Burundi. 'Wij zijn toch allemaal broeders.'

Sinds Burundi in 1961 onafhankelijk werd van België, wordt het land verscheurd door etnische twisten tussen de Hutu’s en Tutsi’s. Meer dan 400.000 doden en 1.000.000 vluchtelingen later lijkt er eindelijk hoop op vrede. Stijn De Reu trok naar het straatarme Burundi om de etnische tegenstellingen te peilen en na te gaan welke rol de internationale gemeenschap in dit conflict speelt.
Bujumbura puft onder de warme zomerzon. De temperaturen stijgen in de hoofdstad van Burundi wel eens vaker ver boven het aangename. Toch is het een drukte van jewelste. Met bananen en veevoeder overladen pédaleurs manoeuvreren op de brede lanen behendig tussen de ngo-jeeps en de volgestouwde taxi’s en busjes. De honderden VN-patrouillewagens en jeeps die sinds de start van de VN-vredesmissie in juni 2004 deel uitmaken van het straatbeeld in Bujumbura maken de chaos compleet. Het land leeft opnieuw.
‘Op een jaar tijd is hier veel veranderd’, bevestigt Elie van de lokale organisatie INADES-FORMATION. Hij ontvluchtte tijdens de burgeroorlog zijn huis en timmerde in de buitenwijken van de hoofdstad aan een nieuw bestaan. ‘De burgeroorlog lijkt nu echt op zijn einde te lopen.’ Ik sprak Elie net vóór de verkiezingen die afgelopen zomer plaatsvonden. Het waren de eerste democratische verkiezingen sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1993.
Elie verwoordde perfect wat de bevolking van Burundi al zo lang vraagt: het einde van die eeuwige etnische conflicten. De Burundezen grepen tijdens de verkiezingen hun kans en trokken massaal naar de stembus waar ze niet stemden op de partijen die toot voor kort de dienst uitmaakten -FRODEBU (Front pour la Démocratie au Burundi) en UPRONA (Unité pour le Progrès National)- maar op de voormalige Hutu-rebellenbeweging, sinds mei van dit jaar omgevormd tot de politieke partij CNDD-FDD (Conseil National pour la Défense de la Démocratie - Forces pour la Défense).
‘De CNDD-FDD is niet meer de extremistische Hutu-beweging die ze vijf jaar geleden was’, zegt Anton Broecke van de Belgische Ambassade in Burundi. ‘Vele Tutsi’s vonden de afgelopen maanden politiek onderdak bij CNDD-FDD, dat op korte tijd een gematigde partij werd waarin beide etnieën zich kunnen vinden.’ Met de beëdiging van CNDD-FDD voorzitter Nkurunziza tot president en de voorstelling van het nieuwe multi-etnische kabinet lijkt inderdaad een begin gemaakt te zijn van vrede.

Duistere jaren


Terwijl de toekomst lijkt te beginnen, praat ik over het verleden met Emmanuel Nkundiza, een student politieke wetenschappen. ‘Tijdens de kolonisatie creëerden de Belgen de etnische tegenstellingen tussen Hutu’s en Tutsi’s, waarbij duidelijk de kaart van de Tutsi’s getrokken werd’, fluistert hij. We zitten in een hoekje op een terras net buiten het centrum van Bujumbura. De nacht is gevallen, en na enkele lauwe Primus-bieren tintelen Emmanuels ogen heimelijk als hij zijn verhaal vertelt.
Emmanuel verwijst naar de hervorming van de koninkrijken binnen Burundi. In 1929 startten de Belgen, uit administratieve beweegredenen, met het samenvoegen van meerdere koninkrijken onder één nieuwe lokale bestuurder. Deze nieuwe ganwa, zoals ze genoemd werden, waren allen van Tutsi-afkomst. Alle Hutu’s die voorheen een koninkrijk bestuurden, werden van de macht verdreven. Na de onafhankelijkheid grepen de Tutsi’s van de Hima-clan de macht en verstevigden die jaar na jaar. De politieke tegenstanders ontvluchtten het land of werden tijdens de massamoorden van 1972 en 1988 uit de weg geruimd. Om de vorming van een nieuwe Hutu-elite tegen te gaan, sloot het Tutsiregime de schoolpoorten voor Hutuleerlingen.
‘Waarom heeft het Westen nooit stappen ondernomen om de genocide op de Hutu’s te stoppen?’, vraagt Emmanuel uitdagend. Ik kan niet anders dan toegeven dat de westerse regeringen wel straffe verklaringen aflegden, maar in de praktijk de dictatuur z’n gang lieten gaan. En de enkele ngo’s die de wantoestanden in Burundi aan de kaak stelden, kregen met het regime te maken en werden het land uitgepest. Pas na de val van de Berlijnse Muur en het einde van de Koude Oorlog werd het Tutsi-bestuur onder grote internationale druk tot democratisering verplicht. Dit mondde uit in de verkiezingen van 1993. Melchior Ndadaye werd als eerste Hutu-president verkozen, maar een nieuwe Tutsi-staatsgreep verbrak de ijdele hoop op vrede. Ndadaye werd vermoord en de Burundese burgeroorlog was een feit.
Er was een stevige interventie nodig van Nelson Mandela om de internationale gemeenschap opnieuw te betrekken bij het conflict in Burundi. Die betrokkenheid leidde uiteindelijk tot het Arusha-vredesakkoord.

Zwak bestuur


Charles Ntezahorigwa, directeur van SONICOFF (Source of the Nile Coffee), de grootste privé-koffiefabriek van Burundi, is het niet eens met de kritiek van zijn landgenoten op de rol van het Westen in het Burundese conflict. ‘We kunnen de Belgen niet blijven beschuldigen van alles wat hier fout gaat’, zegt hij onrustig. Tijdens een ontbijt in de binnenstad gluurt hij vaak heimelijk over zijn schouder, bang afgeluisterd te worden. ‘We zijn nu al meer dan 40 jaar onafhankelijk en nog steeds zijn er etnische spanningen. Het wordt tijd dat we zelf de verantwoordelijkheid opnemen voor wat er hier fout gaat.’ Ntezahorigwa maakt zich veel meer zorgen over de extreme corruptie. Het etnische discours was voor politici minder een ideologische overtuiging, dan een manier om aan de macht te komen. En eenmaal aan de macht werd vooral de eigen bankrekening gespekt.
Internationaal Monetair Fonds (IMF) zette de zwakke leiders gedurende de jaren negentig onder druk om de privatisering van Burundese instellingen te versnellen. Midden in de crisisjaren werden staatsfabrieken en overheidsinstellingen onder IMF-druk verkocht. Le Renouveau, Burundi’s belangrijkste krant, maakte in juni van dit jaar naar aanleiding van de privatisering van koffie de balans op, en die was duidelijk.
De meerderheid van de privatiseringen is op een economisch fiasco en een sociaal drama uitgedraaid. De nationale drukkerij van Burundi, bijvoorbeeld, draaide goed tot ze in 2003 geprivatiseerd werd. Vandaag staat ze op het randje van het faillissement. De fabriek werd door de toenmalige politici overhaast verkocht voor minder dan de helft van zijn geschatte waarde. Een deel van de inkomsten verdween in de zakken van de politici, de rest werd vooral gebruikt voor de uitbouw van het door Tutsi’s gedomineerde regeringsleger.

Erbarmelijke gezondheidszorg


De meest omstreden hervormingen in het kader van de IMF-programma’s is de privatisering van de gezondheidszorg van einde jaren tachtig. ‘Vandaag gaat minder dan twee procent van het overheidsbudget naar gezondheidszorg. Dat is een halvering van het budget in vergelijking met vijf jaar geleden’, zegt Déogratias Nzunogera van het Observatoire de l’Action Gouvernementale. ‘In Burundi moeten de zieken alle kosten op zich nemen.’
Pater Max Boudart is furieus als ik er hem over aanspreek. Elke ochtend komt hij in het Hôpital Prince Régent Charles, het ziekenhuis van de armen, enkele zelfgemaakte krukken uitdelen aan de zieken en motiveert hij hen om wat rond te lopen. Een druppel op de hete plaat, beseft hij, want alles in het ziekenhuis zucht extreme armoede uit. De bedden zijn kromgelegen, de enkele rolstoelen lijken weggelopen uit de jaren zeventig, de stank in de ziekenzalen is niet te harden. ‘Er bestaat geen sociaal vangnet’, moppert hij. ‘Een opname in het ziekenhuis kost al 10.000 Fbu (ongeveer 8 euro). Bij sommigen loopt de factuur op tot meer dan 500 euro’ . Met een gemiddeld jaarinkomen van net geen 100 euro is het ziekenhuis voor meer dan 95 procent van de bevolking dan ook letterlijk onbereikbaar.
Het armzalige Hôpital Prince Régent Charles ligt er dan ook halfleeg bij. Opvallend zijn enkele gezond uitziende mannen en vrouwen die languit op de bedden liggen. Max Boudart: ‘Ze zijn straatarm, maar hun operatiekosten bedragen meer dan 500 euro. Natuurlijk kunnen ze dat niet betalen en daarom mogen ze van de dokters niet weg. Soms worden ze aan handen en voeten vastgebonden. Dat is nu het gevolg van die privatiseringen.’
Ongezonde gevangenen lopen de ziekenzalen in en uit. Met smekende ogen vragen ze of ik hun rekening kan betalen, of dat ik in België niemand ken die hen wil helpen. ‘Wij zijn toch allemaal broeders’, lachen ze grauw. De handelingen van de gevangenen worden nauwlettend in de gaten gehouden door mannen in bruin pak. ‘Het technische personeel’ lacht Max zuur. Als ik hem vraag of het vooral de Hutu’s zijn die de ziekenzorg niet kunnen betalen, zucht hij. ‘Ach, Hutu of Tutsi, Ze zijn allemaal even arm. Enkel de politieke elite is rijk, en die bestaat zowel uit Tutsi’s als Hutu’s.’

Kentering merkbaar


Ngo’s die in Burundi actief zijn, zoals 11.11.11, Novib, Broederlijk Delen en Artsen zonder Grenzen, maken in hun hulpprogramma’s geen onderscheid op basis van etnie. Dat was in het verleden niet steeds even eenvoudig, vertrouwt een Nederlandse ontwikkelingswerker mij toe. Zijn organisatie betaalde tijdens de burgeroorlog de rebellen om vrije en veilige doorgang te krijgen in het gebied onder hun controle. ‘Het was dat of de mensen in rebellengebied laten sterven van ontberingen’, zegt hij.
Ook Eveline Rooimans van Novib geeft toe dat het vaak schipperen is. De lokale organisaties in Burundi worden meestal door Tutsi’s geleid -een gevolg van de vroegere regeringspolitiek om Hutu’s de toegang tot de universiteit te weigeren. ‘Dat wil wel niet zeggen dat deze organisaties enkel Tutsi’s steunen, integendeel zelfs, het zijn zeer betrouwbare organisaties. Maar het blijft een ongezonde situatie’, zegt Rooimans.
In het Don Bosco-Instituut aan de rand van Ngozi, de tweede grootste stad van het land, zie je het begin van de kentering. ‘We zijn bezig met een inhaalbeweging. Op onze school studeren vandaag zowel Hutu’s als Tutsi’s af. Er wordt geen verschil meer gemaakt tussen beide etnieën’, vertelt Hugo Pareyn, leraar aan het instituut en een van de laatste Vlaamse paters in Burundi. Zijn studenten, die zich na een partijtje basket zwetend en ongegeneerd mengen in het gesprek, beamen zijn bewering.
Ook de nieuwe regering straalt die vervaging van etnische scheidingslijnen uit. 60 procent van de ministerposten gaan naar Hutu’s en 40 procent naar Tutsi’s, en in het regeringsleger vinden steeds meer Hutu’s de weg naar de hogere functies. ‘De laatste jaren werd er door de internationale gemeenschap intensief gelobbyd bij de Burundese politici’, vertelt Jan Vanheuckelom, die in Bujumbura is in het kader van de United Nations Operation in Burundi. ‘Zowel zij als wij beseffen nu dat een conflictarm Burundi een voorbeeld kan worden voor de andere landen in het onstabiele Centraal-Afrika’.
De Burundese burgers worden mondiger, de civiele maatschappij weegt sterker op het beleid van de politici. Kan het dan toch dat na 40 jaar gruwelijke etnische strijd beide partijen elkaar de hand reiken? De komende maanden en jaren zullen veel duidelijk maken, maar de studenten uit het Don Bosco-Instituut zijn de twijfel al voorbij: ‘Binnenkort zullen wij dit land besturen, en wij, dat zijn zowel Hutu’s als Tutsi’s. In onze basketbalploeg spelen we ook samen!’

Identikit Burundi

7.000.000 inwoners
85% Hutu - 14% Tutsi - 1% Batwa
40% van de bevolking leeft met minder dan 1$/dag
gemiddelde levensverwachting: 40 jaar
Burgeroorlog tussen Tutsi’s en Hutu’s sinds 1993
officieel beëindigd met democratische verkiezingen van afgelopen zomer


Reageer op dit artikel

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.