uitgerangeerd te worden koos Pasqua dus eveneens voor het regime in Luanda.
Zo kon in november 1993, via Falcone en Brenco, de eerste wapenlevering aan het regeringsleger gebeuren. Deze levering ter waarde van 47 miljoen dollar was slechts een begin, want spoedig zou de totale waarde van de wapenleveringen oplopen tot 633 miljoen dollar. Het Angolese regime was echter gewoon met wapens uit het Oostblok om te gaan. Dat is het moment waarop Arkardi Gaidamak zijn intrede doet, een naar Israël geëmigreerde Russische jood en vertegenwoordiger van een Slovaakse wapenfabrikant.


Miljoenendans
Uiteraard had de Angolese regering het recht zich te verdedigen tegen Unita, dat wapens kocht met de opbrengst van diamant. Maar met de wapenhandel begint ook de corruptie-caroussel te draaien, met regeringsverantwoordelijken (Angolese, Franse, wellicht nog andere), wapenhandelaars, adviseurs en tussenpersonen, lobby’s als rechtstreeks betrokkenen. Militaire experts die de wapencontracten bestudeerden, merken op dat met de toegezegde eerste levering van het Slovaakse bedrijf ZTS-Osos een volledig gemotoriseerde divisie van 8000 man kon worden uitgerust. Helaas, in werkelijkheid volstond de levering niet eens voor één behoorlijke militaire actie en dwong snel tot nieuwe contracten. En ook daar blijkt dat in veel gevallen slechts een kwart tot de helft van het bestelde wordt geleverd – tegen de volle prijs. De ‘winsten’ worden netjes verdeeld, wellicht genieten Franse en Amerikaanse verkiezingskassen mee.
Onrechtstreeks en oogluikend spelen banken en oliemaatschappijen mee. Paribas schiet bijvoorbeeld de miljoenen voor, met olieopbrengsten als onderpand. De Russen hebben als voormalige grote steunpilaren van de regering in Angola nog 5,5 miljard dollar te goed. Falcone en Gaidamak regelen eventjes een herschikking. Een aflossing van 750 miljoen dollar blijkt echter niet naar de Russische staat te gaan maar verdwijnt via de rekeningen van hooggeplaatste ambtenaren uit beide landen naar Zwitserse banken. Zwitserland heeft intussen de gelden bevroren. En de carrousel dijt nog uit, want het leger heeft ook voedsel en medicijnen nodig. Zelfde hoofdspelers, zelfde werkwijze, zelfde resultaten …


Bocht van 180°
Het Amerikaanse hoofdstuk in Angolagate heeft vooral te maken met de Texaanse oliemaatschappijen en lobby’s. Vice-president Cheney was en is een sleutelfiguur. Als defensieminister onder Bush senior had hij een uitgesproken voorkeur voor Unita. Na zijn overstap naar de dienstenmaatschappij Halliburton (zie DWM februari 2001) maakte hij een bocht van 180 graden. Zaken zijn zaken, en van Unita naar MPLA is voor een uitgekookt zakenman maar een kleine stap.
Cheney moet daarbij haast bij Pierre Falcone gepasseerd zijn, wellicht via diens vrouw Sonia. Deze voormalige Boliviaanse schoonheidskoningin was via tal van maatschappijen en filantropische organisaties erg actief in de Verenigde Staten. De belangrijkste was Essanté, een organisatie met zetel in Utah die de verkiezingscampagne van Bush met een gift van 100.000 dollar steunde. Sonia mocht Bush ontmoeten en pleitte voor meer Latijnse invloed binnen de Republikeinse partij. Nader onderzoek leert echter dat Pierre Falcone zélf Bush rijkelijk steunde.
Een ander kanaal is mogelijk Enron, het intussen bankroete energiebedrijf waarmee Cheney een deal opzette voor een ‘nationale energiepolitiek’. Dat Falcone erg dicht bij de Texaanse oliebaronnen stond mag wel blijken uit zijn interventies in Luanda om een aantal maatschappijen aan een block (ontginningsgebied) te helpen. Blijkbaar bracht Falcone ook Bush in contact met dos Santos …


Ogen dicht
Een burgeroorlog als privé-onderonsje, met grote winsten voor enkelen en ondraaglijk leed voor de bevolking, een permanent en openlijk uitkleden van de overheden en de middelen die haar toekomen – dat alles is slechts mogelijk als langs de zijlijn veel ogen worden dichtgeknepen. Dat is precies wat Angola is overkomen.
Na Nigeria is Angola de belangrijkste oliestaat in zwart Afrika. De staat haalt via de toekenning van oliewingebieden, de aandelen van Sonangol en de belastingen op de oliewinning 87 procent van zijn inkomsten uit olie. De staatsmaatschappij Sonangol is de verplichte partner voor elke maatschappij die in Angola actief wil zijn, maar ze is duidelijk ook het werktuig en de dekmantel voor het systeem van corruptie.
De Wereldbank en het IMF wachten tevergeefs op een duidelijk antwoord van regering en maatschappijen. Van de olie-inkomsten die de overheid voor 2001 normaal heeft geïnd, vinden experts ruim een derde niet terug. Ook van de voorgaande jaren blijkt een derde tot de helft van de inkomsten onvindbaar. Tussen de gegevens van het ministerie van Petroleum en de inning van het ministerie van Financiën gaapt een tekort van 770 miljoen dollar. 1,4 miljard van de naar schatting 3,5 miljard dollar aan staatsinkomsten kan niet worden gevonden.


Onvervreemdbare rijkdommen
Niemand beschuldigt de oliemaatschappijen van directe medeplichtigheid, wel van passieve en stilzwijgende schuld. Als de maatschappijen een open boekhouding zouden voeren, zou men kunnen nagaan hoeveel aan wie is betaald. Maar de maatschappijen houden de lippen gesloten en de boeken dicht.
In afwachting van de resultaten van de Franse, Amerikaanse en Zwitserse gerechtelijke onderzoeken vraagt Global Witness op dit ogenblik vooral één ding: doorzichtigheid in de boekhoudingen van de oliemaatschappijen, zowel in de landen van hun hoofdzetel (waar het verplicht is) als in de landen waar ze actief zijn, d.w.z. olie ontginnen. Terecht vindt Global Witness dat de Angolezen – al is dat niet het enige land waar er wat schort – mogen weten wat er met hun ‘nationale rijkdom-men’ gebeurt, rijkdommen die volgens wetten en verklaringen onvervreemdbaar zijn en ten goede moeten komen aan de ontwikkeling van het land. Wordt wellicht vervolgd …

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.