Burundi wordt vergeten

Een land wordt doodgezwegen en die stilte komt de haviken aan de macht goed van pas. In het Tanzaniaanse Arusha worden nieuwe vredesgesprekken gevoerd. Slaagt men er daar in de impasse te doorbreken?
Het is stil rond Burundi. Alleen een diplomatieke rel over de interpretatie van noodhulp tussen de Belgische politici Moreels en Derycke zorgde voor enige deining afgelopen zomer. Premier Dehaene koelde de gemoederen af en zo ook de aandacht voor Burundi. Het twee jaar oude internationaal embargo gaat verder, net als de conflicten tussen de clans en stammen die het leven van de zeven miljoen Burundezen tiranniseren.

De dood in het hart van Afrika

In 1993 maakte Burundi een politieke aardverschuiving mee. De Hutu-meerderheid (85%) van het land won de eerste democratische verkiezingen. Dat leverde ook de eerste Hutu-president op: Melchior Ndadaye. De vreugde was van korte duur. In oktober 1993 werd Ndadaye vermoord door opstandige militairen. Vijftigduizend Burundezen vonden in de daaropvolgende weken de dood. Er kwam onder internationale druk een nieuwe Hutu-president, Cyprien Ntaryamira. Maar samen met de Rwandese president Habyarimana stierf hij in de vliegtuigcrash van 6 april 1994, de prelude op de Rwandese genocide. Na de dood van Ntaryamira bleven de boeren op de heuvels en de militairen in hun kazernes. In oktober van dat jaar werd Sylvestre Ntibantunganya de derde Hutu-president die leerde dansen op de rand van de vulkaan. De instabiliteit in de regio en de sluipende polarisatie in eigen land, maakten dat hij in de zomer van 1996 werd afgezet door een nieuwe militaire putsch. Oud-president Pierre Buyoya -een Tutsi- wilde met harde hand de dreigende chaos bedwingen. De wereld deed verontwaardigd. Burundi’s buurlanden, de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid en de Europese Unie kondigden een handelsembargo af. Goede bedoelingen -niet in het minst van president Buyoya- en opportunisme leidden vorig jaar tot onderhandelingen tussen de belangrijkste partijen in het Tanzaniaanse Arusha. Sedert vorige maand werden die besprekingen hervat.

Achter de schermen

Fernand Boedts volgt al jaren van nabij de politieke situatie in Centraal-Afrika. Hij bezocht vorige maand Burundi. Volgens hem is het land het bloedvergieten beu. Heel de natie treurt om de doden, in elke familie zijn er slachtoffers. Tweehonderdduizend doden sedert 1993. Drie keer zoveel ontheemden in kampen. Toch versterkt het embargo noodgedwongen de onderlinge solidariteit. Op de heuvels in het Noorden werken Hutu’s en Tutsi’s samen op de koffieplantages. Boedts bewondert (…!!!) de vredesinspanningen van president Buyoya: ‘Hij neemt oppositieleden op in de leiding van het land. In het parlement werden -ter vervanging van vele vermoorden en gevluchten- veertig nieuwe leden benoemd. Twaalf behoren tot politieke partijen en achtentwintig vertegenwoordigen burgerorganisaties. Een mensenrechtenorganisatie als ITECA durft en kan vrijuit spreken.’ Maar in Arusha onderhandelt men niet over goede bedoelingen. In Arusha kan men alleen maar hopen dat het kernprobleem van Burundi op tafel komt: de hervorming van het leger. Op deze kwestie werpt Boedts een opvallend nieuw licht. Voor hem lijdt Burundi niet zozeer onder een etnisch conflict (Hutu’s tegenover Tutsi’s) maar onder een regionaal conflict tussen enerzijds de bevolking van het centrum en het Noorden en anderzijds de Hima’s, meer bepaald de Tutsi-clan van Vyanda in het Zuiden. Boedts: ‘Waarom werd in 1993 Melchior Ndadaye vermoord? Omdat hij in het leger een evenredige vertegenwoordiging van het land wilde en omdat hij de handel van de Vyanda (o.a. goud, diamanten en ivoor) wilde belasten. Dat heeft hem zijn leven gekost.’ Die Vyanda hebben tot op vandaag in de administratie, het leger en de zakenwereld hun stromannen. Die haviken blijven de gang van zaken bepalen. Ze misbruiken een etnisch conflict omdat een rechtvaardige vrede hun positie zou bedreigen. De aanvallen van ‘Huturebellen’ doen in zekere zin niets ter zake om de Burundese politiek te begrijpen.

Het gemaskerde bal

Ook de reële impact van het internationaal embargo onthult de cynische waarheid over het land. Nog vóór de coup van juli 1996 verklaarde de toenmalige minister van Defensie: ‘Het leger zal de laatste zijn om te lijden onder een mogelijk embargo. Als dat nodig zou zijn, zullen wij de brandstof gaan opeisen van de diplomaten in de stad.’ Voor die diplomaten is het probleem van de economische blokkade intussen herleid tot een kwestie van minder of meer boter op het brood. Voor de armen in het land veranderde er evenmin veel. Een Burundese asielzoeker in Brussel verklaart: ‘Vóór het embargo hadden de meest kwetsbare groepen niet genoeg geld om een blikje tomaten uit Kenia te kopen. Denk je dat zij zich nu druk maken om het feit dat de prijs voor zo’n blikje verdrievoudigd is?’ Natuurlijk treffen de maatregelen onrechtstreeks de armsten, bijvoorbeeld door het bemoeilijken van hulpprogramma’s en ontwikkelingsprojecten.

Voor de regering in Bujumbura is het opheffen van het embargo de conditio sine qua non voor zinvolle vredesonderhandelingen. Maar die retoriek klinkt vals. Niet alleen hoopt het regime van Buyoya op erkenning via het mededogen met de getroffen bevolking. Al meer dan een jaar lekt het embargo bovendien als een vergiet. Corruptie, smokkel en het speculeren maken de Burundese grenzen erg poreus. Brandstof en wagens worden ‘s nachts aangevoerd vanuit Tanzania en Zambia. Wapens (o.m. uit China) kwamen tot voor kort o.m. vanuit de luchthaven Charleroi-Gosselies. Met vrachtwagens van de Verenigde Naties worden koffie en thee uitgevoerd en grondstoffen voor de brouwerijen ingevoerd. Officieel vliegen er geen passagiersvliegtuigen naar Bujumbura, maar African Airlines en Kenya Airways doen dat wel vanuit Nairobi… door biljetten uit te schrijven voor het Congolese Bukavu. Bij aankomst meldt de stewardess: ‘We landen over enige ogenblikken op de internationale luchthaven van Bu…, Bu…, Bujumbura.’ Tot medeplichtige hilariteit van de passagiers. Een hoogst betrouwbare bron in Brussel ontkracht de retoriek van de Belgische politici: ‘Waarom verleent Brussel visa aan de zonen en dochters van de Burundese elite om hier te studeren? Waarom worden grote heren en dames zo gemakkelijk overgebracht naar onze klinieken? Waarom arresteren de veiligheidsdiensten Mattias Hitimana niet? Hitimana, een tot Belg genaturaliseerde Burundees, is de draaispil van de wapenhandel voor de verschillende strijdende partijen in Burundi.’

Mochten de onderhandelingen in Arusha tot een rechtvaardige oplossing leiden, dan haalde Burundi misschien, al was het maar voor één dag, het wereldnieuws. Met enkele beelden van een lachende Julius Nyerere, de vroegere president van Tanzania, die de gesprekken leidt. Dan kon ook de oude ‘mwalimu’, de meester, in vrede gaan.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.