De queeste van Fernando Alvim

Wit. Babyhoofden steken door de bodem van een ziekenhuisbed. ‘Een bed waarop kinderen zonder verdoving een been werden geamputeerd.’ Wit. Rolstoelen rond een met tralies ingepakt aquarium met zeven kleine piranha’s. Wit. De geschiedenis van Angola’s dertigjarige oorlog. Met pijnbeelden breekt Fernando Alvim door het verdovende wit van het vergeten. Onlangs op een tentoonstelling in het Antwerpse MuHKA. En onder vier ogen in zijn Brusselse atelier.
‘Mijn ouders werden allebei in Portugal geboren maar verhuisden na hun huwelijk naar Angola. Zij bleven daar wonen, ook na de onafhankelijkheid, ook tijdens de oorlog. Ikzelf had als kind het gevoel dat ik buiten de tijd leefde. Alsof mijn leven niet werkelijk was.’

Verloren tijd?

‘Er werd mijn generatie veel tijd afgenomen maar de oorlog gaf mij een andere band met de tijd. Door de oorlog ging ik ook beseffen dat ik niet tot een natie behoor. Mijn begrip van een natie werd intiem en elastisch. De oorlog en het inzicht in het functioneren van staten, sloegen een bres in de ozonlaag van mijn zekerheden. Mijn nationaliteit werd een broze nationaliteit. Nationaliteit baseert zich al zo lang op abstracte vooronderstellingen, op geweld, op het niet aanvaarden van de ander. Zo gaan volkeren zeggen wat ze ‘eigen’ hebben. Het is nog een kleine stap om te besluiten dat -ik zeg maar iets- de Duitsers meer recht op leven hebben dan de Portugezen. Mensen markeren tot op vandaag hun nationaliteit met grenzen, ze noemen zich ‘staatsburgers’. Maar die gedachten zijn gedoemd om tot een ruïne te vergaan. Door de oorlog in mijn land werd voor mij de idee dat ik tot Angola behoorde vluchtig als gas, als luchtbellen, ongrijpbaar. Ik ‘behoorde’ tenslotte tot een Afrikaans land waarvan Europeanen de grenzen vastlegden. Een land met Europese instellingen, beschaafd en bekeerd door het christendom en na de onafhankelijkheid bestuurd door een marxistisch-leninistisch regime. Die duidelijke lijnen werden door de oorlog verbrijzeld. De Angolese ruimte, het Angolese territorium, de emotionele staat van de Angolezen vormden een uiterst hedendaagse, moderne, hybride creatie. Een geavanceerde notie van het begrip ‘natie’. ‘


Zijn die gedachten lichter gaan wegen door voortdurend op reis te zijn tussen Europa en Afrika?

‘Wie kent Antwerpen het best: zij die er altijd blijven wonen of zij die van daaruit veel reizen? De zaken worden niet eenvoudiger door veel te reizen. Wat ik vandaag voel in België, voelde ik al aan in Angola. Daar was het vooral de tijd die reisde. De reis van het koloniale, door het christendom getekende Angola naar een marxistisch-leninistische regime, ging veel sneller dan dezelfde geschiedenis in Europa. In Angola kwam dat van de avond op de morgen. Ik maakte de reis van Afrika naar Europa al in Angola. Ik werd vooral uitgedaagd om een nieuwe samenhang te vinden, om de herinneringen te registreren en te leren kijken in een spiegel.’

En wat vertelt die u?

‘Dat ik niet één iemand, maar velen ben. Dat ik niet één maar vele, wisselende identiteiten heb. Dat ik mij moet hoeden voor mensen die mij vragen: ‘Wie ben je?’. Want iemand willen identificeren, heeft iets onverdraagzaams. Het is proberen mensen te herleiden tot één identiteit, zodat de vrager duidelijker ziet wie hij zelf is of niet is. Mij interesseert het niet zo sterk te kunnen zeggen wie ik ben. Ik ben een verloren en ondefinieerbare mens, ik situeer mijzelf nergens, ik ben niet iets stabiels. Fernando Alvim werd een stuk geschiedenis van de wereld, een mens die het bewustzijn van zekerheid en stabiliteit verloor. Ik hou van dit vacuüm. Alles is onzeker. Geeft een land, een huis, een paspoort jou zekerheid? Dat wij onszelf kunnen zijn, dat wij kunnen leven en kunnen bewegen, dat zijn de enige zekerheden. Alle andere standpunten zijn pogingen om schijnzekerheden vorm te geven. Ik ben ik niet. Ik ben mijzelf niet. In mij leeft wel een mogelijkheid van mijzelf. Ik ben de samenvoeging van de inspiratie die anderen voor mij betekenen. Die anderen, de wetten, het klimaat en het geografische midden waarin wij leven, vormen een deel van mijzelf. Er zijn slechts ogenblikken van autonomie. Van tijd tot tijd zijn wij spiritueel autonoom. Dan zijn wij onszelf.’

Zoals in een kunstwerk.

‘Kunst bevrijdt mij uit mijn kluisters. Net als de taal. Je kan naar een fado luisteren en ervan houden zonder er een woord van te begrijpen. Kunst en taal zijn als nieuwe vergezichten. Niemand van ons is op de maan geweest, maar we kunnen er wel gedichten over schrijven. Verbeeldingskracht. Vluchtig. Als gas.’

Ik hou nog meer van een fado als ik de woorden ook begrijp. Op uw Antwerpse tentoonstelling ‘Memórias Intimas Marcas’ werden sommige mensen gechoqueerd door de beelden. ‘Onbegrijpelijk, weerzinwekkend…’ Gaat de betekenis zo niet verloren?


‘Wat mensen niet begrijpen, moet je niet noodzakelijk uitleggen. Misschien moeten de mensen leven met hun onbegrip voor de dingen. Iets is niet minder goed omdat wij er niets van begrijpen. Soms zijn wij gewoon niet goed geplaatst om dingen te begrijpen. Elke mens moet zijn eigen zoektocht ondernemen om dichter bij een kunstwerk te komen. Mijn uitleg schept een betekenis waarmee mensen tevreden kunnen zijn maar ik zou liever verwarring zaaien door aan de museumbezoekers rechtuit te vragen welke betekenis het kunstwerk voor hen heeft. Of sterker nog, door hen te vragen welke betekenis zij aan hun leven geven. Ik kan mij niet onderwerpen aan het geweld van een westerse cultuur die me wil vergelijken met een Renoir of een Matisse. Ik wil niet gaan oefenen om op een perfecte manier bloemen te schilderen. Ik wil mij laten aangrijpen door de wereld.’

Of door een oorlog zoals in ‘Intieme herinnering, sporen’, uw kunstproject dat in Angola, Zuid-Afrika en onlangs ook in Antwerpen te zien was. Sporen van een vergeten oorlog, van Angola.

‘Vergeten is een integraal bestanddeel van de herinnering. Het is vaak sterker dan onze herinnering. Wij vergeten uit eigenbelang. Daarom moeten wij voor ons geheugen op onze hoede zijn. Wie de waarheid over een oorlog wil weten, moet geen vragen stellen aan de soldaten, maar aan de moeders, aan de kinderen. Daarom zoek ik sporen naar ‘intieme herinneringen’ waarin een mens vrijuit, waarachtig en vanuit zijn oorspronkelijke aanvoelen spreekt. Wie spreekt ‘in naam van’, zelfs in naam van een groep van vijf personen, staat bij mij onder zware verdenking. Zouden vijf mensen hetzelfde denken? Wie dat beweert, is even onverdraagzaam als iemand die met aandrang wil weten ‘Wie ben jij?’.’


Onverdraagzaamheid en vergeten hebben beide van doen met geweld.

‘Kijk naar de Europese geschiedenis met Afrika. Het Europese geheugenverlies omtrent Afrika is zeer groot. Afrika vergat veel minder van Europa. Afrika absorbeerde bewust en onbewust vijf eeuwen Europese geschiedenis. In Mali zie je Europese wijken en steden. Abidjan is een Europese stad, Douala is een Europese stad. Toch gedraagt Europa zich afstandelijk tegenover Afrika.’

Was het geweld van de geschiedenis voelbaar in Angola?

‘Ik beleefde dat geweld in elkaar overlappende lagen. De Angolese geschiedenis is verstrengeld met de wereldgeschiedenis. De Portugese kolonisatie, de broederstrijd onmiddellijk na het uitroepen van de onafhankelijkheid, het cynische spel van de Koude Oorlog, de apartheid in en buiten ons land. Dat alles vormde de inzet van de strijd in Angola. In onze wijk van de hoofdstad Luanda wijzigden de straatnamen op korte tijd drie keer. Van San Andres over Vasco da Gama tot Karl Marx. In een stad die op enkele jaren zo radicaal verandert, is het geweld inherent aanwezig. Reken daarbij nog mijn jeugdjaren met nét niet te weinig eten, de avondklok, de burgeroorlog in de straat. Vrienden die verdwijnen. Vrienden die naar het front gaan. Oorlog. Ik moest later leren dat geweld in mij te bedwingen. Als kind werd ik door mijn vader veel geslagen. Nu ik zelf vader ben, sla ik mijn kinderen nooit. Nooit. Ik legde mij erop toe om zelfs geen dreigende vinger naar hen uit te steken. Nooit. Ik spreek heel veel, ik zég wat goed en slecht is, maar ik sla nooit. Ik ben nog gewelddadig in mezelf maar tracht dat geweld te beheersen. Ik ben bang om mijn agressie naar buiten te brengen, met mijn kunst kan dat.’

Een Angolees vertelde me ooit dat hij ‘schaamte’ voelde voor de aanslepende oorlog.


‘Ik niet. Schaamte wil ik zien bij de landen die betrokken partij zijn in de Angolese tragedie: Europa, de Verenigde Staten en Rusland. Ik kan mezelf niet afzonderen met de verantwoordelijkheid voor die schaamte. Ik voel geen schaamte maar verdriet. Schaamte is een bijna ‘verplichtend’ gevoel. Het leidt tot het aanvaarden van een zekere onderwerping. De kolonisatoren voelden geen schaamte over het feit dat ze een land of een continent koloniseerden. Zonder schaamte beweerden mannen dat ze een ‘noodzakelijke’ oorlog voerden. Ik zou niet weten waarom Angolezen meer schaamte moeten voelen dan Belgen die vandaag vaststellen dat de moord op Patrice Lumumba niet zo toevallig was. Terwijl Europeanen hun twee wereldoorlogen maar blijven herdenken, stierven er de jongste decennia elf miljoen Afrikanen aan aids. In de komende kwarteeuw zullen dat er nog eens 25 miljoen zijn. Zonder dat de wereld schaamte voelt.’

Uw kunstenaarsverdriet lijkt allesbehalve sentimenteel.

‘De ingehouden woede en het geweld zijn in Angola enorm. Dat maakt mij triestig. Het is onaanvaardbaar dat de wereld geen kansen gaf aan een potentieel rijk land, met een regering van zwarten en blanken, met een half dozijn goede leiders en een half dozijn poëten. In Kosovo stond heel de wereld klaar om bij te springen. Angola werd onafhankelijk en er was niemand om eraan te herinneren hoeveel slaven er waren gedeporteerd, hoeveel analfabeten er op dat moment in het land waren. Niemand zei toen: ‘Wij gaan samen dat land heropbouwen.’ Niemand. Niemand.’

Graven naar het pijnlijke verleden hoort bij de herinnering?

‘Ik stam uit een cultuur van een voortdurende staat van paraatheid, van agitatie en waakzaamheid. Ik ben voortdurend attent op mijn eigen bewuste en onbewuste bewegingen. Mijn werk lijkt op dat van psychologen…’

…die zeggen dat een mens zichzelf niet kan redden maar daarvoor anderen nodig heeft.


‘Ik geloof niet eens dat wij van iets gered moeten worden. Elke mens heeft de vrijheid om zichzelf ten diepste te bevragen over de betekenis van verlies of vereenzaming. Ik heb niet noodzakelijk een ander nodig om mij te redden. Herinner je: ik ben niet één, maar velen. In ons hoofd wonen personages die een eigen leven leiden. Die sluimerende schizofrenie vergemakkelijkt ons leven. Hoeveel gevangenen waren niet veel helderder van geest toen ze vrij kwamen? Gevoeliger voor en bewuster van zichzelf? Maar ik besef langs de andere kant ook wel dat de anderen wezenlijk zijn voor ons bestaan. Zonder de anderen zijn wij niets. Ik maakte vorig jaar op een evenement in Gent een glazen huis. Een soort kerk, zonder God of priesters, met een spiegel als vloer. Je stapt erin met niets in je handen, geen godsdienst, geen zekerheid. Enkel de spiegel op de grond. Via de spiegel zie je het dak, afgesloten met plexiglas. Maar van aan de overkant kan een ander mij wel zien. Als ik naar die ander kijk, weet ik dat ik besta. Dan weet ik: samen leven wij, samen zoeken wij. Wij ontmoeten elkaar en die ontmoetingen maken we niet, die worden ons gegeven. Voor mij is het leven een boottocht zonder kompas.’

Zo had Vasco da Gama nooit geschiedenis gemaakt.


‘De geschiedenis gaat vooruit, ze keert terug, ze zwaait naar links, naar rechts, ze draait rond in spiraalbewegingen, in cirkels. Alles is in beweging. Wij bewegen als mensen op de maan, in het luchtledige. Maar het heeft een zin. Wij leven in een permanente staat van ontdekking. Soms grijpen mensen strategieën aan die voor hen een betekenis lijken te scheppen. Maar ook die zijn vluchtig, als mengsels van gas en vloeistof. De vloeistof neemt de vorm aan van de vorm waarin ze gegoten wordt, het gas niet. Ik balanceer altijd tussen vloeistof en gas. De grond wordt doordrenkt met regen en nadien verdampt dat weer. Zo beweegt ook mijn leven.’

Zijn er voor zo’n ongrijpbaar individu nog vlaggen of idealen die er toe doen?

‘Ook idealen moeten evolueren en flexibel zijn. Ik hou van idealen als ze mee veranderen met de tijd en omgeving. Ik voel meer voor de vloeibare idealen van Gandhi en Mandela dan voor de gestolde ideologie van het marxisme. Gandhi en Mandela namen de vorm aan van de bekers waarin ze gegoten werden. Dat is het leven. Vloeibaar én vluchtig.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.