De crisis van een model

Drie jaar nadat de schuldenvulkaan op Wall Street is ontploft, zien we beter wat er is gebeurd. Dit is een crisis van de neoliberale globalisering.

De pest doorstaan om cholera te vermijden. Zo dachten veel mensen over de redding van de banken in 2008. Ze vonden het erg dat ze net de vetbetaalde bankiers die altijd zo pleiten voor de “vrije markt” –ook al doet hij in al zijn creatieve destructie pijn– moesten beschermen tegen de destructie waarmee de markt hen nu bedreigde. Maar ze waren bereid dat te doen als dat de prijs was om een tweede grote depressie te voorkomen en spoedig weer met betere tijden aan te knopen.

Nu de crisis langer duurt dan verwacht en bankiers zichzelf nog altijd bonussen toekennen terwijl de rekening aan het volk gepresenteerd wordt, groeit de woede in Europa en de VS. Ze vindt aansluiting bij verzet dat in 2011 in veel andere landen de kop op stak.

De eerste schuldenberg

Waarom werd de verwachting van de hevige maar korte pijn om de crisis van 2008 op te lossen niet ingelost? De reden is dat de schuldenbel die consumenten en bankiers jarenlang hadden opgeblazen, zo groot is dat ze het systeem blijft bedreigen, ook al zit ze nu deels bij de staten. En dat wat jarenlang scheef is gegroeid, niet in een paar jaar kan worden rechtgetrokken.

Amerikaanse burgers spaarden zo weinig en leenden zoveel –met als waarborg de almaar stijgende prijs van hun huis– dat ze jarenlang de “mondiale stuff-zuiger” waren. Ze zorgden voor genoeg koopkracht om de stuff te kopen die de almaar groeiende wereldeconomie (China bleef fabrieken bouwen!) uitspuwde.

De Amerikaanse woningprijzen stegen dan weer omdat veel mensen woningen kochten, vaak op basis van krediet waarvan vaak vooraf duidelijk was dat het nooit kon worden terugbetaald. Wist u dat een aardbeienplukker zonder papieren met een jaarinkomen van 10.000 euro een lening van 550.000 euro kon krijgen? Dat kon alleen omdat de financiële sector bij gebrek aan regels totaal ontspoorde. Diegene die de lening sleet, nam zijn percentje en verkocht ze meteen door aan de investeringsbanken, de machtige magiërs van Wall Street. Zij verpakten die hypotheeklening samen met duizenden andere in zogenaamde hypotheekobligaties. Die kregen merkwaardig genoeg een triple A-rating van de ratingbureaus –maximale betrouwbaarheid– en konden daardoor wereldwijd verkocht worden.

De kloof

De schuldenberg van slechte hypotheken en consumentenkrediet kwam er niet zomaar. Hij moest een maatschappelijke kloof dichten. Raghuram Rajan, economieprofessor in Chicago en voormalig hoofdeconoom van het IMF, was de eerste die duidelijk beschreef hoe de enorme inkomensongelijkheid in de VS –56 procent van de groei tussen 1976 en 2007 ging naar de een procent rijksten– aan de basis lag van de financiële crisis. Krediet was immers de enige manier om de groeiende groep arme Amerikanen snelsnel toch nog mee te nemen in de Amerikaanse droom. Alleen dankzij krediet konden ze nog huizen, wagens en al die andere stuff kopen die het gevoel geven erbij te horen in een materialistische samenleving. Hun inkomen volstond daartoe niet.

De inkomensongelijkheid nam niet enkel in de VS toe. Volgens de Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking (OESO) neemt ze sinds 1985 in zowat alle rijke landen toe, behalve in Frankrijk, Griekenland, Hongarije en België. Wel nam de ongelijkheid in de VS sneller toe omdat de belastingen er minder herverdelend worden gebruikt én omdat de werknemers er –gezien zwakke vakbonden en sociale wetten– minder goed hun inkomen kunnen verdedigen.

Het is intussen ook duidelijk waarom de ongelijkheid toeneemt. Zelfs het IMF beaamt het in zijn laatste World Economic Outlook: in de rijke landen wordt de middenklasse uitgehold omdat goede industriebanen naar lage loonlanden worden verplaatst en vervangen worden door minder goed betaalde banen met lage productiviteitsgroei in de dienstensector. Geschoolde arbeid biedt meer perspectief op een goed loon. ‘Een grote klasse van werkers in de rijke landen is het slachtoffer, hun vooruitzichten zijn slecht’, aldus het IMF. ‘Herverdeling moet deel uitmaken van het beleid: de voordelen daarvan zijn meer sociale cohesie en steun voor globalisering.’

Aan de basis van de financiële crisis ligt dus de groeiende inkomensongelijkheid die voortvloeit uit de globalisering en de manier waarop de VS daarop hebben gereageerd: met krediet. Precies dat krediet was de smeerolie van de globalisering: zonder de opgeblazen vraag in de VS konden China en co hun producten moeilijk afzetten. Als dat nu wegvalt, is er een probleem.

Een tweede schuldenberg

De zeepbel barstte toen de huizenprijzen in de VS begonnen te dalen. De bankiers die arme Amerikanen in ondoorzichtige hypotheekformules hadden gelokt, dreigden overkop te gaan. Idem voor de overmoedige Spaanse en Ierse bouwpromotoren en de banken die hen krediet verleenden.

De Amerikaanse regering wilde –nadat ze al een paar banken had gered– de ideologie van de vrije markt ¬toch enigszins overeind houden en dus liet ze Lehman Brothers failliet gaan. Dat pakte faliekant uit. Het geldsysteem bevroor ogenblikkelijk en een cataclysme van bankfaillieten dreigde. Het geldsysteem is het zenuwstelsel van de economie: als dat instort, stort de hele economie in. En dus werd de ideologie van de vrije markt pijlsnel opzijgeschoven: de overheden staken zich in de schulden om de banken te stutten. Verder beslisten ze het nodige te doen om in de plaats te treden van de “stuff-zuiger” –de Amerikaanse consument die zijn schulden moest beginnen afbetalen. Met grote openbare bestedingsprogramma’s zouden de regeringen –vooral in de VS en China– de economie aan de praat houden. Ook dat gebeurde met geleend geld –wat de overheidsschulden nog verder opdreef. De oproep om die bestedingsprogramma’s vooral groen in te kleuren, werd maar mondjesmaat waargemaakt.

De prijs van bankieren zonder regels

De redding van de banken en de overheidsbestedingen stopten de vrije val van de wereldeconomie. In 2009 zagen de meeste rijke landen hun economie serieus krimpen maar daarna veerde de economie weer wat op –eventjes toch. China meldde in 2009 zelfs een groei van acht procent. Het land had zijn staatsbanken de opdracht gegeven om massaal te investeren in gebouwen en infrastructuur. Daardoor consumeert China nu gemiddeld veertig procent van ’s werelds grondstoffen (behalve olie). Dat dreef de grondstoffenprijzen weer op, waardoor ook de uitvoerders van grondstoffen vrij snel weer met inkomensgroei konden aanknopen.

De ontwikkelingslanden doorstonden de crisis beter omdat de meeste –tegen de druk van het IMF en de VS in– hun geldsector niét hadden geliberaliseerd. In India is zeventig procent van de banken staatseigendom, in China zelfs 85 procent. Bovendien gaat het om klassieke banken die spaargeld van de burgers omzetten in krediet aan bedrijven. Banken mogen er veel minder en raakten dus ook niet bezwaard door toxische producten. Ze konden hun werk blijven doen en zadelden de staat niet op met een schuldenprobleem. In 2009 bedroeg het groeiverschil tussen Noord en Zuid liefst zes procent: -3,7 procent versus 2,8 procent.

Ook in 2011 zien de meeste ontwikkelingslanden hun economie verder groeien (6,4 procent), terwijl de rijke landen worstelen met krimp of trage groei ( 1,6 procent). De crisis versterkte een proces dat al bezig was: ontwikkelingslanden groeien sneller dan rijke landen.

De kwetsbaarheid keert snel terug

De overheidsschuld van de rijke landen varieert volgens het jongste IMF-rapport over globale financiële stabiliteit (LINK) van 67 procent (Spanje) en 85 procent (Duitsland, Frankrijk, VK) over 95 procent (België) en 100 procent (VS) tot 120 procent (Italië) en 162 procent (Griekenland). Japan spant de kroon met 233 procent, zij het dat zijn schuld goeddeels binnenlands is. 

Zodra de staten een deel van de bankschulden hadden overgenomen, werden sommige ervan onder vuur genomen door de geldmarkten die ze net van het infarct hadden gered. Dat gebeurde selectief: Spanje –dat een lagere staatsschuld en begrotingstekort heeft dan de VS– moet veel meer betalen op zijn leningen. Christine Lagarde, de directeur-generaal van het IMF, suggereerde op de G20 in Cannes dat de markten irrationeel zijn: ‘Is het normaal dat Italië maar als een beetje veiliger dan Egypte of Pakistan wordt gezien?’

Die grilligheid is de aard van het beestje. Waar de markten voorheen roekeloos waren, zien ze nu overal gevaren. En op die manier lokken ze die gevaren ook zelf uit. Als ze Italië hoge rentes aanrekenen, zorgen ze ervoor dat hun vrees bewaarheid wordt dat Rome zijn leningen niet langer kan afbetalen. Vicieuze cirkels genoeg. Als de kredietwaardigheid van de Europese staten wordt aangetast, komen ook de Europese banken weer in problemen.

De crisis legt ook de constructiefouten van de euro bloot. Er zijn enorme productiviteitsverschillen tussen Noord- en Zuid-Europa en de mechanismen ontbreken om daaraan te verhelpen. Vroeger werden die verschillen door middel van devaluatie uitgegomd. De huidige “Duitse aanpak” legt de last van de aanpassing uitsluitend bij de Zuid-Europese landen, die hun lonen en overheidsuitgaven sterk moeten verlagen om terug competitief te worden. Dat dreigt een neerwaartse spiraal en jarenlange depressie te veroorzaken. Positief is dat de partij van bondskanselier Angela Merkel nu pleit voor de invoering van een minimumloon: meer koopkracht in Duitsland maakt de aanpassing evenwichtiger.

Maar niet alleen de banken zijn kwetsbaar. Mens en maatschappij lijden. De werkloosheid in de EU bedraagt vandaag 10,2 procent en is dus hoger dan ooit. In Spanje vindt liefst 44 procent van de jongeren geen werk. De VS tellen officieel 9 procent werklozen maar in realiteit heeft 17 procent van de mensen geen of te weinig werk. Waar Griekenland zal eindigen, weten we niet maar de samenleving staat er onder enorme druk met een regering die Europese “bevelen” moet uitvoeren waar de bevolking niet wil van weten. De situatie in Zuid-Europa dreigt ruimte te creëren voor extremistische politici.

En er lijkt meer op komst. In 2012 gaan ook de VS besparen. En de EU bespaart onder druk van de markten al massaal. Als iedereen bespaart, zal dat de groei en banencreatie drukken. Wat op zijn beurt de markten afschrikt –de zoveelste vicieuze cirkel. Vraag is overigens op wie de last van de bezuinigingen wordt afgewenteld. Publieke voorzieningen verminderen doorgaans de ongelijkheid. De kans dat snoeien in die voorzieningen de ongelijkheid verder vergroot, is dus reëel. Vraag is dan ook of het opvolgen der dictaten van de grillige markten wel de goede aanpak is.

2009, een “groen” jaar

‘Ieder voordeel heb zijn nadeel’, zeide ooit een gekende Nederlandse filosoof. Omdat de economieën van de rijke landen in 2009 krompen, daalde hun uitstoot van broeikasgassen met 6,5 procent, zo maakte het Internationaal Energieagentschap (IEA) onlangs bekend. Dat was uniek.

Omdat de ontwikkelingslanden bleven groeien, nam hun uitstoot met 3,3 procent toe. De globale CO2-uitstoot daalde met 1,5 procent. Er is dus nog steeds een directe link tussen economische groei en CO2-uitstoot. Toen de groei in 2010 terugkwam, nam de CO2-uitstoot opnieuw toe –met een nooit geziene 5,3 procent overigens. Het IEA verwacht nu dat de temperatuur in het beste geval “maar” met 3,5 graden Celcius zal stijgen en pleit daarom voor massale investeringen in lagekoolstofenergie en energie-efficiëntie.

In feite is de klimaatverandering één groot marktfalen: de mens die volgens de neoliberale theorie altijd rationeel zijn belang maximaliseert, kijkt niet naar langetermijnbelangen. Overheidssturing is dus absoluut noodzakelijk maar ook die blijkt niet evident, zeker niet op mondiaal niveau.

2009 was dus goed voor het klimaat maar dat troostte weinigen. De angst voor wat de crisis sociaal en politiek kan aanrichten, is te groot. De crisis leert dat economische groei nodig is voor landen met veel schulden. Ook de link tussen groei en jobcreatie blijft erg sterk –zoals Spanje en Griekenland aantonen.

Het scheppen van groene banen kan uitkomst bieden. Eigenlijk is er nood aan nieuwe groeisectoren: zelfs de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) –de bank van de centrale banken– stelt in zijn jaarrapport dat de bouwsector en de financiële sector te groot zijn geworden en dat groei zich voortaan in andere sectoren moet situeren. De BIB legt echter niet de link tussen die noodzaak en de klimaatverandering. Alsof centrale bankiers op een andere planeet leven.

Machtige magiërs

Dat het grondig fout zat in de financiële sector, is een open deur intrappen. Banken waren te groot om failliet te kunnen gaan en konden daardoor risico’s nemen op de kap van de belastingbetaler. Daar is nog niets aan veranderd, zoals het tweede Dexia-drama toont.

De superbanken zijn zo complex dat controle erg moeilijk is. Er kwam geen splitsing van het gewone bankieren en het casino van de investeringsbanken, zoals wel in de jaren dertig werd doorgedrukt. De banklobby houdt dat tegen. Ook al heeft de belastingbetaler hen gered, de bankiers vinden dat ze door mogen gaan met zichzelf bonussen uitkeren. Volgens de Basel III-akkoorden –afgesloten door het Baselcomité voor Banksupervisie, een comité van autoriteiten voor banksupervisie uit meer dan twintig landen– moeten de banken vanaf 2019 meer kapitaal aanhouden. De EU schaart zich achter dat principe, de VS aarzelen.

De Amerikaanse professor Simon Johnson, ook al een voormalig hoofdeconoom bij het IMF, beschrijft heel mooi hoe de financiële sector in de VS de politiek in zijn greep heeft –niet alleen financieel maar ook intellectueel. Washington raakte ervan overtuigd dat wat goed is voor Wall Street, ook goed is voor de VS. De investeringsbanken leveren er sinds zowat drie decennia de minister van Financiën. Die bankiers hebben de deregulering doorgedrukt –een spoor dat de EU met enige afstand volgde. Ook president Barack Obama brak niet echt met Wall Street. De crisis heeft de onderworpenheid van de politiek nog niet veranderd. Overheden die zich blauw betaalden om banken te redden, wensten zo min mogelijk te nationaliseren en/of invloed uit te oefenen.

Tegengas kan mogelijks komen van de opkomende landen, die sceptisch zijn gebleven tegenover het Anglo-Amerikaanse model met zijn waterhoofd van een financiële sector. ‘De opkomende landen geloven niet in een ongereguleerde financiële sector en hoge schulden, maar wel in industrie, groei en herverdeling’, zegt Gregory Chin van het Canadese Center for International Governance Innovation, die de voorbije jaren vaak in Azië verbleef.

Dat betekent niet dat de opkomende landen onkwetsbaar zijn. Sinds 2008 kennen vele onder hen een kredietboom die niet zonder risico’s is. De kwetsbaarheid van het Zuiden zit ook in zijn grote exportafhankelijkheid. Dat was voelbaar op de G20 in Cannes, begin november. Iedereen was bezorgd om de toestand in de EU omdat het ‘s werelds grootste afzetmarkt is. De groei van landen als Maleisië of China is voor vijftig procent afhankelijk van export. Volgens het IMF komt daar niet snel verandering in. Zeker, landen als China verhogen wel de lonen maar dat gaat traag. ‘De opkomende economieën compenseren de lagere consumptie van de rijke landen niet’, aldus het IMF. Als dat zo is, rijst de vraag waar de stuff de komende jaren zal verkocht worden.

#ows

De globalisering vermindert de inkomensongelijkheid tussen landen enigszins, maar vergoot de inkomensongelijkheid binnen de meeste landen. Dat laatste blijkt politiek gevoeliger dan het eerste. Dat werd zichtbaar in 2011.

De Arabische landen, vooral de Noord-Afrikaanse, zijn volgens de Internationale Arbeidsorganisatie al jaren wereldkampioenen inzake werkloosheid. Een (geschoolde) jeugd zonder kansen is zeker een van de grondstromen die de Arabische Lente op gang bracht. Israël is dan weer een van de OESO-landen waar de ongelijkheid het snelst is toegenomen. Moet het dan verbazen dat het protest tegen onbetaalbare woningen er zo’n succes kent? Chili is een ander OESO-lid met grote ongelijkheid: het studentenprotest richtte zich tegen het feit dat de overheid weigert om die ongelijkheid te bestrijden door hoger onderwijs toegankelijker te maken voor arme studenten. Ook in India en China ligt de toenemende ongelijkheid erg gevoelig.

Ook in de rijke landen stak het protest de kop op. Griekenland stond heel het jaar op zijn kop, Spanje baarde de indignados. In de VS oogst Occupy Wall Street –via Twitter bekend als #ows– enige bijval. Razendsnel kreeg je ook Occupy Gent of Occupy Ieper. Wolf, twintig en werkloos, legt uit waarom hij mee betoogde met “Occupy”: ‘Ik ga akkoord met hun slogan: er is één procent die het verkloot voor de rest. De bankiers hebben de crisis veroorzaakt. Nu vinden wij moeilijk werk.’

De sociale ongelijkheid ettert niet alleen, ze ligt ook aan de basis van de crisis. De bestrijding ervan zal tevens een deel van de oplossing moeten zijn. Overheden zullen tegen de krachten van de globalisering moeten ingaan en –liefst op een gecoördineerde manier– de koopkracht nationaal en internationaal beter verdelen. Juist daarin schuilt een van de grote uitdagingen: het gebrek aan financiële regels, de klimaatverandering of de ongelijkheid aanpakken, gebeurt best gecoördineerd op mondiaal niveau. En dat is niet vanzelfsprekend.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.