Belastingparadijzen. De financiële piraten van schatteneiland

De ene noemt ze smalend de ‘achillespees van het kapitalisme’, de ander bewonderend ‘smeerolie voor de raderen van de internationale economie’. Belastingparadijzen liggen al jaren onder vuur omdat ze een veilige haven vormen voor witwassende criminele organisaties en terroristen. Minder gekend is dat ze ook een sleutelrol spelen bij de onderontwikkeling van landen. ‘Ontwikkelingshulp heeft geen zin zolang we de belastingparadijzen niet aanpakken.’
De advocaat uit Zuid-Afrika en de magistraat uit het bergstaatje Lesotho zien er helemaal niet uit als stoere rechercheurs die zonder scrupules binnenvallen in kantoren van de machtigen der aarde, dossiers in beslag te nemen en corruptie aan de kaak stellen. Guido Penzhorn en Leaba Thetsane ogen timide en spreken met zachte stem. Toch legde dit duo een van de grootste corruptieschandalen in Afrika bloot.
Penzhorn en Thetsane brachten enkele grote westerse bedrijven voor de rechter omdat ze functionarissen in Lesotho hadden omgekocht. De bedrijven in kwestie wilden wat graag een contract binnenslepen voor wat destijds gold als  een van de grootste waterbouwwerven ter wereld, het zogenaamde Lesotho Highlands Water Project. Het werd medio jaren tachtig gelanceerd en zal pas in 2020 klaar zijn. Kostprijs: acht miljard euro. De semi-gouvernementele organisatie Lesotho Highlands Development Authority moest het project in goede banen leiden.
Eind oktober 2002 werd het Canadese bedrijf Acres International in het dossier als eerste schuldig bevonden aan het betalen van steekpenningen. Acres International werd veroordeeld tot het betalen van ruim twee miljoen euro. In de zaak worden ook twaalf Franse, Britse, Zweedse, Italiaanse en Zuid-Afrikaanse bouwbedrijven en consultants aangeklaagd.
En dan nu de kern van de zaak: de betaalde steekpenningen moesten natuurlijk weggesluisd worden. En hier komen belastingparadijzen in the picture. Het consortium van betrokken bedrijven liet de smeergeldpot van 3,6 miljoen euro “verdwijnen” via Zwitserse bankrekeningen. Zwitserland is immers één van de tientallen belastingparadijzen die van discretie een uiterst lucratief handelsmerk maakten. De betalingen werden georganiseerd via consultants en dochterbedrijven.
‘Het Lesotho-onderzoek was uitermate intensief, ingewikkeld, tijdrovend en duur’, zegt Penzhorn. Het kostte het straatarme Lesotho veel geld –dat niet kon worden besteed aan bijvoorbeeld aidsbestrijding. De complexiteit is een belangrijk aspect van belastingparadijzen, signaleert het Tax Justice Network. Vaak wordt een beroep gedaan op ingewikkelde structuren met anonieme dochterbedrijven, ondergebracht in holdings en trusts. Het ontrafelen van fraudedossiers wordt op die manier hondsmoeilijk, zeker voor arme landen.
De Lesotho-zaak is uniek in die zin dat ze tot een goed einde is gebracht. Penzhorn geeft aan dat het onderzoek maar succesvol kon zijn dankzij zijn persoonlijke contacten met magistraten in Zwitserland en speurders van de Europese anti-fraudedienst Olaf. Het feit dat succesvolle internationale samenwerking op dit terrein nog sterk drijft op persoonlijke contacten, is meteen ook een fragiel aspect. Want als die persoonlijke contacten wegvallen, dreigt meteen heel de samenwerking te verzanden.

offshore? of course!


Corruptie zoals in het geval van het Lesotho Highlands Water Project wordt gefaciliteerd en bevorderd door de tientallen “financiële centra” in de wereld –de neutrale term voor belastingparadijzen. Dat verklaarde Richard Murphy, directeur van Tax Research Limited, in 2005 voor de Globaliseringscommissie van de Belgische Senaat. En het zijn vooral bedrijven en individuen in rijke landen die er van profiteren.
Of zoals de Wereldbank en het VN-Orgaan ter Bestrijding van Drugs en Misdaad schrijven in hun recente rapport Stolen Asset Recovery Initiative: ‘Terwijl de traditionele focus van de internationale ontwikkelingsgemeenschap lag bij het aanpakken van corruptie en zwak bestuur in ontwikkelingslanden zelf, negeert deze benadering de andere kant: gestolen tegoeden zijn vaak verborgen in financiële centra van ontwikkelde landen, smeergelden voor ambtenaren van ontwikkelingslanden komen vaak van multinationale ondernemingen. De bemiddelende dienstverlening van advocaten, accountants en consultants, die gebruikt kan worden voor het witwassen of het verbergen van vermogensdiefstal door leiders uit ontwikkelingslanden, zijn vaak verbonden aan financiële centra van ontwikkelde landen.’
Rosalind Wright, voorzitster van het Britse Fraud Advisory Panel en voormalig directeur van het UK Serious Fraud Office beaamt: ‘Het is erg schadelijk voor ontwikkelingslanden die proberen hun bnp op te krikken als er tegelijkertijd voortdurend geld weglekt naar belastingparadijzen. Een land moet degenen die in dat land geld verdienen, kunnen belasten. Als waardevolle fondsen blijvend worden afgeleid uit dat land, dan is het evident dat dat schadelijk is voor de economische ontwikkeling. Maar als je corrupte overheden in ontwikkelingslanden hebt, is dat ronduit destabiliserend. In het bijzonder in Afrika, zoals in het geval van Sani Abacha (van 1993 tot 1998 president van Nigeria, hvs), die geld stal uit de staatskas en dat weg kon sluizen naar belastingparadijzen. Zo’n vlucht van kapitaal is al erg voor ontwikkelde landen, maar voor ontwikkelingslanden soms zelfs fataal. Nigeria probeert nog steeds de Abacha-periode te boven te komen. Dat is een van de zwarte kanten van belastingparadijzen.’

vuil geld


Ontwikkelingseconoom John Christensen, oprichter van de Britse onderzoeks-ngo Tax Justice Network, preciseert met verbijsterende Nigeriaanse cijfers: ‘Onder dictator Abacha had de centrale bank van Nigeria een bestendige opdracht om elke dag vijftien miljoen dollar over te boeken naar zijn Zwitserse bankrekening.’ Verduistering op die schaal is volgens Christensen onmogelijk zonder een infrastructuur van financiële specialisten en offshore overheidsambtenaren, die geld verdienen door het bieden van een interface tussen criminaliteit en de gewone financiële systemen.
Christensen: ‘Ongeveer honderd banken verspreid over de hele wereld waren betroken bij Abacha’s plunderingen, inclusief grote namen als Citigroup, HSBC, BNP Paribas, Credit Suisse, Standard Chartered, Deutsche Morgan Grenfell, Commerzbank en de Bank of India.’
Raymond Baker, die op het Center for International Policy witwaspraktijken bestudeert, schrijft dat ‘dankzij Abacha’s fortuin, geschat op drie tot vijf miljard dollar, er in de financiële wereld een staat van opwinding ontstond om zijn geld te ontvangen, beheren en managen.’ 
Christensen citeert een belangrijk cijfer van Baker: ‘Offshore centra maken het mogelijk dat jaarlijks vijftig miljard dollar uit de Derde Wereld wegvloeit, een stroom vuil geld die essentieel is geworden voor de mondiale elites. Ongeveer driehonderd miljoen dollar van Abacha’s kwalijke buit eindigde in Jersey, waar men ongetwijfeld de oorsprong van dit geld moest kennen. Banken vroegen er topvergoedingen om de fondsen van zo’n politiek en publiek persoon te managen.’ Salarissen van vijfhonderd euro per uur zijn niet ongewoon in de offshore business. Christensen wijst er fijntjes op dat, hoewel later een campagne op gang kwam om Abacha’s fortuin terug te bezorgen aan Nigeria, de offshore centra er toch mooi aan verdiend hebben. En dat stukje fortuin hebben de Nigerianen nooit meer teruggezien.

undercover in jersey


Christensen is zelf afkomstig uit het belastingparadijs Jersey. Na jarenlang onderzoek en advieswerk in Aziatische landen keerde hij begin jaren negentig terug naar Jersey om er de werking van de offshore industrie van binnenuit te bestuderen –undercover. Christensen deed zich voor als een jongeman op zoek naar een goed betaalde job. Hij ging eerst aan de slag als administrator bij Walbrook Trustees, een onderdeel van Deloitte –vandaag Deloitte Touche Tohmatsu. Daarna vond Christensen een job als overheidsadviseur.
‘Het werk voor het gros van de kleinere rekeningen kwam neer op betalingen verrichten en fondsen overboeken van de ene offshore rekening naar de andere. De opdrachten werden gefaxt of gemaild door advocaten in Londen, Luxemburg, New York of Zwitserland. De echte identiteit van de eigenaar van de fondsen bleef strikt geheim. Die procedures vormen de gebruikelijke werkwijze voor bijna alle offshore transacties.’
Christensen en zijn gezin hadden een prinsheerlijk leventje maar na tien jaar verliet de man zijn geliefde eiland. ‘Ik voelde me slecht over mijn werk. Toen ik mijn chef er eens op wees dat we meewerkten aan de kapitaalvlucht en plundering van Afrika, zei ze: “I don’t give a shit about Africa anyway.” Geen ongebruikelijke attitude in die kringen. Na verloop van tijd voelde ik me beschaamd over het eiland, dat was opgeslokt door de hebzucht en gedachteloze mateloosheid van mensen die het hadden geprostitueerd en misbruikt als een tax haven.’
Toch heeft Christensens undercoverwerk zin gehad. ‘Ik wilde van dichtbij zien hoe in Jersey zaken werden gedaan. In het verleden had ik al eens samengewerkt met andere onderzoekers en journalisten, maar eigenlijk begreep niemand van ons echt hoe het offshore systeem echt werkte. Boeken of onderzoeken over belastingparadijzen bestonden niet.’ Dat het fenomeen zo moeilijk te bestuderen is, komt volgens Christensen omdat de hele business op geheimhouding drijft.
‘Men heeft lang gedacht dat het een marginaal verschijnsel was. Pas de laatste jaren is er het besef gekomen dat het net om een industrie van duizenden miljarden dollar gaat. De economen die er wél aandacht aan schonken, deden dat vanuit een strikt neoliberale visie. Ze stelden dat de offshore industrie functioneerde als “olie op de raderen van de mondiale economie”. Een geweldige frase, die stomende en actieve motoren suggereert. Maar ik realiseerde me door mijn onderzoek in onder andere Maleisië dat de vlucht van kapitaal uit ontwikkelingslanden op een ongelofelijke schaal gebeurt.’

topje van de ijsberg


Rudolf Mastenbroek, hoofd Criminal Investigations van het South African Revenu Service, onderschrijft Christensens stelling over het volume aan kapitaalvlucht richting offshore rekeningen. ‘Uit onderzoek blijkt dat van elke dollar die tussen 1970 en 2004 aan Afrika geleend werd, minstens zestig dollarcent hetzelfde jaar het continent al weer verlaten had, in de vorm van smeergeld, gebonden hulp of diefstal’, verklaarde de Zuid-Afrikaanse onderzoeker midden april op een congres over fraude en corruptie in Kaapstad. ‘Tax havens hebben daarin een belangrijke rol gespeeld, en er is nog altijd geen afdoende mondiaal mechanisme om dat tegen te gaan.’
Een gloednieuw rapport van het Political Economy Research Institute van de Universiteit van Massachusetts beschrijft de verbijsterende kapitaalvlucht uit Sub Sahara Afrika tussen 1970 en 2004. Soms ging het om legaal kapitaal dat in economisch en politiek instabiele tijden naar offshore eilanden vloeide, soms ging het om onrechtmatige fondsen. Hoe dan ook, de auteurs van het rapport, Léonce Ndikumana en James K. Boyce, tonen aan dat Sub Sahara Afrika door massale kapitaalvlucht een netto kredietverschaffer aan de rest van de wereld was voor een bedrag van maar liefst 420 miljard dollar. Mét interest komt dat neer op ruim 600 miljard op 35 jaar tijd. Afgezet tegen een totale schuld van ruim 200 miljard, komen de auteurs op het absurde krediet van 420 miljard dat zuidelijk Afrika de rest van de wereld verschafte.
Het punt is dat de “gewone” Afrikaan nog steeds moet opdraaien voor die schulden, terwijl het geld ten goede kwam van een kleine elite en de financiële centra in de wereld waar het geparkeerd werd. ‘De legitimiteit van veel tegoeden in het buitenland is betwistbaar. De gekende schandalen rond de Abacha’s en Mobutu’s van deze wereld zijn vermoedelijk slechts het topje van de ijsberg van geplunderde Afrikaanse nationale rijkdommen’, aldus de auteurs.
Tot dezelfde conclusie komt journalist en olie-expert Nicholas Shaxson. In zijn boek Poisoned Wells beschrijft hij hoe vuil de politiek rond de Afrikaanse oliebusiness verliep. Op basis van onderzoek naar talloze concrete corruptieschandalen en plunderingen komt Shaxson tot de conclusie dat niet ontwikkelingshulp Afrika kan helpen, maar wel het aanpakken van het gebrek aan transparantie in belastingparadijzen. Volgens cijfers van de Wereldbank en het VN-Orgaan ter Bestrijding van Drugs en Misdaad worden de mondiale winsten van criminele activiteiten, corruptie en belastingontduiking geschat op 1000 tot 1600 miljard dollar per jaar. De instellingen schrijven dat ‘diefstal van publieke middelen een serieus probleem vormt voor ontwikkelingslanden’. Maar de politieke wil om er echt iets aan te doen –bijvoorbeeld door wereldwijde regels over transparantie en financiële informatieoverdracht op te stellen– lijkt vooralsnog klein.

Mc maffia


Een cruciale eigenschap van de geraffineerde financiële dienstverlening die belastingparadijzen aanbieden, is dat zowel de boven- als onderwereld er graag gebruik van maken. De maffiose kleptocraat in gestreept maatpak is in dat opzicht niet te onderscheiden van de financieel directeur die zijn bedrijfswinst via allerlei omleidingen wegsluist om zo weinig mogelijk belasting te moeten betalen. Rosalind Wright van het Britse Fraud Advisory Panel: ‘Dat is precies waarom dit dossier zo gevoelig ligt. Criminelen zullen altijd bepaalde methoden gebruiken die anderen ook gebruiken, simpelweg omdat ze werken.’
In zijn pas verschenen boek McMaffia: misdaad zonder grenzen gaat de Britse onderzoeksjournalist Misha Glenny dieper in op het reilen en zeilen van de offshore industrie. Glenny: ‘Zolang de Verenigde Staten en Europa toelaten dat offshore banken bestaan, blijven ze zich schuldig maken aan hypocrisie. Ook voor de georganiseerde misdaad zijn die  financiële centra belangrijke instrumenten, die bovendien extra diensten bieden, zoals goedkope vlaggen, lege vennootschappen voor het maskeren van illegale activiteiten en vrijwaring van bemoeizuchtige belastingautoriteiten. De enige geloofwaardige reden voor de groei en het succes van deze financiële instellingen is het feit dat veel grote ondernemingen in de legitieme economie ze om precies dezelfde redenen gebruiken –met name belastingontduiking.’
Een hooggeplaatst financieel speurder die in het verleden nog onderzoek deed naar grote Belgische fraudedossiers, zucht: ‘Het feit dat belastingparadijzen bestaan, betekent dat er behoefte aan is én dat ze gedoogd worden. Na 9/11 en de Patriot Act (de Amerikaanse antiterrorismewet, hvs) werden in een mum van tijd bepaalde organisaties uitgesloten van het internationale betalingsverkeer. Het is dus wel degelijk mogelijk op te treden.’
In McMaffia getuigt een topman van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad onder Clinton en Bush dat het inderdaad ‘een kwestie is van een pistool op het hoofd van pakweg Liechtenstein te zetten en dreigen de trekker over te halen’. De trekker overhalen betekent hier het intrekken van de banklicentie voor de Verenigde Staten. Glenny: ‘Zonder offshore banken zou het niet alleen voor gangsters een stuk moeilijker worden om met hun geld en hun ondernemingen te schuiven. Ook voor Enron zou het een stuk moeilijker worden’. Het energiebedrijf maakte in 2000 een belastbare omzet van ruim drie miljard dollar, maar claimde een verlies van 4,6 miljard.

elfduizend miljard dollar


Tot op heden zijn belastingparadijzen nog altijd booming business. Enkele recente gegevens van accountantskantoor Deloitte staven dat. Van alle grote financiële instellingen heeft drie op vier anno 2008 afdelingen in offshore centra, waar ze alle diensten aanbieden. In 2001 was maar een op tien. En de voorbije vijf jaar is de werkgelegenheid in offshore centra met liefst 1800 procent gestegen.
Sp.a-kamerlid Dirk Van der Maelen wijst er op dat ‘zo goed als alle in België actieve banken ook aanwezig zijn in verschillende belastingparadijzen om hun –Belgische– klanten een waaier aan belastingontwijkende mogelijkheden aan te bieden.’ Sinds november 2005 vliegt VLM Airlines vanuit Brussel en Antwerpen dagelijks naar het eiland Man. Het vluchtschema is erop gericht de zakelijke activiteiten en potentiële investeringen te bevorderen, zo stelt VLM. Van der Maelen: ‘Dat bekende belastingparadijs telt 76.000 inwoners, 30.000 ondernemingen en op de bankrekeningen staat in totaal 46 miljard euro spaargeld.’
Op een hoorzitting in het federale parlement gaf Bruno Gurtner –econoom bij de Swiss Coalition, een koepelorganisatie van hulporganisaties in Zwitserland– een inzicht van de schaal van de offshore industrie: ‘Nog geen twintig jaar geleden waren er slechts een twaalftal offshore centra, vandaag bijna tachtig. In die centra zijn drie miljoen ondernemingen gevestigd en elk jaar komen er zo’n 150.000 bij. Dat aantal stijgt voortdurend en het gaat daarbij om ondernemingen uit de hele wereld. We hebben hier dus te maken met een uitermate geglobaliseerde activiteitensector. De helft van alle financiële transacties vindt in die centra plaats en dat verklaart waarom ze zo belangrijk zijn voor de wereldeconomie. Een en ander betekent evenwel niet dat die cijfers in, bijvoorbeeld, de WTO-statistieken zijn opgenomen. Ruim zestig procent van de wereldhandel verloopt intern tussen diverse componenten van transnationale ondernemingen en daarvan is geen expliciet spoor in de officiële statistieken terug te vinden. Het door de offshore centra beheerde kapitaal heeft een waarde van elfduizend miljard dollar’.

zwakke schakel


Jean-Claude Delepière, voorzitter van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, wees er in de commissie Globalisering van het federaal parlement op dat diverse internationale instanties zich bewust zijn geworden van offshore activiteiten. De eerste was de Internationale Financiële Actiegroep (IFAG), die het witwassen van kapitalen uit misdaadpraktijken bestrijdt. De IFAG werkte veertig aanbevelingen uit te.
Delepière: ‘De IFAG heeft het fenomeen van offshore faciliteiten van zeer nabij bekeken. De actiegroep werd er zich van bewust dat witwassen –en de bestrijding ervan– internationale fenomenen zijn. De geringste zwakke schakel in het bestrijdingsnetwerk ondergraaft de strijd tegen het witwassen. Het is duidelijk dat als men in België criminele fondsen witwast door gebruik te maken van een offshore land of een fiscaal paradijs, het wellicht moeilijk zal zijn om het fenomeen op te sporen. Zelfs als men daar in slaagt, zal men in de onmogelijkheid verkeren om het te vervolgen. De IFAG heeft erop gewezen dat in die offshore regio’s vooral te weinig reglementen bestaan inzake financiële aangelegenheden en de bestrijding van het witwassen van kapitalen. Zelfs indien een reglementering zou bestaan, moet ze ook nog worden toegepast.’
Rosalind Wright van het Britse Fraud Advisory Panel: ‘Er bestaan nog steeds belastingparadijzen waar het in de praktijk moeilijker ligt: allerlei Caribische eilanden, de Kaaimaneilanden, Britse Maagdeneilanden… Jersey en Guernsey doen het iets beter, zij willen liever niet meer gezien worden als plaatsen die financiële diensten bieden aan misdadigers en werken iets beter mee dan voorheen.’
Ook de hooggeplaatste financieel speurder relativeert: ‘Via rechtshulpverdragen en administratieve akkoorden, door de juiste vragen te stellen en de rechtsregels te kennen, kun je als onderzoeker de meeste info krijgen.’ Maar de politieman erkent wel dat de lange wachttijden voor het verkrijgen van informatie uit belastingparadijzen soms serieuze problemen opleveren voor gerechtelijke onderzoeken.
Volgens Christensen is het voor opsporingsdiensten in ontwikkelingslanden –als ze al bestaan– vaak allemaal theorie: ‘Ten eerste hebben maar weinig ontwikkelingslanden bilaterale akkoorden afgesloten met belastingparadijzen. En zelfs als ze zo een akkoord hebben met pakweg Jersey, dan nog moeten een openbaar aanklager en zijn onderzoekers al heel duidelijk weten welke informatie ze willen. Dat is net het probleem. Bovendien is mijn ervaring dat als er al regulerende instanties waren in die belastingparadijzen, ze systematisch weigerden om aan welk onderzoek dan ook mee te werken. Dat is vandaag overigens nog steeds grotendeels zo.’
Wright beaamt. ‘Het is juist dat je als onderzoeker moet weten wat je zoekt. Zogenaamde fishing expeditions zijn uit den boze –niet alleen in offshore centra overigens. Ook als je als opsporingsdienst informatie over een Britse bankrekening wil hebben, moet je kunnen bewijzen dat er sprake is van strafbare feiten vooraleer je toegang krijgt tot die informatie.’
De financieel speurder: ‘We moeten ons goed afvragen of we uiteindelijk geen politiestaat krijgen. Er is een subtiel evenwicht nodig tussen persoonlijke vrijheden en opsporing. Trouwens, belastingparadijzen de schuld geven, is een gemakkelijke manier voor westerse landen om de mislukking van een halve eeuw ontwikkelingsbeleid en hun door gebonden hulp en budgetsteun gestimuleerde corruptie en kleptocratie te verbloemen. Ik zie maar één oplossing en dat is de capaciteit van het opsporingsapparaat in Afrikaanse landen te verbeteren en samenwerking tussen opsporingsdiensten te bevorderen. Dat is echt cruciaal. Het maakte precies het succes uit van de Lesotho-zaak. Helaas is de Europese anti-fraudedienst Olaf de enige instantie die ik dat momenteel zie doen. Andere Europese instanties zoals Europol zien helaas het belang niet.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.