De rol van de 'société civile' in opstandig gebied

Congo kent momenteel één van de moeilijkste momenten uit zijn geschiedenis. Sinds het laatste trimester van 1996 zijn er twee zogenaamde bevrijdingsoorlogen geweest in de Democratische Republiek Congo : een eerste heeft het Mobuturegime verjaagd en de A.F.D.L., de Alliance des Forces Démocratiques de Libération, van Laurent Désiré Kabila, aan de macht gebracht.
I. POLITIEKE, ECONOMISCHE EN SOCIALE TOESTAND

1. POLITIEK

Congo kent momenteel één van de moeilijkste momenten uit zijn geschiedenis. Sinds het laatste trimester van 1996 zijn er twee zogenaamde bevrijdingsoorlogen geweest in de Democratische Republiek Congo : een eerste heeft het Mobuturegime verjaagd en de A.F.D.L., de Alliance des Forces Démocratiques de Libération, van Laurent Désiré Kabila, aan de macht gebracht. De tweede barstte los in augustus 1998 en wil dezelfde Kabila van de macht verdrijven.

Die tweede oorlog is nog niet afgelopen. De helft van de provincies Bas-Congo, Bandundu, Kinshasa, een deel van de Evenaarsprovincie, van Oost- en West-Kasaï en van Katanga is onder regeringscontrole, terwijl de rest door rebellen wordt gecontroleerd.

Op dit ogenblik zijn er drie opstandige bewegingen. Een deel van de Evenaarsprovincie wordt bezet door het MLC (Mouvement pour la Libération du Congo), aangevoerd door Jean-Pierre Bemba, gesteund door Uganda en de vroegere dignitarissen van de tweede republiek. Het RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie) is in twee stukken uiteengevallen: het RCD Kisangani, onder leiding van Ernest Wamba dia Wamba, bezet Ituri, in het oosten van de Oostprovincie en de grondgebieden Beni en Lubero, in Noord-Kivu. Net als het MLC is het RCD Kisangani een beschermeling van Uganda. Het RCD Goma tenslotte, aangevoerd door Dr Ilunga, is een beschermeling van Rwanda en houdt een deel bezet van Noord-Kivu, Zuid-Kivu, Maniema, Noord-Katanga en een deel van de twee Kasaï’s.

Het oosten, slachtoffer van zijn aardrijkskunde

Het oosten van de Democratische Republiek Congo is het slachtoffer van zijn aardrijkskunde en van de woelige geschiedenis van zijn buurlanden. Tegelijk ver van de hoofdstad Kinshasa, op haast 2.000 kilometer in vogelvlucht, en tegen de grens aan van Rwanda, Burundi en Uganda. Sedert hun onafhankelijkheid, in het begin van de jaren zestig worden Rwanda en Burundi verscheurd door de conflicten tussen de twee voornaamste etnieën, de Hutu en de Tutsi. Het oosten van Congo is, vele jaren al, een immigratieland voor de volkeren uit Burundi en Rwanda. Zo komt het dat het oosten van Congo de weerslag ondervindt van de conflicten die geregeld uitbreken in Rwanda en Burundi.

Je mag rustig stellen dat Oost-Congo, en Kivu in het bijzonder, het epicentrum is van de conflicten in de subregio. Er zijn elementen aanwezig die de conflicten in Burundi, Congo, Rwanda, en heel wat andere landen kunnen aanwakkeren. In het door de rebellen gecontroleerde gebied zijn gewapende groepen werkzaam tegen de regimes van Burundi (Front pour la Défense de la Démocratie), Rwanda (voormalig Rwandese leger en Hutumilities Interhamwe) en Uganda (NALU). Ze werken samen met de Congolese milities. Congo is het slagveld geworden waar legers van de buurlanden een oorlog tegen elkaar komen uitvechten, met dramatische gevolgen voor het land.

Zwakke opstandige bewegingen

De buitenlandse beschermheren spelen een belangrijke rol in die rebellies. Volgens de Congolezen hebben zij het initiatief genomen van de twee oorlogen en zijn de rebellen dus in de eerste plaats stromannen die een buitenlandse bezetting moeten camoufleren.

Sedert het begin al lopen er zware spanningen door het Rassemblement Congolais pour la Démocratie. Je vindt er figuren met zo’n uiteenlopende voorgeschiedenis dat je je kunt afvragen wat hen bindt. De spanningen zijn naar boven gekomen toen het RCD is uiteengevallen in twee vleugels en met het vertrek van belangrijke figuren, zoals Zahidi Ngoma. Die opsplitsing is het gevolg van de uiterst verschillende belangen en agenda’s binnen die beweging en vooral van de buitensporige belangen van de buitenlandse beschermheren. Er zijn mensen binnen de organisatie die van Congo een sterke, eengemaakte en soevereine staat willen maken. Die stroming heeft het over federalisme en wil niet weten van Kinshasa als hoofdstad. De aanhangers ervan staan dicht bij de beschermheren die het geheel of een deel van het land onder controle willen krijgen.

De Congolese bevolking droomt van een soeverein en eengemaakt land, onder leiding van bekwame persoonlijkheden, die ze zou aanwijzen bij vrije en democratische verkiezingen. Dat is de zin van het gevecht dat de Congolezen sinds het begin van de jaren negentig hebben gevoerd tegen het regime van president Mobutu. Die droom staat in schrille tegenstelling tot het project van de rebellen, die met de wapens een nieuwe orde willen opleggen.

De opstandige bewegingen zijn er niet in geslaagd die tegenstellingen op te heffen en bevinden zich daardoor in een lastig parket. Binnen het Rassemblement Congolais pour la Démocratie ontstaan er spanningen tussen hen die je nationalisten zou kunnen noemen en hen die in de allereerste plaats willen voldoen aan de verlangens van de buitenlandse beschermheren. Die spanningen hebben, zoals gezegd, geleid tot het vertrek van sommige leidende figuren of tot een splitsing. Een ander gevolg is de haast eensgezinde weigering van de bevolking om zich aan te sluiten bij het Rassemblement Congolais pour la Démocratie of het Mouvement de Libération du Congo. Om te hengelen naar aanhang aarzelt het RCD tussen twee strategieën: het oor te luisteren leggen bij de Congolese bevolking of met harde hand de belangen behartigen van Rwanda en Uganda. Het ziet er naar uit dat er gekozen is voor de tweede strategie.

Militievorming

De situatie wordt duidelijk ervaren als een vrij uitzichtloze vreemde bezetting en dat leidt tot militievorming in de gebieden die door de rebellen worden gecontroleerd. Er is weinig bekend over het fenomeen, want de verantwoordelijken voelen er weinig voor om hun groepen te zien ontmantelen. Over het oosten van Congo bezitten we wel informatie. De samenstelling en de strategie van de Mayi-Mayi milities is grondig veranderd. Over cijfers beschikken we niet, maar het ziet er naar uit dat een niet onbelangrijk aantal militairen van het voormalige geregelde Congolese leger en jongelui, die soms zelfs een diploma hoger onderwijs op zak hebben, zich bij de milities hebben aangesloten. Uit hun gedrag tegenover de burgerbevolking blijkt hun wil om zich voor te doen als beschermers. Die houding steekt schril af tegen het brutale optreden in het recente verleden.

Het getalm rond de uitvoering van de akkoorden van Lusaka en de uitmoording van de burgerbevolking spelen een belangrijke rol in de uitbreiding van die militievorming. Tegenover de onverschilligheid van de internationale gemeenschap en de onmacht van het regime in Kinshasa om dat deel van het land te bevrijden, voelt de bevolking zich geroepen om het land met de wapens te bevrijden. De militievorming zou een essentiële factor van destabilisering kunnen worden in het geheel van de subregio. Totnogtoe hebben de oorlogvoerende partijen de rol van de milities geminimaliseerd. Is dat omdat ze die verwaarloosbaar achten, omdat ze denken dat die milities makkelijk kunnen worden gerecupereerd of dreigen uiteen te vallen?

De heropleving van de conflicten tussen de gemeenschappen

Een gevolg van de zwakheid van de rebellen in het gebied dat ze onder controle hebben, is de verheviging van de conflicten tussen de verschillende gemeenschappen. Het vroegere district Ituri, dat onlangs een provincie is geworden met de steun van de Ugandezen, kent momenteel een uiterst gewelddadig conflict. Lendu-boeren en Hema-grootgrondbezitters bevechten elkaar sinds juni 1999 wegens een jarenlange onopgeloste kwestie van grondeigendom. Dat conflict heeft snel een etnische en politieke inhoud gekregen. Leiders uit Ituri beschuldigen de Balendu ervan, met de hulp van de Mayi-Mayi en van Ugandese opposanten, de Nilotische bevolking uit Ituri te willen verjagen. De Balendu verwerpen de beschuldiging, die aantoont hoe een conflict tussen gemeenschappen politiek kan worden uitgebuit. Dat probleem is de hele provincie aan het destabiliseren, en zelfs de naburige provincies.

Dreigende balkanisering

Een veel erger gevolg van de onmacht van de rebellen om het geheel van het land in te nemen is de balkanisering van het land. Dat is op verscheidene plaatsen te merken. Congo lijkt opgedeeld in verscheidene delen. De rebellenleiders nemen beslissingen die behoren tot de bevoegdheid van de staat. Elke opstandige beweging zet haar eigen administratie op, creëert nieuwe provincies, die (waarom niet?) zouden kunnen proberen nieuwe staten te worden.

2. ECONOMISCHE EN SOCIALE TOESTAND

De economische toestand in de Republiek Congo is desastreus. En het is ongetwijfeld nog erger in rebellengebied. Volgens recente schattingen is haast een miljoen mensen gedeporteerd naar het binnenland of gevlucht voor het geweld. Daardoor staat de landbouwproductie op haar laagste peil. Er dreigt hongersnood. Het vee wordt systematisch gestolen. De handel wordt zwaar verstoord door de onveiligheid op de wegen, de diefstallen en de opvordering van de voorraden, de heffingen en de oneerlijke concurrentie.

De administratie van de rebellen legt steeds zwaardere heffingen op om haar werking te financieren. Maar alleen de Congolese handelaars worden hierdoor getroffen. Daardoor kunnen Rwandese en Ugandese handelaars tegen veel lagere prijzen verkopen. Productie- infrastructuur wordt blijkbaar afgebroken en meegenomen. De handel van edelstenen en van hout is volledig in handen van Rwandezen en Ugandezen.

De lonen zijn al meer dan een jaar niet uitbetaald. De bevolking neemt zelf het onderwijs van de jeugd op zich, betaalt onder meer de kosten voor gezondheidszorg, maar heeft er geen geld voor. Eén aspect van het verzet van de bevolking sedert de nadagen van het Mobuturegime, bestaat erin dat de mensen zelf het onderwijs draaiende houden. Maar er zijn tekenen van uitputting zichtbaar. Zonder hulp van buitenaf zal daar binnenkort een einde aan komen.

Zowat overal worden er ziektes gemeld zoals cholera, dysenterie, trypanosomiase, vooral daar waar verplaatste personen verblijven. De toestand zou nog dramatischer zijn als er geen internationale humanitaire NGO’s werkzaam waren (Oxfam, Artsen Zonder Grenzen, Merlin Medair, Christian Aid, Save the Children, het Internationale Rode Kruis, PAM en andere). De humanitaire noodhulp is ook kostbaar voor veel slecht bereikbare mensen, die zich in het woud verbergen.

Schendingen van de mensenrechten

In het gebied dat door de rebellen wordt gecontroleerd, is elke politieke activiteit opgeschort. De mensenrechtenorganisaties worden dagelijks lastig gevallen. Er bestaat een reële wil om een greep te krijgen op de actoren van de ‘société civile’ en in het bijzonder op de kerken en het verenigingsleven, die er van verdacht worden sympathie te koesteren voor de Mayi-Mayi milities.

De Congolese bevolkingsgroepen zijn het slachtoffer van die oorlogen. Bij wijze van represaille steken het Ugandese en het Burundese leger hele dorpen in brand en ze moorden de burgers uit. Die worden er van beschuldigd mee te heulen met de gewapende verzetsgroepen. Militanten van de ‘société civile’ die dat aanklagen worden aangehouden of vermoord. Sedert een jaar worden katholieke parochies leeggeroofd, priesters en nonnen gefolterd en vaak gedood. In het beste geval moeten ze hun parochie verlaten. Privé-publicaties die geen blad voor de mond nemen, moeten er mee stoppen.

II. DE ROL VAN DE ‘SOCIÉTÉ CIVILE’

Wat kunnen de militanten van de ‘société civile’ - de georganiseerde samenleving - daaraan doen, de mensen die al jaren actie voeren aan de zijde van de mensen die een uitweg zoeken uit die situatie? De meesten proberen hun werk voort te zetten met dezelfde middelen, hoewel de context grondig gewijzigd is.

De bevolkingsgroepen die traditioneel op hun hulp kunnen rekenen zijn door de oorlog gedwongen in het oerwoud rond te dolen. Die behoeven geen hulp op het vlak van microfinanciering of landbouw, maar wel voedsel en geneesmiddelen, bijvoorbeeld. Zij moeten de mogelijkheden onderzoeken van een terugkeer naar hun woonplaats.

Wie wel in zijn vertouwde omgeving heeft kunnen blijven wonen, maar waar het economische leven is vernietigd door de oorlog, moet vechten tegen de armoede en alternatieve oplossingen vinden, die beter zijn aangepast aan de oorlogssituatie. Zo moeten ze oplossingen zoeken voor de talrijke conflicten tussen leden van verschillende gemeenschappen of zelfs binnen eenzelfde gemeenschap. Moeten zij zich bemoeien met nieuwe domeinen waarin ze weinig beslagen zijn en waarvoor ze dus weinig steun zullen krijgen van buitenaf? Moeten ze het risico nemen over sommige delicate onderwerpen een standpunt in te nemen en er dan van beschuldigd te worden een standpunt in te nemen tegenover de rebellie?

Vrede is de allereerste prioriteit voor alle Congolezen. De ‘société civile’ moet meewerken aan alle inspanningen die de vrede willen herstellen. De leiders van Congo staan aan het hoofd van gebieden die geen enkele band hebben met elkaar. Het land valt uiteen , maar intussen laat de bevolking telkens weer blijken dat ze wenst te leven in een eengemaakt Congo. Wat kan de société civile doen om te strijden aan de zijde van mensen die hun land als één geheel blijven beschouwen?

Terwijl er geen Staat meer is om de geschillen tussen burgers te regelen, laaien de conflicten tussen de gemeenschappen weer op. Dat is een uitdaging voor de militanten van de ‘société civile’, want die behoren vaak tot gemeenschappen die elkaar bekampen en zo lopen ze het risico te worden misbruikt met politieke bedoelingen.

Die militanten hebben er alles voor gedaan opdat er een einde zou komen aan de dictatuur en opdat de bevolking eindelijk aan het beleid zou kunnen deelnemen. Intussen zijn er twee opstanden geweest: een eerste, in 1996, die een einde maakte aan het Mobuturegime, een tweede, in 1998, waarbij anderen, met behulp van vreemde landen aan de macht willen komen. Het valt dus te vrezen dat, in de komende jaren, oorlog zal worden beschouwd als het middel bij uitstek om aan de macht te komen. Wat kan de ‘société civile’ in die omstandigheden anders doen dan hardnekkig de politieke opvoeding van de bevolking voortzetten?

Het werk moet worden voortgezet. We moeten er blijven op hameren dat een goed beleid onmogelijk is zonder deelname van de bevolking en het blijven uitschreeuwen dat macht die met wapens in de hand is veroverd, illegaal is. Na het einde van de oorlog moet die macht snel worden teruggeven aan de bevolking.

Die bevolking leeft momenteel in angst, omdat de toekomst zo onzeker is. De vrees door het buitenland te worden geregeerd, maar ook de angst om vermoord te worden, leidt tot ontsporingen zoals de etnische opstoten, en tot militievorming. Daartegenover kun je slechts de hoop levend houden, bruggen bouwen tussen de verschillende gemeenschappen. Wat kunnen we doen om het geweten wakker te schudden van de internationale gemeenschap, die neigt tot onverschilligheid en die een politiek van twee maten en twee gewichten huldigt? De ‘société civile’ zal moeten aandringen op maatregelen die het grondgebied van Congo in zijn geheel en, ruimer gezien, de akkoorden van Lusaka doen respecteren.

De organisaties die de ‘société civile’ uitmaken, steven naar een omvorming van de maatschappij in haar geheel. Jarenlang al kampen ze met de vijandigheid - of in het beste geval, de onverschilligheid - van de overheid.

Hun hachelijke positie wordt in de hand gewerkt door het feit dat de rebellen, die geen enkele wettelijke erkenning genieten, door het geheel van de bevolking en door de internationale gemeenschap worden gewantrouwd. Zelfs al is die internationale gemeenschap het regime van Kabila niet gunstig gezind, toch houdt ze vast aan het principe van de soevereiniteit en de integriteit van Congo. Daarom worden de militanten van de ‘société civile’ door de rebellen gezien als gevaarlijke concurrenten, wegens de vertrouwensrelatie die ze hebben opgebouwd met de bevolking en met partners in het noorden. Op sommige plaatsen is er een ware actie tegen de ‘société civile’ aan de gang. Dat gaat van mondelinge intimidatie tot zelfs moord op leiders van het georganiseerd verenigingsleven en op de verantwoordelijken van kerken . Soms komt daar ook nog de vernietiging bij van sociaal- economische infrastructuur en van parochies.

Ondanks alles moet de ‘société civile’ in rebellengebied de strijd voortzetten en mogelijkheden blijven zoeken om een dialoog te openen met de machthebbers.

Brussel, 15 december 1999

(Tekst uitgesproken op een seminarie van Réseau Européen Congo)

Arsène Kirhero Nsibula is verantwoordelijke van IRED- Grands Lacs (Innovations et Réseaux pour le Développement), in Bukavu. Uit het Frans vertaald door Liesbet Walckiers.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.