In Birma wacht het volk op de val van het regime

In september herdenkt Birma het neerslaan van de opstand van 1988. Twintig jaar later zitten de generaals nog steeds stevig in het zadel. Sue Tack reisde door Birma en verbleef enkele maanden bij Birmese vluchtelingen in het noorden van Thailand. Ze beschrijft de machteloosheid van de Kayan.
Taungoo, Birma. In een huis van de Kayan New Land Party, een van de vele etnische rebellengroepen in Birma, toont Aye Lwin trots zijn Belgische wapens en zijn schotwonden. Lachend vertelt hij hoe gemakkelijk je de soldaten kan omkopen die in de wapendepots van de regering werken. Aye Lwin, bijna zestig, gaat gekleed in een typische bruine, geruite sarong en een wit onderhemd. Hij is ongeschoold en sinds het staakt-het-vuren tussen zijn rebellengroep en de militaire junta in 1994 is hij eigenlijk technisch werkloos.
Net zoals de erg jonge Kayan vrijwilligers die voor de televisie hangen om muziekvideo’s te bekijken, als de elektriciteit het tenminste niet laat afweten.
Aye Lwin behoort tot de Kayan, een minderheidsgroep van ongeveer 250.000 mensen uit centraal Birma. De Kayan New Land Party werd in 1964 opgericht door Shwe Aye, een student aan de universiteit van Rangoon. Zoals vele anderen putte hij inspiratie uit de communistische revolutie in China. Later verschoof de klemtoon naar de verdediging van de etnische identiteit en de strijd voor zelfbestuur –naar het voorbeeld van grote etnische “revoluties” in Birma zoals die van de Karen en de Kachin.

Geestdriftig praat Aye Lwin over gevechtstrainingen in China eind jaren zeventig en over Mao, zijn held. ‘De Fransen trainden ons om te saboteren, om bruggen op te blazen, maar de Chinezen leerden ons echt vechten en infiltreren.’ Hij herinnert zich hoe ze met honderd jonge mannen de lange tocht door de jungle maakten en hoe sommige kameraden bezweken onder de zware lading nieuwe wapens op de terugweg. De communistische Chinezen waren tegen het Birmese socialisme dat generaal Ne Win na de staatsgreep van 1962 had ingevoerd. Volgens Aye Lwin was de hulp van de Chinezen misschien ook bedoeld om restanten van de Kwomintang, de Chinese Nationale Volkspartij, op Birmees grondgebied te bestrijden. Maar dat is allemaal lang geleden.

de bankrekeningen van de generaals


Na de volksopstand van 1988 sloten veel studenten zich aan bij de opstandelingen in de jungle, maar het nieuwe generaalsregime bleek erg efficiënt in het ondergraven van het jeugdige idealisme. De experimenten met democratie en kapitalisme leidden weliswaar niet tot een vrijere samenleving, maar voedden wel een tijdlang de hoop dat er ooit een einde aan de repressie zou komen. De generaals sloten ook akkoorden met zeventien gewapende groepen. Daardoor werden de rebellenleiders –de vijanden van het regime– plots ‘grote leiders van de nationale rassen’ en algauw werden ze legitieme partners in de informele economie van de generaals.
Het economisch inzicht van het regime reikte echter niet veel verder dan de bankrekeningen van de generaals. De gewapende groepen uit het noorden werden rijk van de opiumhandel, de meest succesvolle ondernemers behoren tot een Chinese elite en grondstoffen verdwenen uit het land zonder echte winsten achter te laten. Een Birmese middenklasse ontstond amper.

orchideeënhandel


Than Soe Naing, de nieuwe leider van de Kayan New Land Party, moet machteloos toezien hoe het regime zijn volk en organisatie politiek en economisch onderdrukt. Hij krijgt amper toegang tot mijnbouwconcessies. Die gaan bij voorkeur naar zakenconnecties van de generaals. Nieuwe kerkgebouwen zijn vernield, begraafplaatsen onnodig verplaatst en de Kayan identiteit wordt brutaal met de voeten getreden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door naamsveranderingen op identiteitskaarten, waardoor de chauvinistische Kayan plots Karen of Birmaan worden. ‘Zoals de zon ondergaat, zullen zij op een dag ook verdwijnen’, zegt Than Soe Naing over de generaals, al is het gezegde veeleer van toepassing op het ooit zo gevreesde en gerespecteerde Kayan rebellenleger.

Niet alleen het Kayan verzet loopt kreupel. In het westen van Birma tekende de junta in maart 2007 een staakt-het-vuren met het Chin National Front. De rebellen leven sindsdien van handel in orchideeën –een activiteit die normaliter strikt voorbehouden is voor licentiehouders. De bossen worden hiervoor massaal, zonder zorg, illegaal en met dwangarbeid gekapt. De Chinezen betalen heel veel geld voor de zeldzame plantjes, die ze gebruiken voor hun traditionele medicijnen. De winst van de orchideeënhandel gaat volgens een onderhandelaar tussen de overheid en rebellen in Rangoon veeleer naar de generaals dan naar de Chin.

boerenbestaan


De jonge generatie Kayan “politieke” activisten die ik ontmoette in Birma en in Mae Sot (Thailand) verlangen naar meer welzijn, onderwijs en gezondheidszorg voor hun volk. Toegegeven, als politiek programma is dat erg vaag. Met hun verwaarloosbare formele scholing, een gebrek aan middelen en hoop, en beperkt begrip van de complexiteit en de geschiedenis van het conflict staan ze niet erg sterk. Ze kopiëren eisen voor zelfbestuur voor de Kayan regio uit oude documenten en richtten een Kayan vrouwenorganisatie op omdat andere minderheidsgroepen dat ook deden.

De jonge Kayan geloven niet meer in de gewapende strijd. Ook straatprotesten zoals in september vorig jaar of in 1988 kennen ze enkel via de beelden op internet. Ze zijn bang en vinden het zinloos om zo hun leven te vergooien. Sommigen studeren Kayan, een taal die pas in 2000 werd vastgelegd. En ze wachten. Ze wachten op een mogelijkheid om iets te studeren of naar het buitenland te gaan om in de toekomst geld te verdienen voor hun familie. Ondertussen tikt de tijd en kiezen velen uiteindelijk toch voor een huwelijk en een boerenbestaan, net zoals hun ouders, zonder uitzicht op een nieuw land of op meer respect voor hun eigen waardigheid.

Bahan Than (25), de zoon van partijstichter Shwe Aye en de toekomstige leider van de Kayan New Land Party, spreekt gebrekkig Engels en ook hij wacht. Op een opleiding hotel management in Singapore. Terwijl de generaals hun opvolgers klaarstomen in speciale hogescholen, wacht het volk op de val van de dictatuur.

geloven in verandering


Toch is niet alle verzet vastgelopen in het moeras van angst, uitzichtloosheid en coöptatie door het regime. Op verschillende plaatsen in het land ontmoette ik twee zeer gerespecteerde jongeren die zich Luigi (24) en Mister Crown (29) noemen. Zij geloven wél dat ze verandering kunnen brengen, door echt iets te doen. Ze kregen een politieke training in Thailand en liepen stage in Europa. Daarna gingen ze terug in hun dorpen wonen. Daar leerden ze honderden jongeren omgaan met computers en de Engelse taal. “Ondergronds” zetten ze ook discussies op over hun samenleving.
Mister Crown sprak ooit nog in Brussel met mensen van de Europese Commissie. Dat leven ruilde hij in voor een kleine hut en –om zijn studenten eten te geven– werk op het veld en visvangst. Activist Luigi werd op 10 mei, de dag van het referendum over de grondwet, gearresteerd en kreeg twintig jaar gevangenisstraf en dwangarbeid. Mister Crown vluchtte in de jungle. De generaals weten voor wie ze moeten oppassen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.