De globalisering van een winkelstraat

Rijpende meloenen in houten kratten, fluogele afprijzingen, spotgoedkope telefoonverbindingen naar de andere kant van de wereld… Ditis een verhaal van eigen bodem, van een geglobaliseerdewinkelstraat die het hartinfarct van stadsvlucht en shoppingcentraoverleeft door zichzelf elke dag opnieuw in teenten tegenverzuring en anti-politiek. Het leven zoals het is of zou kunnen zijn in uw winkelstraat.
Hassan is kapper. In zijn salon Eddegdag in de Driekoningenstraat staat de muntthee binnen handbereik, hoor je flamencomuziek of Ali Farka Touré op de achtergrond en hangen foto’s van straatkappers van over heel de wereld aan de muren. ‘Krijg ik van mijn klanten die op vakantie gaan’, lacht decoiffeur.
Wat verderop zucht mevrouw Hillaert: ‘Ik zit hier al 52 jaar, maar de laatste vijftien jaar hoeft het niet meer voor mij. Sinds de Turken het hier hebben overgenomen, is de straat kapot.’ Ze is 73 jaar en staat een beetje verbitterd tussen de geknoopte tapijten en linnen tafelkleden in haar stoffenzaak. ‘De Driekoningenstraat werd vroeger de Meir van Berchem genoemd, een echte elitestraat waar mensen van heinde en verre een dagje kwamen winkelen. Je vond hier alles: een handschoenenwinkel, een hoedenwinkel, een bekende zadenverkoper, een ijzerhandelaar…’
Mevrouw Hillaerts herinneringen hangen uitgestald in een lege etalage een eindje verderop. Vergeelde sepia foto’s met winkeliers in stofjas, hondenkarren, kanten gordijntjes voor de ramen, bretellen, petten, kinderen met opgetrokken kousen aan moeders rokken. Rond 1900 telde de as Driekoningenstraat-Statiestraat 36 cafés. Dat trok vanzelf veel volk én dus winkeliers aan. Je kon zelfs uit drie cinema’s kiezen: Den Electro, café De Leeuw en de Corso. De zwart-wit foto’s van de jaren zestig tonen dames in trenchcoat, leiband in de ene hand, handtas in de andere. Er schieten nog heel wat handelaars over die deze tijd van de braderij, carnavalstoet, marathon, majorettes en wimpels meegemaakt hebben: de kapper Haarmode Ceulemans (sinds 1963) op de hoek, de dochter van de kledingzaak Galerie Driekoningen (sinds 1947) en Karel Lagaste van de juwelierszaak Lagaste (sinds 1944).
‘Mijn moeder was een van de zes juweliers hier in de straat. Ik zit hier nu al 40 jaar en ik heb nog altijd trouwe klanten uit Schilde en Schoten -van vroeger. Ik ben 63 jaar en over een paar jaar wil ik met pensioen gaan. Mijn dochter durft de zaak niet overnemen uit schrik voor overvallen en omdat ze vreest dat een juwelierszaak niet genoeg opbrengt in een volkse wijk met veel migranten. Ik hoop stilletjes dat ze zich nog zal bedenken, want ik zou het heel spijtig vinden als ‘Lagaste’ verdwijnt uit de Driekoningenstraat.’

Het begin van het einde


Van dat verdwijnen is bij Kadriye Danisman alvast geen sprake. Bij haar komen de buurtbewoners sinds 1992 munt en bloemkool kopen. ‘In het begin was het moeilijk om ook autochtone klanten aan te trekken, maar dat is verbeterd. Het helpt ook dat ik hier al bijna heel mijn leven woon: veel van mijn klanten hebben mij nog als kind gekend.’
Het gaat al een tijd niet zo best met de Driekoningenstraat. Elke stad heeft zo wel een steeds trager kloppende handelsader: de Ninoofse en Gentsesteenweg in Brussel, de Nederkouter en Kortrijksepoortstraat in Gent, en in Antwerpen de Abdijstraat, Offerandestraat en Driekoningen-Statiestraat. Ooit waren dit bloeiende winkelstraten, je moest je waar maar uitstallen en de klanten kwamen vanzelf. Maar na de gouden jaren zestig en zeventig, ging het bergaf. De economie sputterde, stedelingen trokken naar de villawijken en de nieuwe stadsbewoners waren migranten. Daar kwamen nog eens de grote shoppingcentra bij waartegen de kleine zelfstandigen niet op konden. Het gevolg: leegstand, verwaarloosde straten en ongeïnteresseerde investeerders.
‘De teloorgang begon in de vroege jaren negentig’, zegt Els Van Hoof, coördinator van de cel winkelcentramanagement, een niet-stedelijke vzw die Antwerpse winkelcentra ondersteunt. ‘Het gedrag van de consument is totaal veranderd. We shoppen meer en meer voor ons plezier en willen een ruim aanbod van niet één maar tien schoenenwinkels. Dat vinden we in de binnenstad of in het shoppingcentrum van Wijnegem. De afgelopen vijftien jaar is de consument ook veel mobieler geworden. We zijn niet meer gebonden aan onze buurt of stad om te gaan winkelen. Alleen voor onze dagelijkse boodschappen willen we nog een bakker, slager en groentewinkel om de hoek.
Oude, traditionele zaken die al lang bestaan en een vast cliënteel hebben opgebouwd of heel gespecialiseerde zaken kunnen nog overleven. Maar andere zelfstandigen hebben het echt moeilijk gekregen. Winkelstraten krijgen daardoor steeds meer lege plekken, hun uitzicht en uitstraling gaan er op achteruit, en winkelen wordt er minder aantrekkelijk. Het is een vicieuze cirkel. Daarbij komt dat veel oude winkeliers, die lang een gevestigde waarde waren, zich niet hebben aangepast aan de wijk. Hun koopwaar en de presentatie gaan niet mee met de tijd en grote investeringen hebben ze ook niet meer gedaan.’
De oudste generatie winkeliers klampt zich liever vast aan de glorieuze herinneringen uit het verleden, dan dat ze zich aanpassen aan een veranderde wijk met een allochtoon en jonger cliënteel. Mevrouw Hillaert van de stoffenzaak Iriana: ‘Het is even goed onze eigen fout. Kinderen willen de zaak van hun ouders niet meer overnemen: te veel investeringen, te hard werken. Vroeger woonde de doorsnee zelfstandige boven of achter zijn winkel. Toen de zaken beter gingen, zijn we buiten de wijk en de stad gaan wonen. De leefruimtes werden verwaarloosd, zodat jonge, beginnende zelfstandigen er niet meer willen wonen. Dus moeten ze zich nog meer op kosten jagen door én een zaak én een aparte woning te betalen.’

Nieuwe uitbater, nieuwe meisjes


Teloorgang en teleurstelling, maar toch blijven winkelpanden nooit lang leegstaan. Beginnende ondernemers die op zoek zijn naar een betaalbare lokatie en veel autochtone en allochtone ondernemers uit de buurt wagen hier hun kans. Chef-kok John Verbeek, gekend van kookprogramma’s op TV1 en de Antwerpse zender ATV, baat hier al dertien jaar het fusionrestaurant De Troubadour uit. ‘Veel mensen vinden dit een vreemde plek voor een restaurant zoals dit, maar ik geloof in deze straat. Ik woon hier al meer dan twintig jaar, want mijn ouders hadden hier vroeger café De Troubadour. Ik werk hier graag. Een hippe lokatie, op het Antwerpse Zuid bijvoorbeeld, zou veel meer investeringen vragen. Bovendien hebben mijn klanten het gevoel dat ze een goed bewaard geheim hebben ontdekt. Er is hier natuurlijk te veel leegstand en verkrotting, maar ik zie tegelijkertijd ook een heropleving en een nieuwe adem.’
Ook Anne-Marie Jacobs, van de koffiebranderij Koningskoffie koos in 1996 voor de Driekoningenstraat. Ze vond een instapklaar pand voor 700 euro per maand, de gemiddelde huurprijs hier. ‘Mensen vragen mij nog altijd waarom ik in hemelsnaam in zo’n straat zit. Maar ik klaag niet: ik kan mijn huur betalen en mijn klanten vinden me door mond-aan-mond-reclame. Buiten wat Russen die om thee komen, heb ik zo goed als geen allochtone klanten. Ik denk dat zij liever binnen hun eigen gemeenschap kopen. De Vlaamse consumenten zouden beter ook wat meer bij hun winkeliers om de hoek kopen in plaats van in de supermarkt of het shoppingcentrum. Mensen willen een levendige buurt met alles binnen handbereik, maar daar moeten ze zelf ook toe bijdragen.’
Winkeliers én bewoners klagen over te weinig diversiteit in het winkelaanbod en zijn het beu de zoveelste groentewinkel, frituur of pittazaak te zien komen en gaan. Celik Suleyman van de succesvolle doe-het-zelf-zaak Hakan kent de kritiek op de allochtone ondernemers en pakte het vijf jaar geleden slimmer aan. Toen hij na twaalf jaar vaste dienst zijn ontslag nam, was hij een tijdje werkloos en reeg de interimjobs aan elkaar. Nee, dan liever een eigen zaak opstarten.
‘Ook al woonde ik hier al dertig jaar, ik ben begonnen met een wandeling door de straat om te zien wat hier nog nodig was. Ik ben elektricien van opleiding en een doe-het-zelf-zaak was hier nog niet. Dat is mijn raad aan alle allochtone ondernemers: zoek het gat in de markt, start iets dat er nog niet is. Ik denk wel dat de allochtone ondernemers die er nu zijn, gaan blijven. Na twee, drie jaar weet je hoe je een zaak moet runnen en zo gaan er steeds minder zaken verdwijnen of veranderen van eigenaar.’
Het gaat Hakan voor de wind: twee jaar geleden opende hij aan de overkant een tweede zaak met verfproducten. De deur is altijd gesloten, maar alle klanten weten dat ze gewoon eventjes in het hoofdfiliaal moeten binnenspringen. En dat zijn niet alleen allochtonen, iedereen die verbouwt, komt over de vloer bij Hakan, waar je in het Nederlands, Turks, Frans of desnoods in gebarentaal de juiste plug of plank krijgt.
De meest recente allochtone zaak in de straat, is Amarkech, een prachtig Marrokaans eethuis. Achter de hippe karmijnrode muren, de ingekaderde oude zwart-wit foto’s van Marrakesh en het kleurrijke Marrokaanse meubilair -dat je er ook kan kopen- zit een man met visie. Housseine El Amraoui kwam vijf jaar geleden zijn Belgische liefde, die hij in Griekenland had leren kennen, achterna. Ze trouwden en zetten twee kinderen en een restaurant op de wereld.
‘Omdat hier bijna geen Marokkaanse zaken zijn, wilde ik iets echt Marokkaans en tegelijkertijd modern en multicultureels openen.’ Slechts één op tien klanten is hier Marokkaans. Het zijn vooral de jonge tweeverdieners en de bedienden van de bedrijfjes en kantoren in de buurt die hier van de Marokkaanse keuken komen proeven. Alcohol serveren, doet Housseine niet. Dat is tegen zijn islamitische principes. ‘Als moslim mag ik geen alcohol drinken, maar ook niet verkopen of serveren. Alcohol veroorzaakt bovendien heel wat ziekten en ongelukken, en daar wil ik niet toe bijdragen. Ik weet dat zoiets economisch gezien niet zo slim is, maar dat is niet het belangrijkste in mijn leven.’

Klaagmuur


Pascal Jacques van de bakker-broodjeszaak ‘t Croissanke en voorzitter van de winkeliersvereniging Het Hart van Berchem wil deze allochtone ondernemers mee in de vereniging betrekken. ‘Ik stap bij elke nieuwe eigenaar binnen en we helpen nieuwe zaken met paperassen en vergunningen. Maar het blijft moeilijk ze te engageren.
’ Een hard werkende zelfstandige heeft op zich al niet veel tijd, telt op het einde van de dag vooral zijn eigen kassa en bij de allochtone zelfstandigen is er nog eens de taalbarrière. ‘In wijken waar een geldpotje is om communicatie te vertalen, komen meer allochtonen opdagen op buurt- en winkeliersverenigingen,’ weet winkelmanager Els Van Hoof. Misschien herkennen allochtone winkeliers zich ook niet altijd in de -goed bedoelde- initiatieven. ‘Onze winkeliersvereniging doet goed werk, maar waarom worden er extra klantenacties georganiseerd met Pasen of Valentijn, maar niet met de islamitische feestdagen zoals bijvoorbeeld op het einde van de ramadan?’ vertaalt de Marokkaanse kok Housseine het gevoel van wel meer allochtone winkeliers.
Te veel leegstand en verkrotting, te weinig verscheiden aanbod, te veel verkeer, te weinig parkeerplaats, te veel onveiligheidsgevoel, te weinig groen en verlichting: voor veel allochtone winkeliers klinken veel van de vaak gehoorde klachten als luxeproblemen. Maar de klacht over het overaanbod aan telefoon- en nachtwinkels wordt door iedereen gedeeld. Keshab Raj Bhandari, De Nepalese oppas van de Telefoon en Internet winkel op de hoek is niet op de hoogte van de vijandigheid van zijn medewinkeliers. Maar dat er te veel zijn, vindt ook hij.
‘Toen wij hier twee jaar geleden begonnen, waren er nog maar drie, nu zijn het er negen -meestal met uitbaters uit Pakistan, Sri Lanka, Bangladesh en Marokko. Door de onderlinge prijzenslag moeten we altijd maar goedkopere tarieven aanbieden. Telkens als er een nieuwe telefoonwinkel bijkomt, komen er minder klanten over de vloer. No good business.’ Toch heeft de baas van Keshab, die zeven jaar geleden als politiek vluchteling naar België kwam, nog twee telefoonwinkels in het centrum en is hij op zoek naar een vierde lokatie. Wat zijn uurloon is, wil Keshab niet zeggen, maar de belachelijk lage prijzen voor een telefoontje naar de andere kant van de wereld doen vermoeden dat het niet riant is.
Eén van de vier wijkagenten die hier dagelijks rondwandelen controleert regelmatig of de telefoon- en nachtwinkels de juiste handelspapieren kunnen voorleggen, of ze de wettelijk toegestane openingsuren respecteren en geen dingen verhandelen die het daglicht schuwen. ‘Na drie waarschuwingen worden ze gesloten en als we iets verdachts opmerken, signaleren we dat. Veel meer kunnen we niet doen.’

Troef


Veel klachten, weinig oplossingen? Het Blok bust actief in deze buurt, maar daar hebben de winkeliers lak aan. Hier wordt in de weinige vrije uurtjes naar oplossingen gezocht. Volgens het buurtbeheerbedrijf Berchop is dit een modeldistrict dat barst van initiatief. Serge Rummens van Berchop gelooft ook heilig in de verfraaiing van het straatbeeld. ‘Meer groen en verlichting verhoogt de communicatie tussen de burgers en verkleint het onveiligheidsgevoel.’
Pascal Jacques, voorzitter van de winkeliersvereniging het Hart van Berchem is dan ook fier op hun verwezenlijkingen. Zij kopen bomen en bloembakken aan, zorgen voor muziek in de straat, investeren in verlichting, steunen kunstinitiatieven die lege winkelpanden moeten opvrolijken… ‘Ik geloof in deze straat. Onlangs is er een supermarkt GB-Express bijgekomen, dat is een goed teken. Elke dag komen hier 25.000 mensen en 15.000 pendelaars werken -een extra troef voor onze winkelstraat. Er komen ook steeds meer jonge tweeverdieners wonen. Alle leegstaande panden weer actief krijgen is onrealistisch maar er moeten zeker nog nieuwe zaken en vooral diensten bijkomen. De nieuwe allochtone ondernemers weten onderhand ook dat ze moeten investeren, de besten gaan overblijven. We werken overigens goed en intensief samen met de stad en het district.’
Directeur Pascal Nicolas ziet voor zijn bruisend Cultureel Centrum van Berchem (ccBe) een belangrijke rol weggelegd in deze straat: ‘Vroeger was het ccBe een burcht, afgesloten van de wijk. Dat was sociaal niet meer houdbaar en verantwoord. Nu proberen wij meer een afspiegeling van de buurt te zijn, zowel wat het publiek als wat onze programmatie betreft. Winkeliers en cultuur kunnen het tij hier keren. Samen hebben we bijvoorbeeld de jaarlijkse braderij gemoderniseerd en er een cultureel luik aan toegevoegd. Cultuur kan de wijk niet redden, maar wel een duwtje geven.’
Winkelcentramanager Els Van Hoof is gematigd optimistisch: ‘Deze straat is in tegenstelling tot Antwerpen Noord nog niet verbitterd. Er is veel sfeer en dynamiek onder de winkeliers en veel allochtone ondernemers zijn schoolvoorbeelden. Het dieptepunt is voorbij, maar er is nog heel veel werk. Een geheim recept is er spijtig genoeg niet. Elke wijk is anders, en er spelen verschillende factoren mee. Wel geldt overal dat je de leegstand moet aanpakken, het winkelaanbod moet bundelen, de straat goed bereikbaar moet maken ook voor de zwakke weggebruiker. Het winkelaanbod sturen is moeilijk, maar als een pand vrij komt contacteren we de grote winkelketens die veel passage creëren en de uitstraling verbeteren. In de toekomst wil ik ook privé-geld aantrekken van banken en ketens. Wij hebben jaren aan iets gewerkt dat hen ten goede komt, dan moeten zij op een bepaald moment ook iets terugdoen.’

Türan Guler is Vlaanderens eerste vrouwelijke advocate van Turkse afkomst - mét een opvallend modern advocatenkantoor in deze winkelstraat. ‘Ik ben een meisje van de buurt en de keuze voor deze lokatie was dan ook evident. Zeventig procent van mijn klanten zijn Turks en komen van over heel België. Ik denk wel dat mijn “etalage” bijdraagt tot de heropleving van deze straat. Bovendien is mijn kantoor goed voor de positieve beeldvorming over allochtonen -net zoals het moderne dokterskabinet van de jonge Turkse dokteres een beetje verder.’

Celik Suleyman runt sinds 1999 de succesvolle doe-het-zelf-zaak Hakan. Suleyman vond het gat in de markt én kan een beroep doen op de familie. ‘Mijn broer en vrouw steken soms een handje toe tijdens de lange dagen -van acht uur ‘s morgens tot zeven uur ‘s avonds. Wij kunnen op onze familie rekenen. Ik moet bijvoorbeeld nooit schrik hebben dat hier nog maar het kleinste schroefje wordt gestolen, want er zal altijd iemand toevallig in de winkel zijn die tegelijkertijd de boel in ‘t oog houdt.’

John Verbeek baat al dertien jaar De Troubadour uit. ‘Ik geloof in deze straat. Bovendien hebben mijn klanten het gevoel dat ze een goed bewaard geheim hebben ontdekt. Er is natuurlijk te veel leegstand en verkrotting, maar ik zie tegelijkertijd ook een heropleving en een nieuwe adem.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.