Belgisch voorzitterschap en Centraal-Afrika

De Belgische regering wil haar zes maanden als voorzitter van de Europese Unie gebruiken om Centraal-Afrika hoger op de Europese agenda te zetten. Een nobel voornemen. De Europese ministers hebben ons land trouwens uitdrukkelijk gevraagd om een gemeenschappelijke politiek in Centraal-Afrika uit te werken. Met andere woorden: België moet Europa op één lijn krijgen. Bovendien zou het Europese Afrika-beleid de vrede moeten verankeren en de oorlog afblokken. Twee onmogelijke opdrachten? VRT-radiojournalist Bert De Vroey maakt een stand van zaken op.
DAGBOEK VAN EEN AFRIKA-BELEID

26 februari 2001. Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel komt geprikkeld uit de Europese Raad van Ministers. De excellenties hebben met genoegen vastgesteld dat het in Congo weer de goede kant opgaat. Maar om de directe ontwikkelingssamenwerking met de autoriteiten in Kinshasa te hervatten, daarvoor vinden ze het nog te vroeg. Michel staat nagenoeg alleen met zijn pleidooi om de kraan weer voorzichtig open te draaien. Onder de vijftien lidstaten blijft nog altijd wat wantrouwen hangen tegenover Congo en relatief veel goodwill tegenover Congo’s vijanden, Rwanda en Uganda. De Britten hebben historische en economische banden met Kampala, en onrechtstreeks ook met Kigali. Van de Scandinavische landen en van Nederland krijgt Rwanda nog steeds veel genocidair krediet. De Rwandezen zijn het slachtoffer van een volkerenmoord en ze weten dat meesterlijk te verzilveren. Heel wat ngo’s klagen daarover, want Rwanda en Uganda houden door al die ontwikkelingshulp méér middelen vrij om aan de oorlog in Congo te besteden.

9 en 10 april 2001. In het Europees Parlement steekt de Commissie Ontwikkelingssamenwerking de koppen bij elkaar. Tegen de tijd dat Congo aan bod komt, zitten nog welgeteld zes van de tweeënzestig commissieleden in de zaal, de rest heeft jonge medewerkers gestuurd die ijverig noteren. De dienstdoende voorzitster, de Deense Lone Dybkjaer, is onlangs in Congo op bezoek geweest. We krijgen een handvol losse indrukken. ‘Er zitten veel gaten in de wegen in Kinshasa en overal zie je kinderen rondhangen. En natuurlijk, links en rechts in het land gaat de oorlog nog voort.’ De dappere commissieleden die nog gebleven zijn, tillen het debat gelukkig op een hoger niveau. Nelly Maes van de Volksunie vertelt over haar bezoek, eind 2000, aan Kinshasa. Ze verwoordt de kritiek van Congolese ngo’s op de zwakke plekken in de akkoorden van Lusaka, maar ze pleit ook voor de ontwapening van de Rwandese interahamwe-milities. Dat is immers de voorwaarde voor Rwanda om de Kivuprovincies te ontruimen. De Deense voorzitster zwaait al met haar hamer om Maes het zwijgen op te leggen, maar de Volksunie-politica kan er nog net één bedenking uitgooien : Congo moet weer structurele hulp krijgen. Hoe kan je van Kabila good governance of goed bestuur verwachten, als zijn administratie op sterven na dood is ? Haar Franse collega Philippe Morillon, de voormalige VN-commandant in Bosnië, treedt haar bij. We mogen niet te streng zijn. ‘Als de Congolese regering blijk geeft van oprechte vredeswil, moet de samenwerking opgedreven worden.’

7 mei 2001. De Deense commissaris voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp Poul Nielson heeft een mededeling te doen. Europa maakt 120 miljoen euro vrij voor Congo. Oud geld, dat al sinds 1992 geblokkeerd zat, bedoeld om de armoede terug te schroeven en om mensenrechten, democratie en justitie te versterken. ‘Dit betekent een historische stap naar de normalisering van de relaties tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Congo’, laat Nielson in zijn persbericht optekenen. Het betekent vooral een toenadering binnen Europa. De weerstand tegen de hulp aan Congo is blijkbaar weggeëbd.

CHARME-OFFENSIEF

De relaties van de Unie met Kinshasa waren al negen jaar verstoord. In ’92 had de Unie de ontwikkelingshulp drooggelegd, omdat toenmalig president Mobutu de democratisering stelselmatig dwarsboomde. Onder zijn opvolger Laurent-Désiré Kabila, die lak had aan westerse kritiek, was daarin geen verandering gekomen. Nauwelijks drie maanden nadat zoon Joseph de troon had bestegen, besloot commissaris Nielson de samenwerking weer op gang te brengen. ‘De perceptie in Europa is verschoven, ten gunste van Kinshasa’, zo klinkt de verklaring in Belgische diplomatieke kringen. ‘De vele reizen die Joseph Kabila heeft gemaakt naar Parijs, Brussel en Berlijn, hebben hem veel krediet opgeleverd.’ Ongetwijfeld moet de beleefde charme van de jonge Kabila een verademing geweest zijn na zijn botte en onberekenbare vader. Maar er is een tweede verklaring voor de diplomatieke bocht van de Unie. Misschien wou Europa België te vlug af zijn met de hervatting van de hulp, zodat Brussel geen nieuw Congolees succesje aan z’n palmares kon toevoegen. Misschien wilden andere lidstaten het Belgische activisme wat kanaliseren, zodat Verhofstadt en Michel niet al te zeer vooruit zouden fietsen. Want de toenadering tussen het oude moederland en de vroegere kolonie maakt sommigen in het buitenland een tikkeltje nerveus.

TERUG NAAR CONGO

België heeft de voorbije jaren in Centraal-Afrika zelf ook een kronkelig diplomatiek parcours gevolgd. In theorie werd de politiek van equidistantie gevolgd, zoals een diplomaat het zo fijntjes formuleert: van alle partijen evenveel, of even weinig, afstand houden. Toch bleek Brussel, in de eerste maanden van de regering Verhofstadt, veeleer in het kamp van de vrienden van Rwanda en Uganda te zijn verzeild. Met zijn dramatisch bezoek aan Kigali en zijn historische verontschuldigingen voor de genocide, speelde Verhofstadt overduidelijk in de kaart van de Rwandese leider Paul Kagame. Het kwam hem op een storm van kritiek te staan vanwege ngo’s, analysten en een flink deel van de pers. Om het goed te maken moest Louis Michel wat later een grote Afrikaanse odyssee ondernemen door alle landen die in het Congolese conflict betrokken zijn, inclusief Kinshasa. Daarmee was het evenwicht, naar buiten uit althans, hersteld. Maar in werkelijkheid bleef de relatie met Kabila senior broos en gespannen. De Congolese president gedroeg zich prikkelbaar en wispelturig, in een unieke mengeling van anti-imperialistische ideologie, kille machtspolitiek en onvervalste paranoia.

Toen Kabila-de- vader vermoord werd en vervangen door Kabila-de-zoon klonk van alle kanten de uitdrukking window of opportunity. Louis Michel aarzelde geen seconde en dook er met zijn volle gewicht doorheen. Als enige westerse politicus in functie woonde hij de begrafenis bij, condoleerde hij zoon Joseph en wrong hij zich koelbloedig door de verhitte massa’s. Toen het stof was gaan liggen, bleek de démarche geslaagd. België en Congo staan weer dichter bij elkaar dan sinds lange tijd denkbaar was.

De jonge Kabila is al twee keer in Brussel op bezoek geweest, hij is ontvangen door Verhofstadt en op het paleis. Er is zonder veel dralen een gemengde Belgisch-Congolese werkgroep opgericht die de relaties zal opvolgen en verdiepen. Een delegatie van de Hoge Raad voor Diamant trok naar Kinshasa en -hupsakee- het monopolie dat vader Kabila aan een Israëlische firma had gegund, werd onmiddellijk geannuleerd. Antwerpse diamantairs kunnen weer meedingen naar de licenties voor de comptoirs. Zelfs Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank, biedt zijn goede diensten aan. In zijn enthousiasme verklaarde hij aan de radio dat hij de Centrale Bank van Belgisch “Congo” weer op het goede spoor ging helpen.

INTUSSEN AAN DE QUAI D’ORSAY

Zoveel toenadering irriteert vooral de diplomaten in Parijs. Niet omdat ze tégen Congo zijn, integendeel. Maar dat de Belgen nu Kabila junior beginnen aan te halen, dreigt de Franse Congopolitiek in de wielen te rijden. ‘Niemand hoeft in Afrika een ander in de weg te staan’, zegt een Belgisch diplomaat minzaam. Maar in Franse publicaties wordt het “neo-koloniale” België op de korrel genomen. Onder Kabila senior was Frankrijk immers uitgegroeid tot de stille en eenzame bondgenoot van Congo in Europa. Op het diplomatieke toneel, in Europa of in de VN-Veiligheidsraad, speelde Parijs al een tijdje pleitbezorger voor Kinshasa. Minder bekend, en veel minder duidelijk, is de stille militaire steun die Parijs aan Kabila verleend zou hebben.

In de schaduw van de Tour Montparnasse huist een kleine maar nijvere ngo in een krap appartement. Survie neemt in Frankrijk het voortouw in het onderzoek naar la Françafrique: de relaties van Frankrijk met Afrika. Voorzitter François-Xavier Verschave (‘Ja, ik heb Vlaamse wortels, maar het spijt me, ik spreek de taal niet’) ontvangt me tussen zwaar beladen boeken- en dossierkasten. Verschave is zelf een soort dossierkast. In lijvige boeken heeft hij Frankrijks geheime relaties met tientallen Afrikaanse regimes beschreven. Die parallelle diplomatie is in de eerste plaats op de oude Franse kolonies gericht. ‘Frankrijk heeft van meet af aan met de gedachte gespeeld om la Françafrique uit te breiden tot een soort Latijns-Afrika, inclusief de Belgische en Portugese kolonies. Er spelen ook andere, soms irrationele motieven. Het diep gewortelde verlangen van sommige Franse kringen om wraak te nemen op Rwanda voor de zogenaamde vernedering die de Fransen in 1994 moesten ondergaan, leeft nog altijd heel sterk. Dus van zodra Kabila met de Rwandezen in onmin raakte, kreeg hij in Parijs onmiddellijk veel bijval.’

In zijn boek Noir silence maakt Verschave duidelijk wat die bijval zoal inhield. Onmiddellijk na het uitbreken van de oorlog in 1998 kreeg Kabila hulp van Tsjaad in de vorm van 2000 soldaten, en van Libië in de vorm van wapens. In die bevoorrading speelden de luchthavens van Tsjaad een sleutelrol. Toevallig verlenen Franse militairen daar technische assistentie. Een jaar later werden, volgens de bronnen van Verschave, Franse elitesoldaten-op-rust gerecruteerd om Congolese troepen op te leiden in het gebruik van nieuw Chinees wapentuig. En de voormalige Franse stafchef Jeannou Lacaze, vroeger nog een discreet raadgever van Mobutu, liep nu ook een paar keer bij Kabila langs. Dat laatste is in Brussel trouwens niet onbekend.

VEEL IJZERS IN HET VUUR

Toch heeft Frankrijk nog niet voluit voor de familie Kabila gekozen. Er is ook nog rebellenleider Jean-Pierre Bemba. Volgens Verschave geniet die de steun van een paar sleutelfiguren in de Frans-Afrikaanse netwerken, met goede connecties op het Elysée, het presidentieel paleis. ‘Het staat als een paal boven water dat zowel Jean-Pierre Bemba als Kabila door la Françafrique gesteund worden’, zegt Verschave. ‘Maar of dat een strategie is van wedden op twee paarden of dat het twee verschillende opties zijn van twee concurrerende netwerken, dat is nog niet helemaal duidelijk.’

Het sleutelbegrip in Verschaves analyse zijn de netwerken. ‘De voorbije dertig jaar zijn er in Frankrijk, behalve het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Elysée, een tiental verschillende netwerken en lobbies ontstaan met telkens een eigen agenda, een eigen microstrategie in Afrika. Je hebt de oliemaatschappij Elf-Aquitaine (nu Elf-TotalFina) die de Franse politiek bepaalt in Gabon, Kameroen, Congo-Brazzaville, Nigeria en Angola. Je hebt het Franse leger dat de lijnen uitzet in Tsjaad en Djibouti. Voormalig afgevaardigde beheerder Loïk Le Floch-Prigent bekende openlijk op televisie dat Elf zowel de regering als de UNITA-troepen steunde in de Angolese oorlog, kwestie van aan beide kanten ingedekt te zijn. Hetzelfde gebeurde een tijdlang in de recente oorlog in Congo-Brazzaville. Daarnaast zijn er de diverse geheime diensten, die elkaar bovendien nog bestrijden. En je hebt netwerken via het lidmaatschap van de loges, met Franse én Afrikaanse leden. Die tien of twaalf lobbies worden doorkruist, zoals in een kruiswoordraadsel, door evenveel verschillende motieven. Helemaal onderaan heb je de afpersingen rond zedenkwesties of de maffieuze handelsstromen met zwart geld uit kansspelen. Een beetje hoger de vriendschapsbanden van oude schoolmakkers aan de militaire academies. En helemaal bovenaan de geopolitieke schema’s: de Frans-Angelsaksische vijandigheid, de groot-Arabische politiek, de francofonie. Misschien spelen bij sommigen zelfs oprecht goede intenties mee voor Afrika, in de vorm van ontwikkelingshulp.’

EUROPA MET DE FRANSE SLAG

De analyse van Verschave is niet mals. De officiële Afrikapolitiek van Frankrijk wordt tegelijkertijd beïnvloed én ondermijnd, gedicteerd én aangevreten door velerlei belangen van parallelle netwerken. Toch is het een beetje te gemakkelijk om de Fransen als enigen in de hoek te zetten. ‘Al vanaf 1990 hebben wij Frankrijk aangeklaagd wegens de schandalige steun aan het racistische, integristische regime van Sudan’, zegt Verschave. ‘Parijs stond in die tijd alleen om dat regime te steunen. Maar nu er olie ontdekt is in Sudan, wordt Frankrijk in snelheid genomen door Duitsland, Groot-Brittannië en zelfs Zweden. De manoeuvers van la Françafrique lijken zo besmettelijk als de gekkekoeienziekte.’

Ook het recente VN-rapport over de plundering van de Congolese rijkdommen, wijst in die richting. In de lijst van ondernemingen die coltan of cassitteriet opkopen uit het rebellengebied in het oosten, staan er bedrijven uit België, Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië. Zelfs een dochtermaatschappij van onze nationale trots Union Minière wordt genoemd. “Wij hebben geen enkele zakelijke relatie met de rebellen, wij werken alleen met de lokale gemeenschappen”, was de eerste reactie van het bedrijf. Te mager en te mooi om overtuigend te zijn.

Franse én Britse elitesoldaten op leeftijd laten zich graag recruteren door zogenaamde beveiligingsfirma’s, een moderne versie van de huurlingenlegioenen. Deze firma’s hebben tenminste in Angola en Congo-Brazzaville een belangrijke rol gespeeld en mogelijk ook in Congo zelf. Geregeld duiken berichten op over verboden wapentransporten met Europese cargobedrijfjes. Een Zweedse mijnondernemer was één van de grootste geldschieters van Kabila senior in zijn oorlog met Mobutu. Volgens Verschave moeten ook dringend de rol en medeplichtigheid van Luxemburgse en Zwitserse financiële instellingen tegen het licht worden gehouden, omdat ze probleemloos en ongestoord grote geldstromen, die te maken hebben met illegale commissies en wapenhandel, zouden versluizen.

De Fransen hebben geen patent op parallelle inmenging, maar in Frankrijk dreigt het onderscheid tussen officiële politiek en groepsbelangen wel volledig te vervagen. Verschave noemt dat de strategie van de onverantwoordelijkheid. De staat heeft het opgegeven om weer greep te krijgen op de Afrikapolitiek. Jospin zou het kortstondig overwogen hebben, maar hij bedacht zich toen hij inzag wat voor titanenstrijd dat zou betekenen.

In zekere zin doet de Franse justitie nu wat de politiek heeft nagelaten. Oliemaatschappij Elf, Jean-Christophe Mitterrand en zelfs oud-minister Charles Pasqua zijn nu het voorwerp van gerechtelijk onderzoek en processen. Verschave waarschuwt dat dit afrekeningen zijn tussen nieuwe en oude netwerken. Toch lijkt een ommekeer in het Franse Afrikabeleid mogelijk te worden.

ANTWERPEN IN DE VOORHOEDE

De Afrikapolitiek van de rest van Europa mag dan al onbeduidend zijn en ondoordacht, van een schuldige verwevenheid met obscure belangen is geen sprake. Zelfs het oude moederland België kun je daar nog moeilijk van verdenken. Ngo’s noemen het beleid van Michel vaak warrig, leeg, impulsief en slecht onderbouwd, en zijn Afrika-adviseur Paul Van Goethem heeft meer contacten dan visie. Maar dat Louis Michel in Centraal-Afrika heimelijk de belangen van bedrijven of lobbies loopt te behartigen, is moeilijk aan te nemen. De minister wordt gedreven door een mix van oprechte idealen en onpeilbare ambitie. Voor hem liggen hulpvaardigheid, dadendrang en prestige wel zeer dicht bij elkaar.

In de diamantsector geeft België zelfs het internationale voorbeeld. De Hoge Raad heeft een controlesysteem uitgewerkt dat de handel in diamant uit rebellengebied moet tegengaan. Dat is naar de zin van de Britse regering, die zwaar van leer trekt tegen die bloeddiamant. Uit morele verontwaardiging, uiteraard. Maar ook omdat die illegale smokkel de monopoliepositie van de Brits-Zuid-Afrikaanse diamantreus De Beers ondergraaft. Mogelijk snijdt Antwerpen met dit controlesysteem in eigen vlees, want malafide diamantairs zullen hun smokkelwaar nu elders gaan slijten. Maar op lange termijn kan het een label van zuiverheid worden en dus een troef.

De Belgische diamantaanpak kan ook een aanzet zijn voor een Europees beleid op andere vlakken. Laat de Nederlanders het controlesysteem op diamant overnemen. Laat de Britten en Fransen strengere normen opleggen aan de beveiligingsfirma’s die ongestraft oorlogje spelen in Afrika. Laat Luxemburg zijn financieel centrum uitzuiveren, zodat de opbrengsten van illegale transacties niet langer witgewassen en versluisd worden. En laat Parijs weer greep krijgen op de oliemaatschappijen en de geheime diensten. Kortom, laat de staten gewoon hun werk doen, op basis van duidelijke Europese normen. Misschien moeten de grote diplomatieke démarches en vredesplannen vanuit Europa even in de koelkast tot de Unie erin slaagt de onzichtbare, vaak commerciële inmenging in Afrika te stoppen. Dat zou pas echte -en theoretisch ook haalbare- conflictpreventie zijn.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.