De fanaticus als bron van globale angst

We leven in een klimaat van angst, zegt de Nigeriaanse schrijver Wole Soyinka -de enige zwarte Afrikaan die ooit de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Het zijn de fanaticus en de schimmige "quasi-staat" die ons vandaag angst inboezemen. Wie goed leest, merkt dat hij daarmee niet alleen het unilaterale optreden van groepen als Al Qaeda met de vinger wijst.
Enkele decennia geleden had onze collectieve angst een herkenbaar gelaat: de atoombom. Niet dat het nucleaire gevaar intussen geweken is, maar vandaag gaat onze angst verder dan die voor De Bom. Een kernwapen is vandaag maar één in een heel arsenaal van doe-het-zelf kits, die bij wijze van spreken in een koffertje passen en ergens in een toilet in elkaar gestoken kunnen worden.
Vroeger leefden we onder de dreiging van veel te gespierde staten die het ultieme scenario in werking konden zetten: de Mutual Assured Destruction, een wederzijds gegarandeerde vernietiging die er paradoxaal genoeg voor zorgde dat de staten elkaar wederzijds met rust lieten. Vandaag gaat de dreiging uit van een ongrijpbare en onzichtbare macht. Ze gaat uit van de macht van de quasi-staat, die vluchtige entiteit zonder grenzen of grondgebied, die geen nationale vlag heeft wapperen en niet voorkomt op de lijsten van internationaal geregistreerde organisaties -maar waarvan de acties minstens even geschift zijn als het evangelie van vernietiging dat de supermachten destijds zo kalmpjes verkondigden.
De voorbije halve eeuw, het post WOII-tijdperk, werd gedomineerd door de angst voor een nucleaire holocaust. Maar die angst kwam alleen maar in de plaats van een vorige collectieve angst: de angst dat de wereld geregeerd zou worden door een fanatiekeling die zijn credo van raciale zuiverheid in de praktijk wou brengen, een missie waarvoor miljoenen mensen systematisch werden uitgemoord en miljoenen anderen het leven lieten op slagvelden van de Noordpool tot de Stille Zuidzee. In Jeugd in Aké vertelde ik al hoe Adolf Hitler een angstaanjagende aanwezigheid was, een dreiging die uit de verten van strijdend Europa tot in de kolonies binnensijpelde. Ouders gebruikten de figuur van Hitler als boeman om een onhandelbaar kind het zwijgen op te leggen.

De dictatuur van een schim


Een formele staat die tot een dictatuur gemuteerd is, toont ons de macht doorgaans in zijn meest brutale vorm -het stampen van de laarzen van veroveraars door een vernederde stad. Of het kille misprijzen waarmee regeringsmilities, op klaarlichte dag zo goed als ‘s nachts, de huizen of kantoren van dissidenten binnenvallen en hun slachtoffers afvoeren. Of de maatschappij waar het stikt van onzichtbare geheimagenten en waar je vrienden en familieleden gecoöpteerd worden in de inlichtingendiensten.
We kennen het allemaal uit het Ethiopië van de Dergue, uit het voormalige Oost-Duitsland, uit Idi Amins Oeganda, uit het Iran van de Pahlavi’s of van de ayatollahs. Vergelijk de Ethiopische getuigenissen van slachtoffers van het atheïstische bewind van Mariam Mengistu met de verhalen uit Iran van mensen die het slachtoffer werden van de zuiveringsorgie van de religieuze leiders, of de verhalen van Afghanistan onder de Taliban met die van de Sovjetunie onder stalinistisch bewind: de wreedheid en de angst kennen geen meesters dan zichzelf, voor religie of ideologie zijn ze compleet onverschillig.
Sovjetunie bestaat niet meer. Het Afghanistan van de Taliban is verdwenen. Vandaag is het de quasi-staat die de angst voedt. De totalitaire staat is makkelijk te omschrijven en makkelijk te identificeren. Bij zo’n doelwit weten vrijheidsstrijders waarop ze hun pijlen moeten richten. De quasi-staat, die schimmige entiteit die uit om het even welke religie of ideologie kan ontstaan, die naar macht streeft, maar die niet afgebakend wordt door de landsgrenzen die een soevereine staat afbakenen, laat zich veel moeilijker treffen.
Een van de meest frustrerende aspecten aan de quasi-staat is dat die vertrekt vanuit het ongenoegen met een onrechtvaardige stand van zaken, dat haar basisdoel erin bestaat die stand van zaken uit te dagen, en dat ze daarom soms moeilijk te onderscheiden is van progressieve, dissidente bewegingen. De quasi-staat vormt met die bewegingen soms zelfs allianties, op basis van een gemeenschappelijk belang, al heeft de quasi-staat lak aan de waarden waar andere vrijheidsstrijders voor vechten.
laat de schimmige quasi-staat in haar kaarten kijken -alleen in Algerije gebeurde dat wel. Daar zorgden decennia van verwaarlozing, overheidscorruptie en vervreemding van de heersende elite ervoor dat het misnoegde volk tijdens de verkiezingen van 1992 de kant koos van een radicale oppositie -ook al dreigde er daardoor een theocratische grendel geplaatst te worden op de democratische vrijheden die de Algerijnen als vanzelfsprekend waren gaan beschouwen.
Werk, brood en woonst waren op korte termijn veel dringender dan zaken als de vrijheid van smaak. Dus, verklaarde de populaire islamistische partij, ‘klimmen wij via de ladder van de democratie naar de macht, en daarna trekken we de ladder op en zal er geen democratie meer zijn’. Die Algerijnse situatie plaatste zelfs ‘s werelds meest doorwinterde democraten -en de Afrikaanse buren die aan de andere kant van de Sahara juist bezig waren zichzelf te bevrijden van militaire dictaturen- voor een onoplosbaar dilemma. Je kan het debat zo samenvatten: als je gelooft in democratie, moet je dan niet zonder voorbehoud de keuze van het volk aanvaarden, zelfs als dat het einde van het democratische proces zelf betekent?
Over het antwoord op die vraag kunnen we alleen maar speculeren. Wat we zeker weten is dat de ondemocratische reactie -de verkiezingen werden geannuleerd- in Algerije uitgemond is in naar schatting honderdvijftigduizend doden. De slachtoffers zijn niet alleen schrijvers, cineasten, schilders, journalisten en intellectuelen -degenen die ons op ‘onzuivere gedachten’ brengen en daarom altijd de eerste slachtoffers van fundamentalistische hervormers zijn-, neen, in Algerije ging het om hele dorpen en groepen stedelingen die schuldig bevonden werden aan het spotten met de wetten van de oppositie, een oppositie die zichzelf had omgevormd tot een quasi-staat. De verzetsbeweging die terecht reageerde tegen het feit dat de wil van het volk genegeerd werd, degenereerde zo tot een orgie van concurrerende beestachtigheid.

De vernedering versteent tot haat


Om angst in de wereld van vandaag te verstaan, is het cruciaal het belang van waardigheid te begrijpen. Waarom lijkt waardigheid voor de voelende mens zo veel te betekenen, al bijna vanaf zijn kindertijd? Waarom is waardigheid zo diep verankerd in al die sociale documenten, over culturen, beschavingen en politieke omwentelingen heen? Waarom kreeg het zo’n prominente plaats in het Charter dat geboren werd uit een van de bloedigste revoluties in de menselijke geschiedenis -de Franse- en waarom werd het daarna in onze collectieve herinnering gebeiteld door het op te nemen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens -het verdrag dat de vrede na WO II moest bekronen?
Het streven naar menselijke waardigheid, in de ene of de andere vorm, blijkt een van de sterkste drijvende krachten achter oorlogen, burgerlijke conflicten en zelfgekozen opoffering. En toch lijkt dat recht op waardigheid, ingeschreven in de mensenrechten, niet echt in het rijtje te passen van de vanzelfsprekende of essentiële rechten die noodzakelijk zijn voor het menselijke overleven, zoals bijvoorbeeld het recht op voedsel of gezondheid. Vergeleken met die andere basisimpuls van het menselijke bestaan -zelfbehoud- kan waardigheid zelf een tikje zelfingenomen overkomen.
Yoruba kennen het spreekwoord: ‘Iku ya j’esin lo’ of ‘Eerder dood dan onwaardig’. In andere culturen vind je gelijkaardige gezegden om de essentie van waardigheid uit te drukken: die zuivere, bezielende integriteit van ons bestaan, het verlangen om gelijkwaardig deel uit te maken van de mensheid. Hiermee onderschat ik geenszins andere menselijke waarden zoals liefde, tederheid, hoffelijkheid, generositeit of zelfopoffering. Waardigheid lijkt echter op de meest toegankelijke wijze zin te geven aan ons zelfbeeld. Verlies je die waardigheid, dan betaal je dat in veel culturen -Japan is een beroemd voorbeeld- met de dood, of op z’n minst met verbanning.
Het globale klimaat van angst heeft veel te maken met het gebrek aan respect voor die waardigheid daar waar gemeenschappen elkaar kruisen, met name waar de sterkere en de zwakkere elkaar tegenkomen. Als het erom gaat te erkennen dat de ander recht heeft op waardigheid, wordt er maar al te vaak de andere kant op gekeken. Het onderwerp wordt vermeden in de onderhandelingskamers, daar waar compromissen gesloten worden, koude statistieken worden opgesteld en resoluties worden uitgevaardigd, tot zelfs in de Verenigde Naties toe.
Mensen en gemeenschappen worden van elkaar gescheiden door muren van onbegrip en miskenning. Het is vrij gemakkelijk de bouw van betonnen muren te veroordelen omdat ze hele volkeren tot gevangenen maken. Het lijkt een stuk moeilijker om te onderkennen dat het cruciale onrecht van zo’n muur erin bestaat dat je de ander zijn waardigheid ontzegt. Zo’n muur reikt verder dan het fysieke terrein dat hij inneemt. Hij wordt ervaren als een gebaar van misprijzen tegenover een gemeenschap.
Waardigheid is gewoon een ander gezicht van vrijheid, en dus het tegenovergestelde van Macht en dominantie, relaties die gebaseerd zijn op angst. Het is niet de angst op zichzelf die een verlies van waardigheid met zich meebrengt. Mensen kunnen aardbevingen doorstaan, kunnen leven met de dreiging van een vulkaanuitbarsting zonder hun waardigheid te verliezen. Maar ze verliezen hun waardigheid als ze, met de loop van een geweer op hen gericht, moeten toekijken hoe de olijfgaard die ze van generatie op generatie hebben gekoesterd boom per boom met brutale kracht wordt omgezaagd, om plaats maken voor een Muur die voortaan de grens wordt van hun levensruimte.
In Palestina heb ik de realiteit van vernedering gezien, bij gezinnen die hadden kennisgemaakt met het misprijzen van de bezettende macht. Ik heb ze gezien bij de controleposten, ik heb haar gehoord in de talloze verhalen op de Bir Zeit Universiteit. En het meest deprimerende: ik heb de vernedering gelezen in de ogen van de jongeren, waar ze al verhard was tot het vaste voornemen nooit dat ene, onaantastbare bezit te laten schieten, om nooit afstand te doen van hun waardigheid, omdat dat zou betekenen dat ze zich dan geen mens meer zouden kunnen noemen. En het meest angstaanjagende: ik zag die vernedering bevriezen tot een harde, koude en grenzeloze haat.

Nieuwsgierigheid verliest, angst wint


Onze waardigheid wordt ons ontnomen door democratie te verbieden, door onze vrijheid in te perken, door ons vernederingen op te leggen, wie of wat daar ook voor verantwoordelijk is. Het probleem is vandaag is niet zozeer een godsdienst of ideologie, maar het fanatisme. Maar dat ontslaat ideologie noch religie van hun verantwoordelijkheid voor de fanatieke stromingen die ze voortbrengen -stromingen die door religies soms bewust gelanceerd worden als ze proberen de politieke bovenhand te halen. We moeten dringend beseffen dat fanatieke geesten, eens ze worden losgelaten, niet meer onder controle te brengen zijn.
Niet voor niets waarschuwt het Yoruba spreekwoord: Beter dan dat een monsterkind een schandelijke dood sterft op de markt, wordt het tijdig door zijn moeder in een geheime hoek thuis gewurgd. Of: de eerste verantwoordelijkheid om de demon uit te drijven, ligt bij de baarmoeder die hem voortgebracht heeft. Of nog: de moederreligie moet vandaag dringend uitpakken met een creatieve kindermoord op haar fanatieke nageslacht om de mensheid te redden.
Uiteindelijk is het de verdraagzaamheid die op het spel staat, en de ruimte voor dissidentie binnen een sociale orde. Het ultieme kenmerk van elke fanaticus is dat zijn onverdraagzaamheid uitgroeit tot moorddadige hoogmoed. De ijspik in de nek van Leon Trotsky werd gesmeed in dezelfde oven als het mes dat de keel van Naguib Mahfoez zocht. Er zijn echter verschillen tussen de manier waarop seculiere onverdraagzaamheid werkt en zijn theocratische verwant. Dat verschil begrijpen, helpt ons inzicht te krijgen in het echte gevaar dat de eenduidige wereld van de fanaticus voor onze vrijheid en waardigheid betekent.
Seculiere ideologieën putten hun theorieën uit de geschiedenis en uit de materiële wereld. We hebben geleerd om nu en dan stil te staan bij de manier waarop die theorieën vorm krijgen, om te kijken wat precies het verband is tussen de ideologie en de werkelijkheid waarop ze is gebaseerd en die ze probeert te sturen. Doctrines kunnen getest worden aan de realiteit, of die nu economisch, industrieel of ecologisch van aard is. Binnen een seculier wereldbeeld, zelfs onder de meest rigide totalitaire orde, blijft de onderliggende ideologie -het equivalent van theologie- open voor contestatie.
Vrije bevraging kan onderdrukt worden, het open debat kan beperkt of zelfs verboden worden door de staat of de Partij aan de macht, maar het functioneren van de geest en zijn capaciteit tot kritiek en zelfkritiek wordt nooit uitgebannen. In onze gedachten blijven wij vrij om buiten de beperkingen van de totalitaire orde op zoek te gaan naar gelijkgezinde geesten -en die vaak ook te vinden- om een samenzwering van ongelovigen of sceptici op te zetten. Dit leidt vroeg of laat tot een alternatieve visie en misschien wel tot het langzame afbrokkelen van het doctrinaire systeem.
Onder het theocratische neefje echter, krijgt de Macht haar autoriteit niet van theorieën die vertrekken vanuit een waarneembare werkelijkheid, maar vanuit de verborgen ruimtes van de Openbaring. Dat maakt het voor de geest zo goed als onmogelijk om tot alternatieve concepten te komen. Nieuwsgierigheid delft het onderspit tegen angst, die zich vaak vermomt als vrome Onderwerping. De theocratische orde krijgt haar mandaat van het Onbekende, waarvan de grondwet -beter gekend als De Schriften- enkel geïnterpreteerd kan worden door de vertegenwoordigers van die theocratische orde. De fanaticus die zich voedt met het dogmatisme van een onzegbare religie, is het gevaarlijkste wezen op aarde.

Iemand stelt een vraag


Vandaag zijn er maar weinig plaatsen op de wereld waar we veilig zijn voor fanatici. Degenen die met hun aanslagen massa’s onschuldige mensen vermoordden in de Verenigde Staten, Bali, Casablanca en Madrid beroepen zich op de islam en zoeken bij die godsdienst legitimatie en een vrijbrief om te moorden. Dat wil niet zeggen de islam als zodanig in de beklaagdenbank gezet moet worden. Maar het is even onjuist om elke veroordeling van deze daden, en hun achterliggende doelen, gelijk te stellen met godsdiensthaat.
De christelijke wereld is niet één, de islamitische wereld is niet één, en hun verzamelde autoriteiten spreken niet tot of voor de hele wereld. De wereld van de fanatici daarentegen is wel één en loopt dwars door alle religies en roepingen heen. De stroompjes die de poel van het fanatisme voeden, kunnen ontspringen uit allerlei geschiedenissen of rassen, ze kunnen gevoed zijn door diverse vormen van onrecht en ontbering, maar zij monden uiteindelijk allemaal uit in dezelfde bestemming: een zone van onbetwistbare zekerheid. De zeloot creëert zelf zijn Opperwezen of Hoogste Doel naar zijn eigen beeld en gelijkenis. Vervolgens voert hij uit wat door dat Wezen in hem bevolen wordt, in verheven vervreemding van en met uiterst misprijzen voor de samenleving en de gemeenschap.
Het uitzichtloze dogmatisme van Ik ben juist, jij bent fout, is, na een lange tocht langs elkaar beconcurrerende ideologieën, terug aangekomen bij zijn ultieme apotheose: Ik ben juist, jij bent dood. De monoloog van het unilateralisme doet altijd een beroep op het Uitverkoren zijn, en splitst daarom de wereld doormidden. Wij worden allemaal uitgenodigd om te kiezen tussen wij of zij. George Bush’s ultimatum dat ‘je ofwel met ons en tegen de terroristen bent, ofwel aan de kant van de terroristen staat’ moeten we verwerpen, net zoals we Osama bin Ladens ‘de wereld is nu in tweeën gedeeld: de wereld van de volgelingen van de islam tegen de wereld van ongelovigen’ moeten afwijzen.
Ook al lijken bepaalde daden hun daders buiten elke mogelijke dialoog te plaatsen, toch moeten we bevraging -en met name zelfbevraging- blijven omarmen. Anders riskeren we zelf terecht te komen in de mentaliteit van de fanaticus, die gewoonweg niet meer in staat is te twijfelen, die niet meer beseft dat mensen verschillende keuzes hebben en die het potentieel van niet genomen wegen niet meer kent. Onze zoektocht is open en universeel. Welke omgeving was er nodig voor de aanslag op Naguib Mahfoez? Triomfeert het marxisme sinds de moord op Leon Trotsky? Werd het vreedzaam samenleven gestimuleerd door de afbraak van de moskee in Uttar Pradesh? Is de wereld veiliger geworden door de moord op Sheikh Yassin? Wat voor moraal is dat die een veertienjarig kind tot een wandelende bom maakt? Betonneert de zogenaamde verdedigingsmuur de hoop of de wanhoop in het Midden-Oosten?
Deze tekst is een samenvattende bewerking van vijf lezingen die Wole Soyinka in het kader van de Reith Lectures 2004 hield voor BBC4. De volledige tekst vindt u op www.bbc.co.uk/radio4/reith2004/

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.