Gie Goris was van december 1990 tot september 2020 voltijds actief in de mondiale journalistiek, eerst als hoofdredacteur van Wereldwijd (1990-2002), daarna als hoofdredacteur van MO* (2003-juli 20
De koloniale tentoonstelling
Ze hebben u waarschijnlijk ook aangekeken, van op affiches en vanuit dag- en weekbladartikels. Met hun grote, gemaquilleerde ogen en hun opvallend blauwe lippen hebben de Wodaabe volle zalen getrokken. Ze waren gedurende de maand maart ‘artists in residence’ in het Antwerpse Zuiderpershuis.
Gie Goris . 1 mei 1998
In een uitvoerig gesprek met Madina Abayi en Njouro Gorse Agalle benadrukken beiden dat Wodaabe trotse mensen zijn. Onafhankelijke mensen ook: mannen zowel als vrouwen staan op eigen benen en leven met elkaar zolang ze daarvoor kiezen en niet omdat ze afhankelijk zouden zijn. Hoe het leven tussen mannen en vrouwen dan eigenlijk verloopt, wou ik weten. ‘Dat kunnen we niet vertellen’, was het antwoord, ‘dat behoort tot onze cultuur.’ Een gelijkaardig antwoord kwam er op vragen over de liefde, over het functioneren van ouderlingen in de gemeenschap, over geneeskrachtige kruiden, over het doorgeven van kennis. ‘Kom maar eens op bezoek voor een paar weken, dan kan je bij ons zitten en kijken. Zo leer je iets over onze cultuur. Maar vraag ons niet om te verwoorden wat we niet mogen uitspreken.’ De twee gesprekspartners schrikken ook als ik hen vraag naar hun muziek. ‘Muziek is iets van de stad, van de bars. Wij maken geen muziek, wij reciteren verzen.’
In de perstekst van het Wodaabe-project is er sprake van zangers en dansers, van artiesten met grote naam en faam. Nochtans zijn de vijftien mensen die door het Zuiderpershuis werden samengebracht gewoon herders. Mannen en vrouwen die weigeren om in de stad te wonen, die hun kinderen niet naar school willen sturen, kortom die geen heil zien in de moderne wereld. Ze werden in Antwerpen een maand lang als zangers-dansers (’s avonds) en als marktkramers-ambachtslui (overdag) opgevoerd, om hun vreemde en intrigerende tradities op een podium te kunnen zetten en hun aanwezigheid in een kunstencentrum te kunnen verantwoorden. Wellicht onbedoeld voedt men zo het stereotype beeld van ‘le bon sauvage’, de onbespoten Afrikaan die nog in pure harmonie leeft met de harde natuur. Er is niets uitdagends aan de presentatie van de Wodaabe-levenswijze in het kader van een podiumoptreden: er is water en wijn tijdens de pauze, de temperaturen zijn onder controle, de belichting doet de vrouwelijke schoonheid van de mannen nog wat sterker uitkomen en de verscheurende ruzies tussen familieleden die voor de stad kiezen om te overleven en zij die bij de kuddes zweren, komen niet ter sprake.
Madina Abayi vat de kern van het Wodaabe-zijn samen in vier delen: ‘De ouderen respecteren, weten hoe je in de brousse moet leven, weten hoe je watertekort overleeft en houden van de dieren.’ De dansen, rituelen en verzen die getoond werden, moeten in dat kader beleefd worden of ze verliezen hun betekenis. Pas als er Wodaabe zijn die uit eigen beweging en vanuit een innerlijke behoefte met die tradities eigen kunst gaan creëren, wordt het zinvol om die muziek, dat theater, die lichaamskunst op een Europees podium te zetten. Tot dan zijn er wellicht betere manieren om te vertellen over het leven van de Wodaabe en om op te roepen tot steun voor hun bedreigde bestaan en cultuur.
In de perstekst van het Wodaabe-project is er sprake van zangers en dansers, van artiesten met grote naam en faam. Nochtans zijn de vijftien mensen die door het Zuiderpershuis werden samengebracht gewoon herders. Mannen en vrouwen die weigeren om in de stad te wonen, die hun kinderen niet naar school willen sturen, kortom die geen heil zien in de moderne wereld. Ze werden in Antwerpen een maand lang als zangers-dansers (’s avonds) en als marktkramers-ambachtslui (overdag) opgevoerd, om hun vreemde en intrigerende tradities op een podium te kunnen zetten en hun aanwezigheid in een kunstencentrum te kunnen verantwoorden. Wellicht onbedoeld voedt men zo het stereotype beeld van ‘le bon sauvage’, de onbespoten Afrikaan die nog in pure harmonie leeft met de harde natuur. Er is niets uitdagends aan de presentatie van de Wodaabe-levenswijze in het kader van een podiumoptreden: er is water en wijn tijdens de pauze, de temperaturen zijn onder controle, de belichting doet de vrouwelijke schoonheid van de mannen nog wat sterker uitkomen en de verscheurende ruzies tussen familieleden die voor de stad kiezen om te overleven en zij die bij de kuddes zweren, komen niet ter sprake.
Madina Abayi vat de kern van het Wodaabe-zijn samen in vier delen: ‘De ouderen respecteren, weten hoe je in de brousse moet leven, weten hoe je watertekort overleeft en houden van de dieren.’ De dansen, rituelen en verzen die getoond werden, moeten in dat kader beleefd worden of ze verliezen hun betekenis. Pas als er Wodaabe zijn die uit eigen beweging en vanuit een innerlijke behoefte met die tradities eigen kunst gaan creëren, wordt het zinvol om die muziek, dat theater, die lichaamskunst op een Europees podium te zetten. Tot dan zijn er wellicht betere manieren om te vertellen over het leven van de Wodaabe en om op te roepen tot steun voor hun bedreigde bestaan en cultuur.
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2790 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Reportage
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws