Cuba: De Buena Vista Consumer Club

Fidel Castro bepaalt al bijna een halve eeuw het aangezicht van Cuba. En zijn populariteit blijkt niet af te nemen. Een grootmoeder zegt dat als Fidel sterft, zij ook dood gaat. Maar haar kleinzoon is de rantsoenboekjes, de dubbele munteenheid en de beperkingen van het socialisme beu. In augustus wordt de lider maximo tachtig, dus wordt het debat over de toekomst van Cuba almaar dringender. Alma De Walsche reisde voorbij ideologie en exotiek, tot in Havana en Santiago, op zoek naar de echte vragen op het Caribische eiland. Antwoorden zijn er nauwelijks.
Santiago de Cuba ligt vlakbij het beruchte Guantánamo, aan de rand van de Sierra Maestra. Hier meerde in december 1956 de Granma aan, met aan boord de broers Raul en Fidel Castro, Ché Guevara, en een tachtigtal andere guerrillero’s. Op het balkon van het stadhuis hield Fidel zijn eerste toespraak, op 1 januari 1959. De fabrieksloodsen in de havenbuurt waren een halve eeuw geleden eigendom van rumgigant Bacardi. Boven de daken uit prijkt de fles die het icoon werd van het familiebedrijf. Het is vandaag allemaal vergane glorie.
De gebouwen werden na de revolutie in beslag genomen en Bacardi moest baan ruimen voor Havana Club en Matusalem. In het Bacardimuseum pronkt een Egyptische mummie die privé-eigendom was van Emilio Bacardi, naast mooi opgeblonken foltertuigen, ooit gebruikt om de zwarte slaven op de suikerplantages in het gareel te houden.
Achttien kilometer buiten Santiago ligt het heiligdom van Cuba’s patrones, de Virgen del Cobre, de Maagd van het Koper. Aan de offergaven voor de Maagd zie je wat de Cubanen heilig is: de originele vlag van de revolutie, een saxofoon, allerlei militaire eretekens, de Nobelprijsmedaille van Hemingway -die aan Cuba zijn hart verloren had. Achter de vitrine van een zijaltaar prijken twee posters: één van Hugo Chávez en één van de supersalsagroep Los Van Van. Tot twee jaar geleden stond hier ook het gouden beeldje dat de moeder van Castro offerde uit dankbaarheid omdat de Maagd haar zoon levend liet terugkeren uit de strijd. Welkom in het revolutionaire Cuba.

De revolutie redden met bekken en borsten


In Santiago ‘spreken de mensen al zingend en lopen ze al dansend’, zegt de volksmond. Sinds de muzikanten van de Buena Vista Social Club van hieruit de wereld veroverden, is die volkswijsheid een mondiaal cliché geworden. In de Casa de la Musica woon ik het optreden bij van Son 14, onder leiding van Tiburon Morales. Een monument van een muzikant, helemaal in het wit gekleed, met gouden kettingen en een strooien hoed. De man is zeventig, maar voor een muzikant uit Santiago is dit de fleur van zijn leven. Zijn huid heeft de kleur van een rum Matusalem 15 jaar en zijn lichaam wiegt als de golven van de zee. Een tengere vrouw, mulatkleurig en eveneens in smetteloos wit gekleed, beweegt haar lichaam als een slang op het ritme van de muziek. Tiburon leidt de dans: ‘Bekken en borsten’, roept hij tussen de strofen door, en de Cubanen zijn meesters in het bewegen met die lichaamsdelen.
Het publiek in de zaal bestaat echter voor een groot deel uit toeristen en gemengde stellen. Dat is niet verwonderlijk want de inkom bedraagt vijf CUCs of pesos convertibles (1 CUC = 1,07 euro). Dat is een half maandloon voor de modale Cubaan. En dus probeert die modale Cubaan een toerist te vinden die hem een handje wil helpen. Adonis, een jonge judoleerkracht die ik in zijn sportschool ontmoette, vroeg meteen of ik zijn inkom wilde betalen. Santiago, die naast mij zit, vraagt of hij niet mee naar België kan. ‘Ik ben een heel goede jongen’, prijst hij zichzelf aan. Elk contact met een toerist is een venster op de wereld en een potentiële weg naar economische verbetering. In het stadspark sta ik al mijn balpennen af en in de kathedraal smeekt de vrouw die naast mij op de bank zit om wat toiletzeep of deodorant, of een bloesje, of om het even wat.
Het toerisme zit met twee miljoen bezoekers per jaar in de lift. Het land heeft dan ook alle troeven: zon, zee en strand in overvloed, son en salsa, rum, sigaren en oldtimers, maar ook een schat aan koloniale architectuur. Oud Havana en Trinidad werden door de Unesco uitgeroepen tot patrimonium van de mensheid. Na de val van de Berlijnse Muur lanceerde de regering een extreem bezuinigingsprogramma, gekoppeld aan enkele liberaliseringsmaatregelen. Buitenlandse investeringen en joint ventures werden toegelaten, en ook het bezit van dollars werd niet langer strafbaar geacht.
Daarnaast werd volop op het toerisme gemikt om het socialisme te redden. ‘Het is nooit onze bedoeling geweest om economisch te groeien op basis van toerisme, maar deze noodoperatie was onvermijdelijk’, zegt Guillermo Cabrera, directeur van het Internationaal Instituut voor Journalistiek José Marti. ‘Aanvankelijk moesten we 80 procent van wat die toerist wil, invoeren uit het buitenland.
Maar stilaan zijn we zelf die goederen beginnen produceren, op basis van competitie, want de toerist wil kwaliteit.’ Sinds 1995 is de Cubaanse economie blijven groeien aan een jaarlijks gemiddelde van 6 procent. Vorig jaar was dat zelfs 11,6 procent maar dat hoge cijfer had te maken met de uitzonderlijke verrekening van de sociale dienstverlening aan het buitenland, een rubriek die voorheen niet meegerekend werd. De dollars zijn vandaag vervangen door CUCs en heel de toeristische sector in Cuba draait op CUCs.

Tussen Twee Werelden


Jenier (29) schildert landschappen. Hij is op stap langs de Malecon -de majestueuze boulevard die Havana van west naar oost omzoomt- om plaatjes te schieten ter inspiratie voor zijn werk. Hij begint meteen over de lage lonen en de hoge levensduurte. ‘Ik heb heel veel respect voor Fidel en voor de samenleving die hij heeft willen realiseren, een samenleving van gelijken. Maar de jongeren van nu hebben gestudeerd en willen iets anders. Een goed leven, zich kunnen ontplooien, de wereld zien. En de mogelijkheden hier zijn zo beperkt.’ Hij heeft het over het politieke apparaat, over de massamanifestaties waar mensen niet helemaal zo vrijwillig en spontaan naartoe gaan maar eerder uit berekening en pragmatisme. De hele ochtend gidst hij me door Havana, op een vriendschappelijke, onopdringerige, vrijblijvende manier. En hij vraagt geen geld. ‘Ik praat graag met mensen die van buiten het eiland komen. Ik wil weten wie nu eigenlijk gek is: wij of de buitenwereld?’
De straat Obispo ligt in het hart van Oud Havana. Een lange, drukke winkelstraat met oude gevels en bruine muziekcafés, een mengeling van koloniale trots en vergane glorie. Tegenover hotel-café Entre Dos Mundos stapt een vrouw enthousiast op me af: ‘Ik heb je gezien op het vliegtuig. We kwamen samen uit Spanje. Wat vind je van Cuba?’ Ik herinner me haar niet, maar ze stelt zichzelf voor en nodigt me uit om op een terrasje samen een mojito te drinken. Ze heet Raiza en werkt bij Granma International (de internationale editie van Cuba’s partijkrant), zegt ze, en was in Spanje voor een reportage. Ze kiest een terrasje uit en bestelt twee mojito’s. Haar moeder werkte twintig jaar lang voor Granma, maar in 1991 leverde ze eens een artikel af waarin ze haar eigen mening neerschreef over het regime, wat haar meteen haar baan koste.
Sindsdien woont haar moeder in de VS, en werkt ze op de cultuurredactie van de New York Times. Raiza rookt de ene sigaret na de andere, ze is vel over been. ‘Vroeger woog ik dubbel zoveel. Het leven in Cuba is lastig. Ik hou van Fidel, ik ben honderd procent voor Fidel. Maar wat de mensen hier willen, is iets meer vrijheid. We worden zo gehouden (ze knijpt haar vuist dicht) en Fidel zou iets meer zo moeten doen (ze opent haar vuist half)’, fluistert ze. En voegt eraan toe: ‘Ik mag met jou niet praten, en zeker niet over deze zaken. De agent aan de overkant houdt me in de gaten.’ Maar ze gaat door. ‘Ik heb twee kindjes, een tweeling van vier. We lijden gewoon honger, het rantsoen volstaat niet. Vele meisjes prostitueren zich, wat wil je. Ik heb onlangs een Deense vriendin gevraagd om melkpoeder te betalen voor mij, om mijn kinderen te kunnen voeden. Ik zal je laten zien waar ik woon, het is hier vlakbij.’
Ik betaal de mojito’s en loop mee naar een oud huis met de geur van een kraakpand. Ze deelt een leefruimte met haar broers en schoonzussen. Op een wankel tafeltje en een plastic babybadje na is het vertrek leeg. Ze grijpt me bij de arm. ‘Je moet me helpen. Betaal mijn portie melkpoeder voor de maand.’ Ze vraagt 40 CUCs. Ik zeg dat ik zoveel geld niet bij me heb, en geef haar wat ik kan missen. Raiza bestelt in ruil een taxi in Cubaanse pesos die me voor 50 eurocent op mijn bestemming brengt. Mijn bescheiden bijdrage houdt haar misschien een nacht uit de prostitutie. En het is beter op deze manier geld afhandig gemaakt te worden dan door een straatoverval. Cuba is één van de veiligste landen voor toeristen.

Zwarte benzine of zwart zaad


Elke Cubaan heeft een libreta of rantsoenboekje dat hem van de geboorte tot de dood een minimumpakket aan basisproducten garandeert. Sinds de meest recente aanpassingen bevat dat rantsoenboekje echter alleen nog voedsel. Geen kledij, lakens of handdoeken, geen confituur, conserven of koekjes, geen duurdere vlees- of vissoorten, geen shampoo of luxetoiletzeep, geen papier of schrijfgerief. Geen meubels, elektrische huishoudtoestellen of elektronische apparatuur. Geen benzine, voor wie al een wagen zou hebben. Al die producten moeten gekocht worden met CUCs in speciale winkels, de Panamericana’s of TRDs (Tiendas de recuperacion de divisas, winkels waar deviezen geïnd worden).
Een taxichauffeur vertelt dat hij ingenieur van opleiding is, maar in de bouw niet meer dan 250 Cubaanse peso’s per maand verdiende, 10 CUCs. Hij heeft de bouw gelaten voor wat die was, iemand gezocht die hem zijn auto wilde lenen, en daarmee verdient hij nu de kost. Liefst vervoert hij toeristen, want die betalen in CUC. Hij werkt illegaal. Een officiële vergunning krijgt hij niet, de staat is zeer karig met het afleveren van zulke vergunningen.
de Staat voor alles zorgt, bestaat werkloosheid bijna niet in Cuba. Slechts 1,9 procent van de actieve bevolking is officieel werkloos.
Maar wie werkt, verdient zo weinig dat de Cubaan geleerd heeft zijn plan te trekken om aan dringende noden te voldoen. Arreglar noemen ze dat, of resolver. De schaarste, de ingewikkelde bureaucratie, de verwarring over het dubbele geldcircuit en individuele ambities hebben ervoor gezorgd dat corruptie en illegale praktijken de revolutionaire idealen als onkruid zijn gaan overwoekeren. In zijn publieke toespraak aan de Universiteit van Havana op 17 november vorig jaar bracht Fidel Castro het probleem openlijk ter sprake: ‘De VS krijgen onze revolutie niet klein, dat proberen ze al een halve eeuw. Maar deze revolutie kan zichzelf vernietigen. Dit land kan zichzelf ten gronde richten door eigen schuld.’
De Cubaanse overheid is sindsdien een nieuw offensief begonnen tegen de misbruiken. Zo werden in december alle bedienden van de benzinestations van Cuba naar huis gestuurd, omdat bleek dat er massaal benzine werd doorverkocht op de zwarte markt. Alle stations worden nu bediend door de sociale werkers en werksters. Wie aan toeristen een kamer verhuurt zonder officiële vergunning -en dus de hoge heffing ontduikt- loopt gevaar zijn huis te verliezen. Wie illegaal taxiritten levert, kan zijn auto verliezen. Bakkers worden gecontroleerd of zij geen porties bloem achterhouden om illegale broodjes voor eigen rekening te verkopen.
‘Niemand wordt echt rijk van die informele en illegale praktijken, het gaat in de meeste gevallen gewoon om een boterham meer. Maar dit is niet de weg’, zegt Dario Camacho, socioloog van de Universiteit van Havana. ‘Nu we economisch opnieuw wat ademruimte krijgen, moeten we af van dat arrangeren.’ Camacho beseft dat mensen een beter loon zouden moeten krijgen, dat garant kan staan voor een goeie levenskwaliteit. Maar het socialisme opgeven, dat wil hij in geen geval. Machado: ‘Niemand weet hoe het socialisme moet vorm krijgen in de praktijk. E
n vandaag weten we dat nog minder dan vroeger. Maar we mogen niet in de val trappen van het kapitalisme, in de hoop dat we als Scandinavië of België worden. Op de kortste tijd zal dit eiland een tweede Puerto Rico zijn. Wat we verworven hebben op sociaal vlak, moeten we behouden. En op tal van andere vlakken moeten we nog een lange weg afleggen. Maar zolang de blokkade van de VS tegen Cuba overeind blijft, worden we economisch in een wurggreep gehouden.’

Iedereen wint bij internationale solidariteit …


‘Je moet maar op de grond stampen en er komt een dokter te voorschijn’, zeggen de Cubanen. Cuba telt 22 faculteiten geneeskunde en jaarlijks studeren er duizenden dokters af, al zijn dat niet allemaal Cubanen. De Latijns-Amerikaanse School voor Geneeskunde, bijvoorbeeld, biedt onderdak aan studenten uit de arme bevolkingslagen van om het even welk derdewereldland en geeft hen, na een ingangsexamen, op kosten van de Cubaanse staat een volwaardige opleiding met de mogelijkheid tot verregaande specialisaties.
In tientallen landen werken Cubaanse dokters als dienstbetoon voor internationale solidariteit. Tachtig procent van de dokters in Haïti zijn Cubaanse dokters. Cuba stuurde een uitgebreid hulpcontingent naar Pakistan na de aardbeving in Kasjmir. En sinds de Bolivariaanse Revolutie van Hugo Chavez loopt er een uitgebreid samenwerkingsprogramma met Venezuela. Guillermo Cabrera van het Internationaal Instituut José Marti vindt die internationale solidariteit ‘het wezen van het internationale socialisme’. Cabrera: ‘Het is een heel christelijk ideaal: wij geven niet van het overschot, wij delen wat we hebben. Bovendien, wat zou het voor ons betekenen om helemaal opgesloten te blijven op ons eiland?’
In Cuba is de export van human resources de uitgelezen manier om goede relaties te ontwikkelen met de buitenwereld, vooral de derde wereld. Bovendien is het ook economisch renderend. Venezuela betaalt bijvoorbeeld de humanitaire assistentie met gunstige tarieven voor petroleumleveringen, cruciaal voor Cuba sinds de energievoorziening vanuit Rusland is weggevallen. Dokter Robelo, bij wie ik logeer in Santiago, is chirurg en gespecialiseerd in operaties met de techniek van bevriezing. Behalve in militaire missies in Angola en Ethiopië, heeft hij ook nog in Panama gewerkt in een kliniek voor plastische chirurgie. Als loon kreeg hij daar 3000 dollar, waarvan de helft voor hem was, de andere helft voor de Cubaanse staat. Een deal die voor beide partijen gunstig was. Wie in Cuba kan immers dromen van zo’n loon? Op missie vertrekken is voor Cubanen een unieke kans om een spaarpot op te bouwen of om het vaderland definitief te verlaten.

 … en de verliezers hebben spijt


‘Ik ben altijd teruggekeerd’, zegt Julia, een vrouw van 52. ‘Maar mijn zoon, die nu 28 is, verwijt het mij. Het is voor hem een obsessie om weg te geraken.’ Julia was een hoogopgeleid kaderlid in een Cubaans bedrijf. Als scheikundig ingenieur controleerde ze patenten en sprak ze meermaals op internationale conferenties -voor een hongerloon van nog geen 15 CUCs.
Ze heeft haar job achter zich gelaten, evenals haar geloof in de revolutie. Het lukt haar niet om haar tranen te onderdrukken terwijl ze het allemaal in herinnering roept. ‘Ik weet niet waarvoor mijn leven gediend heeft, als ik mijn zoon hier geen toekomst kan geven.’ Haar familie is altijd zeer loyaal geweest ten aanzien van de revolutie. Haar grootouders hebben hun bezittingen vrijwillig afgestaan aan het regime. ‘Ik geloof echt dat deze revolutie vol idealen is begonnen, maar ze is mislukt. De droom is verrot. De blokkade is niet het probleem, de klad zit in de hoofden en de harten, en dat maakt mensen ziek.
De voortdurende strijd om rond te komen, genereert corruptie. Maar veel erger is dat we elkaar niet meer vertrouwen. De mensen van de Comités de Defensa de la Revolución houden alles in de gaten en verklikken wie niet in het rijtje loopt.’ Ze droogt haar tranen en vervolgt: ‘Fidel is een religie. Mensen hebben een immens ontzag voor hem. Hij is een grote persoonlijkheid, met een groot moreel gezag. Zeer intelligent, zeer toegewijd aan de revolutie, altijd in de eerste linie om het gevaar het hoofd te bieden. Mijn moeder heeft een onwrikbaar geloof in hem. Ze zegt: “Als Fidel sterft, sterf ik ook.” Dat zegt ze niet van mij.’ Hoe moet het verder na Fidel? Ze fluistert: ‘Ik heb heel veel schrik dat, als Fidel sterft, we een bloedbad krijgen. Er leven zoveel onderdrukte emoties.’

Op zoek naar De Nieuwe Mens


‘De mogelijkheid van een gewelduitbarsting bestaat, maar ik hoop dat de emoties gekanaliseerd kunnen worden’, zegt Gabriel Calaforra traag en bedachtzaam. Calaforra behoort officieel tot de dissidentie sinds hij in december 1991 werd opgepakt en 37 dagen werd vastgehouden om zijn sociaal-democratische ideeën. Tweeënzeventig is Calaforra inmiddels, een kleine en ingetogen figuur, met brilglazen van wel 2 centimeter dik. Oude boeken vullen de wanden van de zoldering tot de planken vloer. Hier en daar een Chinees of Japans opschrift, want Calaforra is specialist in Aziatische culturen. Maar hij kent ook Russisch en Noors en zelfs Nederlands.
Ooit stond hij zeer dicht bij de leiding van deze revolutie. Hij vertaalde Russische teksten voor Fidel en Raoul en was adviseur bij Buitenlandse Zaken. Tot hij in 1991 in ongenade viel. Calaforra: ‘Ik weet niet of er nog veel mensen rondlopen die heel oprecht in de revolutie geloven. Niemand gelooft nog dat het leven morgen beter zal zijn dan vandaag. Iedereen begaat dagelijks een illegaliteit, het is in Cuba vandaag niet mogelijk volledig legaal te leven. Dat leidt tot schizofrenie en amoraliteit.
De jongens in de prostitutie vragen zich niet meer af of wat ze doen goed is of niet. Het is goed voor hun economie en die van hun familie en dus is het goed. Idem voor de jonge moeder die zich prostitueert om haar kind de schoenen en de rugzak te geven die ze in het shoppingcenter gezien heeft, want anders wordt het jongetje in de school gediscrimineerd. Door acht uur per dag te poetsen, verdient die vrouw niet genoeg om die spullen te kopen.’
Democratie , meer ruimte voor vrije meningsuiting, daaraan heeft Cuba volgens Calaforra heel dringend behoefte. Hijzelf probeert zijn steentje daartoe bij te dragen en stelt elke maandagavond zijn huis open. Op die sessies komen geen politieke militanten af, maar artiesten, filosofen en zinzoekers. Igor (37) is één van hen. Hij is geofysicus van opleiding maar leeft als kunstschilder. Aan de muren van zijn kamer hangen prachtige uitingen van moderne kunst. ‘Cuba is ontzettend ingewikkeld en chaotisch, en heel hard om in te leven’, concludeert Igor, op het einde van een avondvullende analyse van de Cubaanse samenleving. ‘Maar het heeft geen zin te vragen wie hiervan de schuld is. Je moet ook niet krampachtig willen proberen om dit goed te maken. Je moet het gewoon onder ogen zien.’ Van politiek wil Igor niets meer weten, hij concentreert zich voortaan helemaal op de innerlijke zoektocht. En op het vinden van de harmonie in zijn directe omgeving. De nieuwe mens, op zoek naar de nieuwe wereld.

Wij zijn allemaal Fidel


Fidel Castro is de vader van de revolutie. Onvervangbaar omwille van zijn charisma en noodzakelijk voor het behoud van de samenhang. Of zoals een student aan de Universiteit van Santiago het uitdrukte: ‘We zijn meer fidelistas dan comunistas’. Toen de Comandante en Jefe het in zijn speech van november had over de bedreigingen van de revolutie, formuleerde Felipe Pérez Roque, minister van Buitenlandse Zaken, de drie fundamenten waarop de revolutie zich moet baseren, wil ze haar voortbestaan garanderen: de morele autoriteit van de leiding, de garantie dat de revolutie de steun blijft hebben van de massa, en verhinderen dat de groeiende ongelijkheid een nieuwe bourgeoisie doet ontstaan die de VS gunstig gezind is.
Voor Luis Suarez, professor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Havana, hangt de toekomst van Cuba sterk af van de regionale context. ‘Vandaag is de vraag welke correcties onze samenleving nodig heeft na tien jaar economische herstructurering en welk model van socialisme in de toekomst haalbaar is. Dat nadenken is heel sterk geassocieerd met het nadenken over Cuba na Fidel. Maar het feit dat er in Latijns-Amerika een frisse wind waait, laat ons toe de ramen open te gooien en nieuwe allianties aan te gaan. De Bolivariaanse Revolutie in Venezuela en de verkiezing van Evo Morales in Bolivia creëren nieuwe mogelijkheden. Maar ook de Braziliaanse president Lula heeft veel betekend. Tabaré Vasquez, president van Uruguay heeft de relaties met Cuba opnieuw aangeknoopt. De toekomst van Cuba is verweven met die van heel Latijns-Amerika. De frisse wind die daar vandaag waait, geeft ons ruimte, en zelfs enig krediet om ons te vergissen.’
Op de vraag hoe het verder moet nà Fidel, herhalen de Cubanen allemaal heel fideel: ‘Het socialisme in Cuba hangt niet af van Fidel, een revolutie wordt niet gemaakt door één persoon.’ En: ‘We zijn voorbereid voor de overgang, de nieuwe generatie staat klaar.’ Ernesto Dominguez, voorzitter van de Union de Jovenes Comunistas, de jongerenafdeling van de Communistische Partij, is iemand van die nieuwe generatie. Hoe ziet hij de toekomst? ‘Meer dan veertig jaar proberen we hier een socialisme te bouwen, met vallen en opstaan. Je moet niet naar Cuba kijken als hét model. Op dit ogenblik weet niemand hoe je een echt socialisme gestalte geeft. Maar de noodzaak van een ánder model, een andere wereld, stellen we niet in vraag. De hele wereldgemeenschap staat voor die vraag, niet alleen Cuba.
Ofwel veranderen we het globale politieke, economische en sociale systeem, ofwel stevenen we gezamenlijk af op een ramp, ecologisch en sociaal. In Latijns-Amerika leeft méér dan vijftig procent van de mensen in armoede en de kloof tussen rijk en arm wordt steeds groter. Het is belachelijk te stellen dat het neoliberalisme een coherent en valabel alternatief is. Dat systeem heeft een consumptiemodel verkocht, de Amerikaanse droom die bepaalt wat je moet doen en kopen en hebben om gelukkig te zijn. Uiteraard steekt dit model jongeren de ogen uit -maar het gaat de draagkracht van de planeet te boven, het leidt tot de vernietiging. Wij hebben gewoon de verantwoordelijkheid iets nieuws te creëren, en welke naam we daar dan moeten aan geven, zullen we over enkele jaren misschien weten.’
Kan dit zonder Fidel? ‘De verdienste van Fidel wordt tot niets herleid, als met hem de revolutie verdwijnt. Fidel heeft ons doordrongen van de revolutionaire geest, en wij zullen die verder uitbouwen. Todos somos Fidel.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.