China: van dwerg tot wereldmacht
Op 8 november start in Peking het zestiende -congres van de Chinese Communistische Partij. Sinds 1949, het jaar van de communistische revolutie, en 24 jaar na de invoering van de hervormingen, neemt de ‘vierde generatie’ machthebbers binnen de Chinese CP de fakkel over. De positieve resultaten van deze hervormingen – een razendsnelle modernisering en een spectaculaire én bestendige economische groei – zullen op dit partijcongres wellicht dik in de verf worden gezet.
Karel Depauw . 1 november 2002
Maar hebben alle Chinezen – een vijfde van de wereldbevolking – hier deel aan? En houden de leiders in Peking voldoende rekening met de toekomstige generaties? Een doorlichting van de sociale en ecologische impact van China’s ontwikkelingsstrategie stelt de duurzaamheid van de gevolgde koers sterk in vraag.
Met een gemiddelde jaarlijkse economische groei van een goede 9 procent geeft China de rest van de wereld het nakijken. Meer nog, sommige regio’s in de zuidoostelijke kustprovincies – vaak bestempeld als de economische locomotief – halen een jaarlijks groeipercentage van bijna 20 procent, goed voor een vierjaarlijkse verdubbeling van hun economie.
Van dwerg tot wereldmacht
China is uitgegroeid van een economische dwerg tot een ontluikende wereldmacht wiens bruto binnenlands product (BBP) in het jaar 2000 dubbel zo groot was als dat van India, de helft van het Duitse bedroeg en een tiende van dat van de VS. Het BBP groeit ook dubbel zo snel als dat van de OESO-landen, de club van rijkste industrielanden. China is nu één van de grootste ontvangers van buitenlandse investeringen en dé grootste onder de ontwikkelings-landen. En met zijn recente toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zal de Chinese rol in de wereldeconomie enkel maar toenemen.
Industrialisering en verstedelijking
Bij deze spectaculaire cijfers mogen we wel niet uit het oog verliezen dat bij de aanvang van de hervormingen de landbouw centraal stond. Hoe kon het ook anders: in 1978 leefde nog meer dan 80 procent van de bevolking op het platteland. Enkele jaren later verschoof de beleidsfocus naar de steden en de industrie. China wou in zijn streven naar moderniteit immers de Oost-Aziatische tijgers bijbenen en volgde daarbij ook hun ontwikkelingsmodel: landhervormingen (ontmanteling van de landbouwcommunes) en invoersubstitutie – d.w.z. de opbouw van een eigen industrie gebeurt afgeschermd van buitenlandse concurrentie – gevolgd door exportgeleide economische groei. In het laatste decennium groeide de omzet van China’s 10.000.000 industriële bedrijven jaarlijks met 18 procent. De industrie is ondertussen de meest productieve Chinese sector en verantwoordelijk voor bijna de helft van het BBP. Een razendsnelle urbanisatie was het gevolg: tussen 1980 en 1998 liep het percentage stedelingen op van 19 naar 30 procent en volgens het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) zal het tegen 2010 stijgen naar 45 procent. Sinds de invoering van de hervormingen hebben zowat 300 miljoen mensen het platteland voor de stad geruild. In pakweg een kwart-eeuw groeide China dan ook uit van een ruraal derdewereldland naar een industri’le natie van formaat.
Sociale impact
Ongetwijfeld hebben de hervormingen miljoenen Chinezen uit de armoede getild. De officiële statistieken vertonen een uitzonderlijke daling van 260 miljoen armen in 1978 naar 42 miljoen in 1998. De Wereldbank, die een strengere armoedegrens hanteert, houdt het op 100 miljoen, toch nog altijd een behoorlijke daling. Ook de groeiende middenklasse met bijbehorende consumptiepatronen is een veel bejubeld resultaat van de hervormingen. Volgens het Staatsinformatiecentrum zou China tegen 2005 ongeveer 200 miljoen ‘middeninkomenconsumenten’ tellen: die kunnen zich een eigen auto, huis en af en toe een reis veroorloven. In de meeste grote steden beschikt bijna iedereen van de geregistreerde bevolking nu over een ijskast en een wasmachine. Het statussymbool verschoof de laatste jaren van een fiets over een tv-toestel naar een gemotoriseerd voertuig. Terzelfder tijd veroorzaken de hervormingen een almaar groeiende ongelijkheid, vooral sinds het begin van de jaren negentig neemt die exponentieel toe. Ook de regionale ongelijkheid, vooral die tussen de florerende oostkust en het achterop hinkende westen van het land, creëerde al een China met twee snelheden. Het BBP per capita in de metropool Sjanghai bedraagt zowat negen keer dat van de dorre westelijke provincie Gansu. De andere ongelijkheidscategorieën spreken boekdelen. De inkomens van de boeren bijvoorbeeld groeien nu al drie keer trager dan die van de stedelingen en sommige berekeningen stellen dat 80 procent van de plattelandsbevolking moet rondkomen met een inkomen dat ver onder het nationaal gemiddelde ligt. Ook in de steden zelf neemt de sociale polarisatie een hoge vlucht: in 1990 verdienden de 20 procent rijkste stedelingen 4,2 keer zoveel als de armste 20 procent. In 1998 was dat al opgelopen tot 9,6 keer. Het aantal nieuwe stedelijke armen – dat nog niet in de statistieken opduikt – wordt ondertussen op 30 miljoen geraamd.
Werkloosheid
De almaar stijgende stedelijke werkloosheid, onder meer een gevolg van de herstructurering van de staatsindustrie, speelt bij de stijging van de armoede een belangrijke rol. Officieel ligt de werkloosheid op 3,5 procent, maar overheidsadviseurs spreken van al van acht procent. Als de werklozen op het platteland mee in rekening worden gebracht, ligt het reële aantal nog veel hoger. Onder de ‘vlottende bevolking’, de 150 miljoen boeren uit het ruraal arbeidsoverschot dat al naar de steden trok op zoek naar werk; én de miljoenen technisch werklozen die nog op de loonlijsten van de staatsbedrijven staan, ligt de werkloosheid hoog. Een Chinese partijeconoom hanteerde enkele jaren geleden een werkloosheidscijfer van 21 procent! En de recente Chinese toetreding tot de WTO zal verdere herstructureringen noodzakelijk maken, zowel in de industrie als op het platteland. Voor de Chinese leiders is de toenemende ongelijkheid onvermijdelijk en zij vinden dat de huidige generatie opofferingen moet brengen om een hogere welvaart voor iedereen in de toekomst mogelijk te maken. Het valt echter te betwijfelen of dit klassieke argument sociaal nog lang houdbaar is. Het aantal protesten neemt immers jaar na jaar toe. De legitimiteit van alternatieve machtsbronnen – zoals de enorm populaire nieuw-religieuze Falun Gong-beweging – valt voornamelijk te verklaren door de ontwrichtende en razendsnelle modernisering. In augustus van dit jaar waarschuwden drie vooraanstaande Chinese wetenschappers dan ook voor een herhaling van de Tian’anmen-opstand (1989) of voor een crisis in ‘Indonesische stijl’ als de sociale onrechtvaardigheid niet snel wordt weggewerkt. Houdt het huidige ontwikkelingspatroon stand zonder de sociale stabiliteit ernstig in het gedrang te brengen?
Hachelijke ecologische toestand
Het Stockholm Environment Institute, dat in opdracht van UNDP en in samenwerking met Chinese milieuwetenschappers een studie verrichtte naar de ecologische en gezondheidsimpact van een kwarteeuw ongebreidelde economische groei, noemt de toestand van het milieu ronduit ‘hachelijk’. In het rapport Making Green Development a Choice omschrijven ze de Chinese ontwikkelingsstrategie van de laatste decennia als get-rich-fast, clean-up-later. De onderzoeksgroep wijst wel op het ecologisch deficit van de maoostische planeconomie, maar door de gecombineerde impact van de veel snellere economische ontwikkeling tijdens de hervormingen en een explosieve bevolkingsgroei – een gevolg van Mao’s laissez naître – slaan in de jaren negentig zowat alle ecologische parameters in het rood. De economische kost en de gevolgen voor de gezondheid van de ecologische degradatie dreigen daarenboven de verdere ontwikkeling te fnuiken. Enkele frappante voorbeelden: 16 van de 20 meest vervuilde steden ter wereld liggen in China en bijna de helft van de regelmatig opgemeten steden zijn volgens Chinese normen onbewoonbaar! Meer verfijnde indicatoren wijzen uit dat slechts vier van deze steden voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Watervervuiling
Met de waterkwaliteit is het al niet veel beter gesteld. Meer dan 90 procent van de waterlopen in stedelijke omgeving zijn zo vervuild dat ze ongeschikt zijn voor menselijk contact en meer dan de helft van de rivieren beantwoordt niet eens aan de laagste Chinese norm voor het oppervlaktewater. Dat betekent dat het water zelfs niet langer kan worden aangewend voor de irrigatie van velden. Luchtvervuiling leidde in het jaar 2000 tot 600.000 premature doden, 5,5 miljoen gevallen van chronische bronchitis en in totaal 20 miljoen gevallen van ademhalingsziektes. Zowat 700 miljoen Chinezen hebben geen toegang tot veilig drinkwater, een gevolg van de combinatie waterschaarste en waterverontreiniging. Zware metalen, kankerverwekkende stoffen en organische verontreinigers komen in toenemende mate in de voedselketen terecht door het gebruik van afvalwater voor irrigatie. De verdubbeling van het aantal gevallen van leverkanker – nu het hoogste ter wereld – wordt voor een groot stuk aan de waterverontreiniging toegeschreven.
Vervuiling kost geld
De economische kost van dit alles is aanzienlijk. Het Nationale Milieube-schermingsagentschap (NEPA) rekent de kost op 14 procent van het BNP. Het aantal verloren werkdagen ten gevolge van door luchtvervuiling veroorzaakte gezondheidsproblemen schat de Wereldbank op ongeveer 7,4 miljoen. De grote overstromingen – vooral het gevolg van menselijke activiteiten: onder meer de massale houtkap aan de bovenloop van de Yangtze – kosten het land elk jaar 20 miljard euro. De impact van het dubbelprobleem met enerzijds watertekort en anderzijds waterverontreiniging eist een enorme tol van de productiviteit: een verlies van industri’le omzet met 11,2 miljard dollar. De economische impact van waterverontreiniging op de gezondheid wordt op 3,9 miljard dollar geraamd. Zelfs de graanproductie zou met 24 miljoen ton kunnen stijgen als de behandeling van afvalwater drastisch wordt opgedreven. Geen onbelangrijk gegeven als je bedenkt dat China in de toekomst steeds meer beroep zal doen op de wereldvoedselvoorraden.
Een keuze voor duurzaamheid?
Hoe dramatisch de situatie ook is, volgens het UNDP-rapport is het nog niet te laat. Als China nu de juiste keuzes maakt, kan het precies een model worden van duurzame ontwikkeling. Geconfronteerd met de dramatische ecologische degradatie en met een bevolking die gevoelig is voor de directe gevolgen ervan op het vlak van gezondheid schenkt de Chinese overheid meer aandacht aan maatregelen ter bevordering van duurzame ontwikkeling. Bovendien zorgt de wijzigende internationale perceptie en een toenemende intellectuele uitwisseling van ideeën ervoor dat China de laatste jaren van duurzame ontwikkeling een beleidsprioriteit maakt. Niet alleen in ronkende verklaringen op internationale fora, maar ook in meerjarenplannen. Die beleidskeuze wordt meer en meer in wetten gegoten. Het grootste probleem is echter de uitvoering en de controle. In de provincie denken lokale functionarissen nog volop over economische ontwikkeling op korte termijn. Ook nationaal blijven de directe ontwikkelingsnoden dé bepalende factor. Dat maakt dat zowat iedere positieve ontwikkeling in de richting van duurzaamheid momenteel teniet wordt gedaan door tal van negatieve ontwikkelingen in de marge van de economische expansie. De vraag is dan ook of China een radicale keuze voor een duurzame agenda kan maken voor het ‘point of no return’.
Met een gemiddelde jaarlijkse economische groei van een goede 9 procent geeft China de rest van de wereld het nakijken. Meer nog, sommige regio’s in de zuidoostelijke kustprovincies – vaak bestempeld als de economische locomotief – halen een jaarlijks groeipercentage van bijna 20 procent, goed voor een vierjaarlijkse verdubbeling van hun economie.
Van dwerg tot wereldmacht
China is uitgegroeid van een economische dwerg tot een ontluikende wereldmacht wiens bruto binnenlands product (BBP) in het jaar 2000 dubbel zo groot was als dat van India, de helft van het Duitse bedroeg en een tiende van dat van de VS. Het BBP groeit ook dubbel zo snel als dat van de OESO-landen, de club van rijkste industrielanden. China is nu één van de grootste ontvangers van buitenlandse investeringen en dé grootste onder de ontwikkelings-landen. En met zijn recente toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zal de Chinese rol in de wereldeconomie enkel maar toenemen.
Industrialisering en verstedelijking
Bij deze spectaculaire cijfers mogen we wel niet uit het oog verliezen dat bij de aanvang van de hervormingen de landbouw centraal stond. Hoe kon het ook anders: in 1978 leefde nog meer dan 80 procent van de bevolking op het platteland. Enkele jaren later verschoof de beleidsfocus naar de steden en de industrie. China wou in zijn streven naar moderniteit immers de Oost-Aziatische tijgers bijbenen en volgde daarbij ook hun ontwikkelingsmodel: landhervormingen (ontmanteling van de landbouwcommunes) en invoersubstitutie – d.w.z. de opbouw van een eigen industrie gebeurt afgeschermd van buitenlandse concurrentie – gevolgd door exportgeleide economische groei. In het laatste decennium groeide de omzet van China’s 10.000.000 industriële bedrijven jaarlijks met 18 procent. De industrie is ondertussen de meest productieve Chinese sector en verantwoordelijk voor bijna de helft van het BBP. Een razendsnelle urbanisatie was het gevolg: tussen 1980 en 1998 liep het percentage stedelingen op van 19 naar 30 procent en volgens het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) zal het tegen 2010 stijgen naar 45 procent. Sinds de invoering van de hervormingen hebben zowat 300 miljoen mensen het platteland voor de stad geruild. In pakweg een kwart-eeuw groeide China dan ook uit van een ruraal derdewereldland naar een industri’le natie van formaat.
Sociale impact
Ongetwijfeld hebben de hervormingen miljoenen Chinezen uit de armoede getild. De officiële statistieken vertonen een uitzonderlijke daling van 260 miljoen armen in 1978 naar 42 miljoen in 1998. De Wereldbank, die een strengere armoedegrens hanteert, houdt het op 100 miljoen, toch nog altijd een behoorlijke daling. Ook de groeiende middenklasse met bijbehorende consumptiepatronen is een veel bejubeld resultaat van de hervormingen. Volgens het Staatsinformatiecentrum zou China tegen 2005 ongeveer 200 miljoen ‘middeninkomenconsumenten’ tellen: die kunnen zich een eigen auto, huis en af en toe een reis veroorloven. In de meeste grote steden beschikt bijna iedereen van de geregistreerde bevolking nu over een ijskast en een wasmachine. Het statussymbool verschoof de laatste jaren van een fiets over een tv-toestel naar een gemotoriseerd voertuig. Terzelfder tijd veroorzaken de hervormingen een almaar groeiende ongelijkheid, vooral sinds het begin van de jaren negentig neemt die exponentieel toe. Ook de regionale ongelijkheid, vooral die tussen de florerende oostkust en het achterop hinkende westen van het land, creëerde al een China met twee snelheden. Het BBP per capita in de metropool Sjanghai bedraagt zowat negen keer dat van de dorre westelijke provincie Gansu. De andere ongelijkheidscategorieën spreken boekdelen. De inkomens van de boeren bijvoorbeeld groeien nu al drie keer trager dan die van de stedelingen en sommige berekeningen stellen dat 80 procent van de plattelandsbevolking moet rondkomen met een inkomen dat ver onder het nationaal gemiddelde ligt. Ook in de steden zelf neemt de sociale polarisatie een hoge vlucht: in 1990 verdienden de 20 procent rijkste stedelingen 4,2 keer zoveel als de armste 20 procent. In 1998 was dat al opgelopen tot 9,6 keer. Het aantal nieuwe stedelijke armen – dat nog niet in de statistieken opduikt – wordt ondertussen op 30 miljoen geraamd.
Werkloosheid
De almaar stijgende stedelijke werkloosheid, onder meer een gevolg van de herstructurering van de staatsindustrie, speelt bij de stijging van de armoede een belangrijke rol. Officieel ligt de werkloosheid op 3,5 procent, maar overheidsadviseurs spreken van al van acht procent. Als de werklozen op het platteland mee in rekening worden gebracht, ligt het reële aantal nog veel hoger. Onder de ‘vlottende bevolking’, de 150 miljoen boeren uit het ruraal arbeidsoverschot dat al naar de steden trok op zoek naar werk; én de miljoenen technisch werklozen die nog op de loonlijsten van de staatsbedrijven staan, ligt de werkloosheid hoog. Een Chinese partijeconoom hanteerde enkele jaren geleden een werkloosheidscijfer van 21 procent! En de recente Chinese toetreding tot de WTO zal verdere herstructureringen noodzakelijk maken, zowel in de industrie als op het platteland. Voor de Chinese leiders is de toenemende ongelijkheid onvermijdelijk en zij vinden dat de huidige generatie opofferingen moet brengen om een hogere welvaart voor iedereen in de toekomst mogelijk te maken. Het valt echter te betwijfelen of dit klassieke argument sociaal nog lang houdbaar is. Het aantal protesten neemt immers jaar na jaar toe. De legitimiteit van alternatieve machtsbronnen – zoals de enorm populaire nieuw-religieuze Falun Gong-beweging – valt voornamelijk te verklaren door de ontwrichtende en razendsnelle modernisering. In augustus van dit jaar waarschuwden drie vooraanstaande Chinese wetenschappers dan ook voor een herhaling van de Tian’anmen-opstand (1989) of voor een crisis in ‘Indonesische stijl’ als de sociale onrechtvaardigheid niet snel wordt weggewerkt. Houdt het huidige ontwikkelingspatroon stand zonder de sociale stabiliteit ernstig in het gedrang te brengen?
Hachelijke ecologische toestand
Het Stockholm Environment Institute, dat in opdracht van UNDP en in samenwerking met Chinese milieuwetenschappers een studie verrichtte naar de ecologische en gezondheidsimpact van een kwarteeuw ongebreidelde economische groei, noemt de toestand van het milieu ronduit ‘hachelijk’. In het rapport Making Green Development a Choice omschrijven ze de Chinese ontwikkelingsstrategie van de laatste decennia als get-rich-fast, clean-up-later. De onderzoeksgroep wijst wel op het ecologisch deficit van de maoostische planeconomie, maar door de gecombineerde impact van de veel snellere economische ontwikkeling tijdens de hervormingen en een explosieve bevolkingsgroei – een gevolg van Mao’s laissez naître – slaan in de jaren negentig zowat alle ecologische parameters in het rood. De economische kost en de gevolgen voor de gezondheid van de ecologische degradatie dreigen daarenboven de verdere ontwikkeling te fnuiken. Enkele frappante voorbeelden: 16 van de 20 meest vervuilde steden ter wereld liggen in China en bijna de helft van de regelmatig opgemeten steden zijn volgens Chinese normen onbewoonbaar! Meer verfijnde indicatoren wijzen uit dat slechts vier van deze steden voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Watervervuiling
Met de waterkwaliteit is het al niet veel beter gesteld. Meer dan 90 procent van de waterlopen in stedelijke omgeving zijn zo vervuild dat ze ongeschikt zijn voor menselijk contact en meer dan de helft van de rivieren beantwoordt niet eens aan de laagste Chinese norm voor het oppervlaktewater. Dat betekent dat het water zelfs niet langer kan worden aangewend voor de irrigatie van velden. Luchtvervuiling leidde in het jaar 2000 tot 600.000 premature doden, 5,5 miljoen gevallen van chronische bronchitis en in totaal 20 miljoen gevallen van ademhalingsziektes. Zowat 700 miljoen Chinezen hebben geen toegang tot veilig drinkwater, een gevolg van de combinatie waterschaarste en waterverontreiniging. Zware metalen, kankerverwekkende stoffen en organische verontreinigers komen in toenemende mate in de voedselketen terecht door het gebruik van afvalwater voor irrigatie. De verdubbeling van het aantal gevallen van leverkanker – nu het hoogste ter wereld – wordt voor een groot stuk aan de waterverontreiniging toegeschreven.
Vervuiling kost geld
De economische kost van dit alles is aanzienlijk. Het Nationale Milieube-schermingsagentschap (NEPA) rekent de kost op 14 procent van het BNP. Het aantal verloren werkdagen ten gevolge van door luchtvervuiling veroorzaakte gezondheidsproblemen schat de Wereldbank op ongeveer 7,4 miljoen. De grote overstromingen – vooral het gevolg van menselijke activiteiten: onder meer de massale houtkap aan de bovenloop van de Yangtze – kosten het land elk jaar 20 miljard euro. De impact van het dubbelprobleem met enerzijds watertekort en anderzijds waterverontreiniging eist een enorme tol van de productiviteit: een verlies van industri’le omzet met 11,2 miljard dollar. De economische impact van waterverontreiniging op de gezondheid wordt op 3,9 miljard dollar geraamd. Zelfs de graanproductie zou met 24 miljoen ton kunnen stijgen als de behandeling van afvalwater drastisch wordt opgedreven. Geen onbelangrijk gegeven als je bedenkt dat China in de toekomst steeds meer beroep zal doen op de wereldvoedselvoorraden.
Een keuze voor duurzaamheid?
Hoe dramatisch de situatie ook is, volgens het UNDP-rapport is het nog niet te laat. Als China nu de juiste keuzes maakt, kan het precies een model worden van duurzame ontwikkeling. Geconfronteerd met de dramatische ecologische degradatie en met een bevolking die gevoelig is voor de directe gevolgen ervan op het vlak van gezondheid schenkt de Chinese overheid meer aandacht aan maatregelen ter bevordering van duurzame ontwikkeling. Bovendien zorgt de wijzigende internationale perceptie en een toenemende intellectuele uitwisseling van ideeën ervoor dat China de laatste jaren van duurzame ontwikkeling een beleidsprioriteit maakt. Niet alleen in ronkende verklaringen op internationale fora, maar ook in meerjarenplannen. Die beleidskeuze wordt meer en meer in wetten gegoten. Het grootste probleem is echter de uitvoering en de controle. In de provincie denken lokale functionarissen nog volop over economische ontwikkeling op korte termijn. Ook nationaal blijven de directe ontwikkelingsnoden dé bepalende factor. Dat maakt dat zowat iedere positieve ontwikkeling in de richting van duurzaamheid momenteel teniet wordt gedaan door tal van negatieve ontwikkelingen in de marge van de economische expansie. De vraag is dan ook of China een radicale keuze voor een duurzame agenda kan maken voor het ‘point of no return’.
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2938 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Wedstrijd
-
Nieuws
-
Opinie
-
Wereldblog
-
Analyse
-
Nieuws