Die democratie geloofde van bij haar aanvang dat ze door een markt van ideeën te organiseren, tot een redelijk bestuur zou komen. Dat lukte “redelijk”, meent Gore, zolang de drukpers en haar hoogstaande journalistieke normen dominant waren. Kranten en tijdschriften stimuleren de rede en geven meer kans tot interactie, actie en reactie en creërden zo het forum van ideeën. De tv reduceert de kijker tot passiviteit en stimuleert de ratio niet of veel minder, doceert Gore zich baserend op hersenonderzoek.
Bovendien raakte de tv in handen van enkele grote kapitaalgroepen waardoor de journalistiek moet zwichten voor amusementswaarde. ‘Nieuwsdiensten worden tegenwoordig gezien als winstmachines die inkomsten moeten genereren… Het doel van het nieuws is het aan de buis kluisteren van kijkers, zodat kijkcijfers stijgen en er reclamespotjes verkocht kunnen worden.’
Vermits berichten over wat de verkozenen des volks in het parlement zeggen amper kijkers genereert, gebeurt dat weinig. Met als gevolg dat die verkozenen zich met nuttiger zaken bezig houden zoals het verzamelen van veel geld om met tv-spotjes hun herverkiezing veilig te stellen. Zo kon het gebeuren dat de VS naar de Irakoorlog trokken, zonder echte discussie in het Congres. Dat alles verklaart ook de immense invloed van geld op de politiek.
Gore hoopt dat het internet in de toekomst voor kentering kan zorgen. Een oproep om de media uit de wurggreep van de commercie te halen, lanceert hij niet. Gore is zeker niet de eerste om deze analyse te maken, maar dat een vroegere vicepresident van de VS en Nobelprijswinnaar voor de Vrede dat doet, verleent het de kracht van een alarmkreet. Het is een waarschuwing voor Europa om de VS ook op dat vlak niet te volgen.
De aanval op de redelijkheid door Al Gore is uitgegeven door J.K.Meulenhoff. 320 blzn. ISBN 978 90 290 79877