'De aantrekkelijke lelijkheid van Brussel'

Hassina Benchelabi is een vrouw met een stedelijke ziel, een stedenbouwkundige met veel gevoel voor culturele diversiteit, een Algerijnse architecte die werkt bij een Brusselse theatergroep. Een gesprek over de stad waarin ze woont en over de stedelijke wereld van de toekomst.
Hassina Benchelabi groeide op in Algiers, ‘een kookketel die voortdurend onder stoom staat’. ‘Indien ik had kunnen kiezen, dan was ik in Algiers blijven wonen. Maar het geweld en de intimidaties maakten het leven er in de jaren negentig onmogelijk.’ Dus pakte Hassina haar spullen en kwam ze stedenbouwkunde studeren aan de KUL. Maar Leuven was haar veel te studentikoos en te artificieel. Brussel daarentegen vond ze ‘een echte, tastbare stad, met alle broeierigheid van het leven’. ‘Ik hou zielsveel van Brussel. De stad is een zakdoek groot en toch leeft er een ongelooflijke diversiteit. Ik vind hier wat ik zoek: de vrijheid om mezelf te zijn en de ruimte om nieuwsgierig in de wereld te staan.’

‘Onmiddellijk als ik in België arriveerde, werd ik aangetrokken door Brussel. De stad is interessant wegens de verschillende gemeenschappen die samen moeten leven: Nederlandstaligen en Franstaligen, allochtonen en autochtonen, Maghrebijnen en Oost-Europeanen. Ik vind het heel prettig dat Brussel Maghrebijnse gemeenschappen heeft, waarin ik me thuis kan voelen en waarin ik toch ook niet opgesloten word. Brussel heeft de kleuren en geuren van mijn jeugd. Tijdens de ramadan geniet ik van de hele drukte en atmosfeer van de vastenmaand, ook al doe ik zelf niet mee aan de religieuze riten. Het is voor mij niet zo belangrijk in welke stad ik woon. Mijn wortels bevinden zich binnen in mij, ik draag ze altijd bij me. Mijn identiteit bestaat uit vele lagen en ik heb niet het gevoel dat die met elkaar botsen. Zo functioneert de stad ook: de stedelijke cultuur is geen streven naar zuiverheid, maar een positieve ervaring van vermenging.¹

U had dus net zo goed in Parijs of Istanbul terecht kunnen komen.


ŒNiet echt. In Parijs heeft men de migranten buiten de rand van de stad samengebracht in woonblokken, terwijl het centrum voorbehouden is voor mensen met een voldoende hoog inkomen. In Brussel woont de marginaliteit in de straat naast de Grote Markt. De toeristische façade en de vervallen gebouwen schurken tegen elkaar aan. En dat in het hart van de hoofdstad van Europa. Dàt is boeiend. Brussel is een stad vol steden, vol tegenstellingen die bovendien niet verborgen worden. Eenmaal je Brussel hebt leren kennen, laat de stad je niet meer los en dat heeft te maken met haar eerlijkheid en met het feit dat ze meer ruimte laat voor discussie en voor communicatie dan andere steden.¹

En, lukt dat samenleven van verschillende gemeenschappen in één stad een beetje?


ŒHet gaat moeizaam. Er zijn veel te weinig plaatsen waar de mogelijkheid tot ontmoeting gecreëerd wordt. Ontmoetingen ontstaan niet vanzelf, je moet ernaar op zoek gaan en ervoor open staan. Er worden wel eens initiatieven genomen op het niveau van de wijk, maar ook daar stoot men vaak op de gettomentaliteit die zowat elke gemeenschap in Brussel kenmerkt. De Maghrebijnse gemeenschap, waartoe ik zelf behoor, is behoorlijk gesloten en in zichzelf gekeerd. Er bestaan nog onvoldoende bruggetjes waarover de meer open en avontuurlijke leden van de ene gemeenschap naar de andere kunnen lopen. Als er al iets gebeurt, dan blijft men meestal steken in een avondje Marokkaans koken of het inschakelen van een Arabisch orkest. Dat is iéts, maar het is toch erg mager. Brusselaars zijn ook nog te veel gericht op het ontdekken van de verschillen tussen de diverse gemeenschappen, terwijl de zaken, ervaringen en houdingen die we delen, zeker zo belangrijk zijn.¹


Hoe vergroot je de kansen op ontmoeting?

ŒOp de eerste plaats moet je natuurlijk bereid zijn om met elkaar te praten, maar het is nog belangrijker om samen aan iets te werken. Want wàt je ook doet, als je het samen doet, leer je elkaar beter kennen. Tenminste, als de samenwerking gebeurt op basis van gelijkwaardigheid. Zo¹n samenwerking moet vertrekken van de overtuiging dat iedereen iets in te brengen heeft en dat iedereen wat te leren heeft. Het is ook niet alleen een kwestie van het bouwen van loopbruggen tussen autochtonen en allochtonen, maar evengoed tussen Maghrebijnen en Afrikanen, tussen Marokkanen en Turken, tussen Arabieren en Oost-Europeanen. Er is zeer weinig wederzijdse interesse en luisterbereidheid bij de migrantengemeenschappen. Ook in de wijken merk je dat de bestaande organisaties bijna altijd een etnische kleur hebben: de vrouwenorganisatie is overwegend Marokkaans of de voetbalclub is overwegend Turks. Er wordt heel weinig aan kruisbestuiving gedaan.¹


Is Brussel dan een stad vol dorpen?


ŒIk denk het niet. De reflex om terug te plooien op de eigen, etnische gemeenschap of op de eigen buurt en wijk bestaat. Maar tegelijk en in dezelfde straat of wijk bestaat de stedelijke anonimiteit, niet zozeer als menselijk probleem maar als persoonlijke keuze. Brussel is een mengeling van mensen die herkenbaarheid zoeken en anderen die juist niet herkend willen worden, van mensen die hun straat niet verlaten en anderen die juist aangetrokken worden door nabijheid van de hele stad en wereld.¹

Wat moet er aan Brussel veranderen om er een leefbare stad van te maken?

ŒIk zou niet willen zeggen dat er meer veiligheid moet komen, want ik verfoei dat woord. Je gaat toch niet in een stad wonen om veiligheid en bescherming te zoeken? Een stad moet je aanvaarden zoals ze is, met haar eigen kruiden en smaken, met haar stress en onzekerheid. Toch is de angst bij de Brusselaars voor hun eigen straten en metro¹s een reëel probleem. Angst bestaat bij alle soorten Brusselaars en in alle lagen van de bevolking. Iedereen is er dus bij gebaat om het probleem op te lossen. Alleen, het thema is gekaapt door politici allerhande. Als architect zou ik prioritair het verval van de stad aanpakken. Ik sta versteld van het absolute gebrek aan openbare discussie over de architectuur van de stad. Niet dat ik vind dat er een buurtcomité opgericht moet worden voor elke boom die geplant wordt of voor elk krot dat afgebroken wordt. Maar de afwezigheid van elk debat over de vormgeving van de stad verraadt de algehele houding van verwaarlozing in Brussel en België. Als men een afzichtelijk gebouw ­ zoals bijvoorbeeld de Kredietbank ­ neerpoot op een belangrijke plek in Brussel, dan gaat die lelijkheid ons leven en onze omgeving mee bepalen. Waarom wordt daarover niet meer gedebatteerd? Heeft de immobiliënsector hier dan alles te zeggen?¹

Is stadsplanning vooral een kwestie van schoonheid van gebouwen en pleinen?

ŒEsthetiek is één zaak, maar het gaat vooral over de kwaliteit van de omgeving waarin mensen leven. Dat is belangrijk voor de mensen die de stad nu bevolken, maar ook voor de generaties van de toekomst. Brussel is een reële stad met allerlei etnische gemeenschappen, met een politiek-internationale gemeenschap, met gemarginaliseerde bejaarden die hier blijven wonen omdat ze zich geen fermette in de rand kunnen permitteren. Al die verschillende groepen moeten opgenomen worden in de stad. De opdracht is dubbel: gettovorming vermijden en toch volop rekening houden met de specifieke kenmerken en verwachtingen van de verschillende gemeenschappen. Dat laatste mag alleen niet gebeuren op een geografisch gescheiden manier. Een goede stadsplanning organiseert de vermenging. En daarvoor heb je goede, kwaliteitsvolle openbare ruimtes nodig waar mensen elkaar kunnen ontmoeten: parken en tuinen, uiteraard, maar ook bioscopen, theaters, galerijen.¹


Zijn we op weg naar een stad die ontstaat uit een brede en aanvaarde diversiteit, of naar een stad waarin wederzijdse achterdocht en vooroordelen toenemen?

ŒIk hoop dat de stad van de toekomst gebouwd wordt op de overtuiging dat diversiteit een rijkdom is, die het verdient versterkt te worden. Wat ik rondom mij zie, is echter eerder het tegenovergestelde. Iedereen sluit zich op in zijn eigen, vertrouwde wereldje, in zijn eigen wijk of straat, in zijn etnische groep. De apartheid groeit niet alleen geografisch, maar ook in de hoofden van de mensen. Wij zijn in een spiraal van gettovorming terechtgekomen, waarbij het gebrek aan ontmoetingsmogelijkheden de wederzijdse onbekendheid voedt en waarbij de wederzijdse onbekendheid mensen tegenhoudt om elkaar te ontmoeten.¹

Hoe overbrug je die kloof?


ŒEén manier is om de aanwezige verscheidenheid veel duidelijker te tonen. Neem de islam. Een niet onbelangrijk deel van de Brusselaars is moslim. Waarom moeten die mensen hun geloof nog steeds belijden in kleine huizen of garages? Dat zijn gebedsruimtes die geen gevoel van waarde of trots geven, integendeel. De islamitische godsdienst lijkt in een soort ondergronds bestaan gedwongen. Dat geeft obscure tendensen en onwetendheid binnen de islam ook veel te veel kans om te woekeren. Waarom worden er geen grote en mooie moskeeën gebouwd? Het is toch niet zo¹n bizar idee dat daardoor de transparantie en de waardigheid vergroten en de integratie van de moslims in Brussel verbetert.¹


Religie kan een uitgangspunt zijn voor een leefbare stad. Zijn er nog zulke vertrekpunten?

ŒKunst is een andere manier om de positieve waarde van diversiteit te ervaren en te tonen. Kunst die daarvan uitgaat, opent deuren en mogelijkheden tot dialoog of wederzijdse bevraging. Kunstenaars lossen de problemen van het dagelijkse leven niet op, maar tonen wel nieuwe perspectieven of ­ tenminste ­ tonen dat de mogelijkheid bestaat om nieuwe perspectieven te zoeken. Dat lijkt misschien evident, maar dat is het niet voor veel mensen die tot over hun oren in de besognes van alledag zitten en die weinig kansen gekregen hebben. Ik ben samen met Leila Houari bezig met een theaterworkshop met allochtone vrouwen. Het theater is voor hen geen toneel, het is een manier om hun eigen gevecht te leveren en om een eigen visie op hun eigen leven te ontwikkelen. Kunst in de straten van de stad kan ook helpen om een andere ervaring van het leven te creëren. De confrontatie met hedendagse kunst in de openbare ruimte werkt verruimend, indien die kunst deel uitmaakt van het hele concept van de stedelijke architectuur. Maar als je de rest van de stad laat verkommeren, dan heeft het geen zin om mooie pleinen of artistieke installaties te creëren. De straat moet leven of ze is dood, die simpele waarheid kan je niet ontwijken door wat kunst te plaatsen.¹


U praat over Brussel zonder het woord criminaliteit uit te spreken. Nochtans: de criminaliteit bestaat.

ŒDat is spijtig genoeg waar, ja. Ik heb lang de neiging gehad om het probleem te minimaliseren. Voor een project van theatergroep Dito Dito praatte ik dit najaar met bejaarde Belgen. Nu pas zie ik de ware impact van de criminialiteit onder ogen. Die bejaarden namen geen blad voor de mond. Zij zien de Marokkaanse jongeren als schorremorie. In het begin heb ik nog geprobeerd om hen te overtuigen van de diversiteit in elke gemeenschap, ook in de Marokkaanse. Ik zei dat er in elke groep wel rechtschapen én onbetrouwbare mensen zijn. Maar het was boter aan de galg: mijn bejaarde gesprekspartners bleven alle Marokkanen over één kam scheren. Wat doe je eraan? Ik ben ook niet bereid om het gedrag van die jongeren goed te praten met ideeën over uitsluiting, werkloosheid en dergelijke. Er is geen enkele reden goed genoeg om de handtas van een oudje van 85 te stelen. Anderzijds geloof ik ook niet dat meer straatverlichting, meer politie op straat, meer controle de oplossing is. Die aanpak leidt er immers altijd toe dat iedereen die zwart haar heeft en een donker uiterlijk op elke straathoek zijn papieren moet tonen. Het is belangrijk om te beseffen dat onveiligheid een probleem is dat te maken heeft met mensen die zich geen plaats weten te verwerven in de samenleving. Een probleem, met andere woorden, dat zowel te maken heeft met allochtone als met autochtone Belgen.¹

Is het ook het probleem van Belgen die op het platteland wonen?

ŒAlle Belgen wonen in een verstedelijkte wereld, ook al denken velen nog dat ze in een dorp wonen. Hun huis staat misschien in een plattelandsgemeente, maar ze komen overdag naar Brussel om te werken en ze gaan ¹s avonds naar Antwerpen of Gent voor een avondje uit. Zelfs Parijs is vlakbij. Ik doe er minder tijd over om van Brussel naar Parijs te sporen dan iemand die ¹s ochtends van Kasterlee naar Brussel moet rijden. Die manier van leven, werken en wonen opent een wereld van kansen en mogelijkheden. Oude realiteiten als naties of volkeren worden op die manier uiteengerafeld en zullen misschien verdwijnen. Anderzijds leidt diezelfde mobiliteit tot een versmalling, want we kunnen steeds en overal op zoek gaan naar mensen in wie we ons herkennen en naar visies die we reeds delen. We kunnen de moeizame ontmoetingen en confrontaties in de wijk ontvluchten. Zo komt iedereen steeds meer in een luchtbel terecht, van waaruit je wel kan rondkijken, maar waardoor een echte ontmoeting onmogelijk wordt. De getto¹s van de toekomst zijn veel meer mentale dan geografische getto¹s. Je neemt je eigen, gesloten mentaliteit overal met je mee. Hoe snel en hoe ver je je ook kan verplaatsen. Tegelijk moeten we goed beseffen dat het prijskaartje van de toekomstmogelijkheden lang niet voor iedereen betaalbaar is.¹

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.