De queeste van Germain Dufour

Een halve bekende aan deze kant van de taalgrens, een legende aan gene zijde. Germain Dufour is een kapucijn die Ecolo-senator werd en zich kandidaat stelde op een lijst van de Parti Communiste. Met blote voeten in sandalen schopt hij Luik een geweten. Wat drijft een mens om alles op te geven en daardoor nog gelukkig te worden ook?
‘Afspraak in de Rue Volière.’ Ik stel me onmiddellijk een straat voor als die waarin ik woon: mijn buren houden er namelijk ook volières op na, met vogels van alle kleuren en melodieën. Een kapucijn -een spirituele ergenaam dus van Franciscus van Assisi- die woont in een straat vol vogelkooien, het is een contradictie. Maar ja, een mens kiest de naam niet van de straat waarin hij terecht komt.

De Rue Volière heeft echter niks van een kleinburgerlijke Kempische straat. Het steegje valt steil naar beneden, recht de Luikse binnenstad in. De auto’s worden er op z’n Italiaans geparkeerd, de huizen staan er te koop. ‘De stad wou de hele wijk tegen de vlakte, om er een snelweg doorheen te trekken. Daartegen hebben we ons jarenlang verzet, mét succes. Nu verkoopt de stad de huizen en wordt er druk gerenoveerd.’ Germain Dufour en Angelo, zijn hond, leiden ons rond in de wijk waarin Dufour leeft en werkt. Dertig procent van de gerenoveerde huizen en appartementjes blijven voorbehouden voor de armsten. Het is Dufour wat weinig, maar hij beseft dat het veel meer is dan in veel andere steden. De groepen waarmee hij vecht voor een menselijke en leefbare stad zijn coalities van intellectuelen, welgestelde burgers én zijn huisgenoten: thuislozen, drugsgebruikers, kortom gebroken en gemarginaliseerde mensen.

De vervallen basisschool waarin Dufour samenleeft met zo’n twintigtal companen is een doolhof van kamertjes, keukens en trappen. Op één van de trappen zijn vier betonnen zetels gemetseld: ‘Onze bioscoop’, lacht hij en hij wijst naar het tv-toestel dat tegen de muur gemonteerd werd. De échte trots van de bende van de Volière ligt een beetje hogerop in de straat. De ‘Chapelle Saint-Roch en Volière’ is een kerkje dat dateert uit de helft van de zestiende eeuw. De Alexianen vingen er pestlijders, epileptici, geestelijk gestoorden, kunstenaars en ander uitgestoten volk op. ‘Hier hebben we geregeld een viering’, zegt Dufour als hij midden in de kapel plaatsvat. ‘Wekelijkse vieringen, interreligieuze huwelijken, plechtige trouwbeloftes van lesbische of homoseksuele koppels, dergelijke zaken.’ Op het oksaal verblijft momenteel aan één kant een Marokkaanse man, aan de andere kant logeren twee Canadese meisjes. In het schip van het kerkje staan een koran, een franciscaans kruisbeeld, een joodse zevenarmige kandelaar. ‘Als mensen in deze ruimte iets uitspreken, krijgt het vanzelf meer kracht en waarde’, weet Dufour. ‘Mensen hebben behoefte aan dergelijke sacrale plekken. Ook als het plaaster naar beneden valt en als het orgel niet meer werkt.’

Terug in de basisschool, zitten we in het overdadige winterlicht, aan een lange kloostertafel. De grote ruimte is gevuld met gekregen materiaal en zelfgekweekte planten. En met gastvrijheid. Keer op keer onderbreken we ons gesprek om handen te schudden en te informeren hoe het gaat met de bijgekomen gasten. Dat medemenselijkheid mooier kan zijn dan dure esthetiek is hier bijna fysiek voelbaar. Daarin ligt ook de grond van Dufours roeping. ‘Ondanks -of misschien juist omwille van- mijn katholieke opvoeding en omgeving was ik op religieus gebied verlamd. Ik ben dus niet in het klooster gegaan omdat ik verlangde naar de rituelen of de religieuze spiritualiteit, maar omdat ik kennisgemaakt had met Franse priesters die als arbeiders werkten, die het evangelie op een radicaal sociale manier in de praktijk brachten. De sociale strijd opende voor mij het evangelie dat door de kerk gesloten werd gehouden. Uiteindelijk heb ik dan ook aanvaard om priester te worden, al was het maar omdat de woorden en daden van een pastoor binnen de kerk meer gezag hebben dan die van een simpele broeder.’



Niet echt een roeping, dus, maar een strategische keuze?

Dufour pulkt de schil van een mandarijntje en mompelt iets van bevestigende strekking. ‘Ik ben niet in staat tot formalisme’, zegt hij dan. ‘Vraag mij niet om vijfmaal per dag gebeden te reciteren die door anderen bedacht zijn. Maar doorheen de dingen die ik doe en vooral door de mensen die ik ontmoet heb ik minstens vijfmaal per dag een intense ervaring van de aanwezigheid van Jezus in mijn leven. Alleen is zo’n ervaring niet leverbaar op commando of bestelling. Vanmorgen kwam hier een man aangewaaid, volkomen radeloos. Ik kan zo iemand perfect vertellen bij welke sociale dienst hij terecht kan, welke rechten hij heeft, welke papieren hij in orde moet brengen. Dat doe ik natuurlijk ook. Maar zodra die man tegenover mij zat, zag ik in hem een icoon van Christus, een aangezicht van het goddelijke. Op dat moment speelt mijn drukke agenda geen rol meer. Iemand is naar mij toegekomen en ik moet daarop antwoorden, toch? Dat is, voor een heiden als ik, mijn mystieke gebed.’

Op mijn vraag of hij die inspiratie makkelijk deelt met zijn huisgenoten, antwoordt Dufour van niet: hij is geen zieltjesjager. ‘Het enige christelijke symbool in deze kamer is dat arduinen kruis.’ Hij wijst naar een nis in de muur. ‘Gekregen van een aannemer die in Luxemburg en kerkhof moest ontruimen om er een parking van te maken. Maar die man kreeg het niet over zijn hart om al die kruisen -voor hem telkens een symbool van een mens die alles gegeven had om de wereld te redden- te vernielen. De dood is trouwens heel aanwezig in deze milieus van druggebruikers en daklozen en ze vormt vaak de aanleiding hier in huis om over God of de religieuze betekenis van het leven te praten.’



Gelooft u in een leven na de dood?

‘Eigenlijk is het hele hiernamaals niet mijn sterke kant, ik ben gespecialiseerd in het heden. Maar ik geloof wel dat het leven voorafgaat aan de geboorte en duurt na de dood. Elke mens is een splinter van Gods energie, een vonk van het goddelijke vuur. Ik zie het leven als een fase waarin elke mens de kans krijgt om bij te dragen aan een kosmische harmonie en om zorg te dragen voor de schepping.’ Plots onderbreekt Dufour zijn bijna mystieke gedachten en klapt hij hard in zijn handen. Junior, de poes, heeft zich hoog in een kamerplant gehesen en dat is niet naar de zin van de voormalige Ecolo-senator. Een medebewoner plukt de kat van tussen het lover, de rust keert weer. ‘Het leven is heilig en dat is op een ontstellende manier bevestigd door de menswording van God, die de ‘condition humaine’ uitkoos om zich tenvolle te realiseren.’



Romantiseert u de mens toch niet? U wordt toch ook wel eens ontgoocheld door de zwakheid of zelfs de slechtheid van de mensen?

‘Zelden. Het gebeurt, maar al heel snel realiseer ik me dan dat ik me niet kwaad moet maken op de mens, maar op de structuren die hem gekneed hebben. We hebben hier ooit een jongen opgevangen die zo verschrikkelijk agressief en gewelddadig was, dat het ook voor mij op een bepaald moment niet meer te harden was. Hij vernielde dingen en mensen, alles wat op zijn weg lag. In een dronken bui vertelde hij waar al dat geweld vandaan kwam: als kind kreeg hij veel slaag en nam hij vaak zijn toevlucht tot het hondenhok, omdat zijn stiefvader dan geen hand meer naar hem durfde uitsteken. Als je weet dat zo’n jongen bij de hond moest slapen om zijn lijf te redden, dan begrijp je zijn destructieve gedrag toch veel beter.’



Wat heeft een mens nodig om altijd weer het geduld op te brengen om te luisteren en te herbeginnen?

‘Tijd. Wij willen altijd te snel gaan. Ook als je iemand wilt bevrijden, moet je hem de tijd geven om dat zelf te doen, op zijn eigen tempo. Bovendien moeten we beseffen dat onze papieren samenleving die iedereen wil registreren, administreren en controleren voor een aantal mensen verstikkend werkt. Wie in de problemen zit, krijgt een vorming aangeboden, of een gemeubelde kamer of financiële begeleiding door een maatschappelijk werker. Terwijl het voor sommigen gewoon een kwestie is van ruimte voor hun nomadische ziel. Neem Dominique.’ De twintiger zit in de zetel en kijkt niet op. Een andere jongeman zit naast hem en plukt aan de snaren van een elektrische gitaar. Gelukkig is er geen versterker in de buurt. ‘Hij komt er niet uit. Geraakt niet af van de drugs. Voor hem is het belangrijk dat hij kan trekken en ontdekken. Hem moet je geen vast werk geven, maar ruimte. Wij denken te veel in een monocultureel schema, terwijl een gezonde samenleving plaats moet hebben voor diversiteit. Naast individuele mensen bestaan er mensen die in stamverband willen leven. Naast Belgen met een steen in hun maag, zijn er Belgen met vleugels om te vliegen. Die diversiteit aanvaarden is belangrijk, want wie niet past in het plaatje geeft juist een aanzet tot het oplossen van problemen die ook de meerderheid ervaart.’



Past u in het plaatje van de kerk?

‘Wat de kerk betreft heb ik nogal geluk gehad. Het bisdom Luik heeft me altijd gesteund in de overtuiging dat de kerk méér is dan het samenbrengen van de gelovigen, dat we ook aandacht moeten hebben voor het waaien van de geest buiten onze eigen kring. Zelfs mijn politieke engagement in Ecolo heeft nooit voor écht grote problemen gezorgd, ook niet bij de kapucijnen. Toch heb ik een zwaar conflict gehad met mijn medebroeders. De aanleiding was de verkoop van een klooster in Mons aan de hoogste bieder. Met andere woorden: in plaats van de gebouwen ter beschikking te stellen van de armsten, speelt de orde het spel van de vastgoedspeculatie. Dat vind ik onaanvaardbaar, zeker als dan blijkt dat het geld moet dienen om een huis in Banneux uit te breiden. De armen betalen dus de religieuze maskerade van de burgerij.’



Zo geduldig als u bent met de marginalen, zo onwrikbaar bent u voor uw medebroeders?

‘Inderdaad. Toen die verkoop effectief gestemd werd op een bijeenkomst van de orde, heb ik geweigerd om in het klooster te slapen. Ik ben bij de daklozen op de trappen vóór de kerk gaan liggen. Is dat onredelijk? Ik heb in Luik dertig jaar gevochten tegen grondspeculatie, dan kan ik mijn ogen toch niet sluiten als mijn eigen orde zich daaraan bezondigt.’

Op één van de huizen die Germain Dufour en zijn vrienden konden redden van de sloophamer, prijkt een terracotta tegel waarop het verhaal van Franciscus en de wolf van Gubio afgebeeld staat. Het is zowat de enige referentie naar de romantische Franciscus die ik aantref. Niks geen romantiek, verbetert Dufour. Geen halfzacht verhaaltje over de vriendelijke monnik die met de dieren kon spreken. ‘Het verhaal gaat over de angst van mensen voor het onbekende en voor de andere. Franciscus praat niet met de wolf, maar met de mensen. Hij maakt hen duidelijk dat ze de wolf niet moeten proberen uithongeren of vermoorden, maar dat ze hem eten moeten geven en dat het gevaar dan vanzelf verdwijnt. In deze wijk doen we dat: we geven de onbekende en bedreigende marginalen een naam en plaats. Dat is beter voor iedereen.’

Eenmaal op dreef over Franciscus, is hij niet meer te stuiten. ‘Wist jij dat Franciscus vriendschap gesloten heeft met sultan Abdelmalek? Dat zijn mooiste gebeden geschreven zijn na zijn maandenlange verblijf bij de moslims? Naturlijk niet, want de franciscanen praatten liever over de bloemetjespater dan over een mysticus die ook de schoonheid van de islam inzag. Idem dito voor zijn keuze om -totterdood- bij de melaatsen te leven. Iemand die ervoor kiest om zijn hele leven te geven voor de armen is veel verontrustender voor de gevestigde orde dan iemand die wat geld geeft aan die armen.’ Ze klinken niet overtrokken uit zijn mond, maar toch vallen er tijdens het gesprek heel wat grote woorden. Verzet, utopie, macht. Voelt hij zich niet een beetje een anachronisme? Een restant van de militante jaren zeventig die verdwaald is in de gefragmenteerde jaren 2000?

‘Ik voel me soms wel wat alleen, dat is waar. Er zijn niet zo gek veel mensen die de stap zetten om radicaal te breken met hun makkelijke leven. Maar er zijn wél veel mensen die op één of andere manier hun bijdrage willen leveren opdat wij onze keuze zouden kunnen volhouden. Mensen schrijven of bellen om ons een hart onder de riem te steken. Anderen zorgen ervoor dat we op het einde van de maand toch weer de eindjes aan elkaar geknoopt krijgen. Weer anderen maken dat de meest onwaarschijnlijke projecten toch gerealiseerd worden. Zo is het feit dat we nu in deze oude basisschool wonen mogelijk gemaakt door tussenkomsten van zowel koningin Fabiola als de bisschop van Luik, die het absolute njet van de kerkfabriek konden omkeren. Helemaal alleen ben ik dus niet.’



Is het die steun uit onverwachte hoek die u toelaat om te blijven dromen?

‘Ik droom niet, dat is te zacht en te wollig voor mij. En te individueel. Ik werk aan een betere toekomst voor en vooral samen met deze mensen. Noem het voor mijn part een utopie, een toekomstvisie die we met onze eigen handen proberen waar te maken. Ik hou dit nu al dertig jaar vol, omdat ik kracht put uit het evangelie en uit een permanente bezinning over de natuur.’ Buiten de grote ramen van de living dampt de stad en er is nauwelijks iets te ontdekken dat een mens meteen aan natuur doet denken. ‘De natuur in de kosmische zin is een fenomenaal spektakel. Napalm of zure regen zijn niet sterk genoeg om haar kracht te breken. Dat vind ik geruststellend.’

Het is middag als ik terug door de Rue Volière loop, het ‘milieu’ waarvoor Germain Dufour vecht. Op de hoek, in het huis waar hij jaren geleden begon te werken, staat een eeuwenoude vitrinekast, waarin Jezus zijn plaasteren handen beschermend uitstrekt over de kinderen. ‘We hebben deze volksdevotie uitdrukkelijk willen behouden’, zegt Dufour, ‘al hebben we er enkele vlaggen bijgeplaatst: de Tibetaanse, de Koerdische, de Baskische, de Sahraoui. Al wie klein is en bedreigd wordt, verdient goddelijke bescherming, niet?’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.