De keerzijde van Olli en het wachten op Supermario

De gegevens over ongelijkheid, armoede en werkloosheid zijn het menselijke gezicht van de crisis (lees hierover Vijf jaar crisis in de EU: de kloof neemt toe). De vraag is of het financieel-economische beleid van de Europese Unie, zoals dat belichaamd wordt door commissaris Olli Rehn, het sociale lijden heeft vergroot dan wel verminderd.

  • CC Alliance of Liberals and Democrats for EU Europees Commissaris Olli Rehn. CC Alliance of Liberals and Democrats for EU
  • CC WEF Mario Draghi, voorzitter van de Europese Centrale Bank. CC WEF
  • Bron: Paul De Grauwe en Yuemei Ji Het verband tussen besparingen aan de ene kant en economische groei en schuldratio aan de andere kant. Bron: Paul De Grauwe en Yuemei Ji

Dat is een sociale en morele vraag, maar uiteindelijk is het ook een economische kwestie. Mensen die langer werkloos blijven, verliezen dikwijls een deel van hun vaardigheden. Dat kan ertoe leiden dat sommigen nooit meer een behoorlijke baan vinden: de crisis wordt dan een litteken voor de rest van hun leven. Voor de samenleving is het een groot verlies aan economisch potentieel.

Die wisselwerking tussen het sociale en het economische speelt eigenlijk voortdurend in beide richtingen en op alle niveaus.

Te lang wachten op Supermario

Laten we beginnen bij het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De Belgische econoom Paul De Grauwe was een der eersten die opmerkten dat de eurolanden in deze crisis met een handicap streden. Spanje moest een hogere rente betalen op zijn staatsleningen dan de VS of het Verenigd Koninkrijk (VK), ook al had het minder schulden en een kleiner begrotingstekort. De reden, aldus De Grauwe, is dat in andere landen de centrale bank er garant voor staat dat er altijd geld zal zijn om wie geld leent aan de staat ook terug te betalen: de centrale bank kan immers dat geld gewoon drukken. Die garantie is er niet in de eurozone en dus sloeg de paniek op de markten toe. De ECB weigerde immers onbeperkt staatsobligaties van de zwakkere landen te kopen, zoals in de VS of het VK gebeurt. Dat dreef de rente van de zwakkere lidstaten op, en zo ook de spreads, het verschil in rente tussen een bepaald land en Duitsland.

De Grauwes visie was omstreden, maar met recent onderzoek toont hij zijn gelijk aan. Ten eerste blijkt nu dat die grote spreads vooral gebaseerd waren op de angst dat er door het ECB-beleid geen geld zou zijn om de kredietverschaffers van de zwakkere eurolanden te betalen of dat de euro uit elkaar zou vallen. Immers, sinds ECB-voorzitter Mario Draghi halverwege 2012 heeft gezegd dat ‘hij zal doen wat nodig is’ (lees: staatsobligaties van de zwakkere landen onbeperkt opkopen), zijn de spreads enorm gedaald, terwijl de schuldratio’s overal nog zijn toegenomen: de spreads reageren dus kennelijk niet op de fundamentele kenmerken van een economie maar op angst.

Vervolgens toont De Grauwe aan dat het de spread was – en dus de door het ECB-beleid aangewakkerde angst – die de omvang van de besparingen bepaalde. Die omvang van de besparingen op de overheidsbegroting staat dan weer in direct verband met de mate waarin de economie kromp en de werkloosheid en vaak ook de armoede toenamen, zo toonde het Internationaal Muntfonds (IMF) aan. Dat verklaart ook waarom de schuldratio het meest toeneemt in landen die het meest hebben bespaard.


Het verband tussen besparingen aan de ene kant en economische groei en schuldratio aan de andere kant. Bron: De Grauwe en Ji

Het besluit is dus dat het getalm bij de ECB het sociale lijden onnodig heeft vergroot. De Duitse rol daarin kan moeilijk overschat worden. Als de ECB zich anders opstelde dan zijn Amerikaanse tegenhanger, had dat alles te maken met het gebrek aan vertrouwen tussen de lidstaten én het feit dat Duitsland een andere visie heeft op geld. Professor Europese politiek aan de UGent Hendrik Vos erkent dat De Grauwe gelijk heeft gekregen, maar relativeert die overwinning: ‘De eurocrisis is extreem complex. Van veel maatregelen wisten we gewoon niet vooraf of ze zouden werken, juist omdat de meningsverschillen onder economen zo groot waren. Daarom ploetert de politiek met voorzichtige stapjes voorwaarts.’

Besparen onder druk

Het besparingsbeleid waarvoor de EU vanaf 2010 koos, werd dus voor een stuk door het ECB-beleid in de hand gewerkt, maar dat was niet de enige factor. Het communiqué van juni 2010 van de G20, de groep van twintig leidende economieën in de wereld, was duidelijk: ‘Geavanceerde economieën verbinden zich tot een halvering van hun begrotingstekorten tegen 2013 en een stabilisering van hun overheidsschuld tegen 2016.’ De mondiale vrees voor de markten speelde een rol – hoewel landen als de VS, het VK en Duitsland gratis geld konden lenen – maar ideologie evenzeer: de overtuiging dat men nu, meteen, de tering naar de nering moest zetten.

De besparingsijver was het grootst in de EU omdat de rijke lidstaten vreesden dat ze zouden moeten betalen voor de landen met hoge spreads – het wantrouwen tegenover Griekenland was begrijpelijk omdat Athene jarenlang loog over zijn begroting. Door hun hoge spreads konden Griekenland, Portugal en Ierland geen geld meer lenen op de markt en hadden Duitsland en medestanders ook de macht om – in ruil voor hun financiële steun – drastische besparingen te eisen, vaak tegen de wil van de bevolking van de betrokken landen in. Ook landen die minder onder druk van de markten stonden, bespaarden.

Op het eerste gezicht lijkt het logisch dat staten die al onder zware schuldenlasten kreunen, de broeksriem aanhalen. Maar in een crisissituatie – met buurlanden die allemaal tegelijk besparen en banken, ondernemingen en gezinnen die evenzeer onder schulden gebukt gaan en dus niets uitgeven – is de positieve impact op de economie van overheidsuitgaven veel groter dan in normale omstandigheden, zo heeft het IMF in 2012 besloten aan de hand van cijfers over de besparende eurolanden. Een te sterk besparingsbeleid voeren in zo’n context wordt zelfs contraproductief: de economie krimpt sneller dan de schulden, waardoor je geen stap verder komt in de sanering van de overheidsfinanciën, maar wel zet druk op de economische activiteit, en knaagt aan banen en sociale uitkeringen.

Ook wat je niet doet, heeft gevolgen

Dezelfde ketting van gevolgen geldt voor andere beslissingen die de Europese politici nemen of juist niet nemen. Als de sterkere eurolanden weigeren om hun kredietwaardigheid te delen met zwakkere landen, door samen schulden aan te gaan (de zogenaamde euro-obligaties), dan leidt dat ertoe dat zwakkere landen hogere rentes moeten betalen. Waardoor er minder overblijft voor sociaal beleid of het stimuleren van de economie.

Dat geldt ook voor de manier waarop de inspanningen verdeeld worden om het economische onevenwicht dat is ontstaan in de eurozone weg te werken. Duitsland is het enige land waar de reële lonen daalden tussen 2001 en 2007 – daardoor slaagde het land erin zijn kosten zo laag te houden dat het internationaal erg competitief bleef. Zo bouwde het ook een groot handelsoverschot op tegenover een aantal vooral zuidelijke eurolanden. Vroeger kon zo’n situatie verholpen worden door muntdevaluatie in de zuidelijke landen. Sinds de euro kan dat enkel door de reële loon- en prijsverschillen weg te werken. Alle lidstaten maar vooral Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje (PIIGS) zijn dus genoodzaakt hun reële lonen te laten dalen, tenzij Duitsland de teugels wat viert en zijn lonen wat laat stijgen.

Als de inspanningen enkel van de PIIGS moeten komen, zullen deze landen langer in een krimpende markt en dus in een soort van depressie moeten leven. Met alle sociale en politieke gevolgen van dien.

Frank Vandenbroucke, tegenwoordig hoogleraar aan de universiteiten van Leuven, Antwerpen en Amsterdam: ‘Als Duitsland daarop weinig toegeeft, is dat te wijten aan het wantrouwen tussen de lidstaten. In het Duitse politieke establishment is er geen meerderheid voor. Zij willen geen afspraken maken waarvoor vertrouwen in de ander nodig is.’

Het Europees vakverbond (EVV) stelt ook grote vragen bij het gevoerde arbeidsmarktbeleid. ‘De EU zegt dat ze inkomensongelijkheid wil tegengaan, maar overal stuurt ze aan op de afbouw van collectief onderhandelen of het makkelijker maken van ontslag en atypische contracten’, zegt Stefaan Clauwaert van het onderzoeksinstituut van het EVV. In een recent rapport toont het instituut aan dat er een samenhang is tussen de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) en inkomensongelijkheid: in landen waar een groter deel van de werkende bevolking onder cao’s valt, is er minder ongelijkheid. Zelfs de OESO erkent nu dat zo’n beleid wel leidt tot meer banen, maar mogelijk ook tot meer ongelijkheid en meer armoede.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.