De toekomst van het interculturele werk in Vlaanderen

Zo heb je deuren ‘des huizes’ die niet zomaar voor iedereen opengaan mijnheer’ zij zijn omlijst door vijf eeuwen geschiedenis die ‘scheiden’ tegennatuurlijke verhoudingen tussen Noord en Zuid getroost door diepvries woorden die de tegenstellingen tussen hen die binnenzitten en zij die buitenblijven proberen te nuanceren
Zo heb je ook deuren die nooit dichtslaan
waar de wind zijn overtuiging haalt
Om desnoods de ruiten ‘des huizes’ te doen
sneuvelen
Om een tocht te verzekeren tussen uw huis en het
mijne
Een parade met de nonchalantie van gelijkheid



Zo zijn er verbindingen die onze kleine
verscheidenheid laten rijmen
Zoals in een gedicht de tastende woorden
als bouwvakkers handen zoekend naar hun
gereedschap



Achter gesloten deuren
‘Wij zijn met velen’



Manuel Romero

Vijf eeuwen geschiedenis die omlijsten en scheiden

Vijf eeuwen geschiedenis die omlijsten…

De eerste fase van de globalisatie is die van de Europese expansie over de rest van de wereld. Vijf eeuwen geleden deinde - enkele geschiedkundige verfijningen terzijde gelaten - een samenlevingsvorm en cultuur uit over de rest van de wereld. Dit bracht ons onomkeerbaar tot waar we nu staan: in een verkleinde wereld binnen handbereik.

Vijf eeuwen geschiedenis die scheiden…

Maar terzelfdertijd heeft deze mundiale verkleining, doorheen die vijf eeuwen, de Andere niet echt dichterbij gebracht. De Andere die onderweg onderworpen, geëxploiteerd en bekeerd werd, bleef steeds symbolisch van ons verwijderd.

Dit gebeurde in de tijd door andere samenlevingen het recht op gelijktijdigheid te ontnemen. De antropologie, historisch de bastaarddiscipline van het kolonialisme, speelde hierin een rol, met het evolutionisme als theoretisch discours. De Andere stond model voor de eigen primitieve voorvader, een trap lager op de evolutieladder.

Maar ook in ruimte werd de Andere gelokaliseerd als exotisch en veraf. Vreemde culturen bevinden zich ginder en elders.

Vandaag is deze houding meer dan ooit onhoudbaar. De Andere is -hic et nunc- gelijktijdig en vlakbij. In deze verschuivende wereld maakten migraties andere culturen soms letterlijk tot buren.

Het intercultureel werk heeft veel -zoniet alles- te maken met de lokalisering van de globaliteit. Het heeft de vaak onbewuste ontkenning van andere culturen als integraal onderdeel van de Vlaamse samenleving als werkveld.

Intercultureel werk als methode

Het intercultureel werk is een methode die vanuit een aantal uitgangspunten vertrekt:

1. Het intercultureel werk plaatst diversiteit centraal

Migraties zijn een onlosmakelijk onderdeel van het globaliseringsproces. Meer nog, migranten dragen deze globalisering met een fysisch waarneembare impact op lokaal niveau: zij zijn waar ze zijn, ze bevinden zich nabij. Verandering en diversiteit worden dan ook inherent aan het moderne leven en samenleven.

Een interculturele invalshoek geeft het star identiteits- en cultuurbegrip een dynamische invulling. Homi Bhabba zegt: ‘I propose an alternative perspective that claims that culture is less about expressing a pre-given identity (wether the source is national culture or ‘ethnic culture’) and more about the activity of negotiating, regulating and authorising competing, often conflicting demands for collective self-representation’ (1)

De Andere is niet enkel te vatten als een onkenbare identiteit die we bij voorkeur in zijn anderszijn bevestigd willen zien. Vanuit intercultureel perspectief gaat het veelal om een constructie in wording, als onderdeel van een proces dat de identiteit van Vlaanderen mee vorm geeft. Vlaanderen moet telkens weer heruitgevonden (2) worden om de diversiteit volwaardig aan bod te laten komen.

2. Het intercultureel werk legt de nadruk op de ‘diversiteit van de diversiteit’

Ondanks de tendens om culturen homogener voor te stellen dan ze zijn, kent elke cultuur deelculturen. Zo is om te beginnen ‘de Allochtoon’ een symbolische constructie en een resultaat van oppositionele categorieën. De verschillende allochtone gemeenschapppen kennen elk hun eigen migratiegeschiedenis. Binnen de gemeenschappen zijn verschillende culturen, ideologieën en klassen aanwezig. Eenmaal al die nuances gelegd zijn, stelt men vaak vast dat elk individu daarbovenop nog een eigen verhaal heeft. Te dikwijls wordt onder andere in de pers, op podia en in de politiek de diversiteit foutief herleid tot één zinsnede: wij en de Anderen. De Andere wordt vaak geconstrueerd op basis van eigen verlangens of angsten. Zo ontstaat het romantische beeld van de levenslustige Andere als vervulling van onze eigen drang naar authenticiteit en convivialiteit (‘de mensen zijn daar veel vriendelijker, meneer’). Of in het negatieve geval, het beeld van de Andere die, als verpersoonlijking van het kwade en van de primitieve emotionaliteit, onze samenleving binnendringt en de orde verstoort (‘ze hangen zo rond op straat, meneer’). Een interculturele benadering tracht te nuanceren, te duiden en te contextualiseren.

3. Intercultureel werk benadrukt een inclusieve benadering, diversiteit moet overal ingeschreven worden

Diversiteit moet overal en in alle sectoren ingeschreven worden. Bij de heruitvinding van Vlaanderen in een glokale context is iedereen betrokken. Vanuit deze optiek is het intercultureel werk terecht geen afgebakende sector. Bij elk maatschappelijk domein kunnen immers een aantal aanzetten tot diversiteit gegeven worden. Buiten de verder besproken sectoren van de kunsten en de ontwikkelingssamenwerking, zijn er nog de sectoren onderwijs (het verhaal van de migraties ontbreekt volledig, de bijdragen van de verschillende gemeenschappen aan de wording van Vlaanderen, een open wereldgeschiedenis van verbanden eveneens), gezondheidszorg (met het project interculturele bemiddelaars en aanzetten tot een medische antropologie), werkgelegenheid (hier gaat het over interculturele training, omgang met diversiteit op de werkvloer), waar belangrijke aanzetten tot diversiteit kunnen gegeven worden.


4. Het interculturele werk benadrukt de Andere als actief participant en werkt aan gelijkwaardigheid.

Het klassieke ‘migrantenwerk’ heeft lange tijd teveel gedaan voor in plaats van met de Andere. Instellingen stippelden, zonder veel feedback te verwachten en te vragen van de doelgroep, een integratiebeleid uit. Zoals hierboven reeds werd aangestipt is dit denken voor een groot deel te verklaren door een, al dan niet onbewust, temporeel verwijderen van de migrant uit onze eigen moderniteit. In deze optiek betekent integreren voornamelijk een inhaalbeweging. Het einddoel is daarbij welomlijnd en vraagt niet om een invulling door de betrokkenen zelf.

Langzaam verandert het beleid en komt er ruimte voor de participatie van de Andere (3). Het intercultureel werk benadrukt een actieve rol van de betrokkenen op voet van gelijkheid: nog te veel wordt er in plaats van de betrokkenen gesproken. Zelf komen ze nauwelijks aan het woord.

Deze actieve participatie impliceert het verlaten van het rechtlijnig uitgestippeld integratieparcours. Ruimte voor onderhandeling en het in vraag stellen van de eigen uitgangspunten staan voorop. Intercultureel werk tracht mee voorwaarden te scheppen voor deze gelijkwaardige participatie.

Intercultureel werk in eng perspectief: de sector volksontwikkeling

Het intercultureel werk vormt hier meer dan een methode. Het wordt vooral geassocieerd met het maatschappelijk middenveld en het volksontwikkelingswerk. Sinds enkele jaren besteedt de overheid veel aandacht aan ‘zelforganisaties van migranten’, verenigingen opgericht door en voor allochtonen. Dit gebeurde door de oprichting van het Intercultureel Centrum voor Migranten vzw in 1993. Daarnaast kregen zelforganisaties een apart hoofdstukje in het Decreet op het Volksontwikkelingswerk (1994).

Achter deze beleidsaandacht schuilt een visie: de overheid evolueert van een beleid voor naar een beleid met en door allochtonen. Het verenigingsleven vormt een hefboom tot maatschappelijke integratie en een zinvol kader voor interculturele contacten.

Momenteel erkent het beleid twee niveaus: enerzijds de lokale verenigingen en anderzijds de landelijke verenigingen die minstens tien plaatselijke verenigingen overkoepelen. De overheid voorziet voor deze landelijke verenigingen een grote rol. Zij moeten als spreekbuis (vertegenwoordigers) naar het beleid optreden. Daarnaast schragen zij, mits de uitbouw van bekwame kaders, lokale initiatieven. Het Vlaamse, autochtone verenigingsleven met zijn koepels en afdelingen functioneert hierbij als model.

Bij dit model kunnen echter kritische kanttekeningen geplaatst worden. De snelheid waarmee de landelijke verenigingen als nieuwe actoren hun intrede doen, doet vragen rijzen bij het organisch proces, van beneden naar boven, dat hieraan ten grondslag dient te liggen.

Het lokale werk is immers van groot belang om een inclusieve diversiteit in alle maatschappelijke sectoren na te streven. De ontmoeting vindt lokaal plaats. Het zijn ook de plaatselijke verenigingen die de verschillende, hier aanwezige gemeenschappen toelaten om hun diversiteit in interactie met de bredere samenleving ten volle te beleven.

Het klassieke migrantenwerk situeerde zich steeds binnen het beleidsdomein Welzijn. Het is nog maar recent dat via het decreet op zelforganisaties ook de sector volksontwikkeling en het aanpalende domein amateurkunsten betreden werd. Het wekt dan ook weinig verbazing dat spreken over glokale kunst al snel geassocieerd wordt met het elitaire en met het burgerlijke beschavingsideaal.

Ook binnen het Intercultureel Centrum voor Migranten is de discussie over de rol van kunst, ondanks de duidelijke bewoording in de statutaire doelstellingen (4), nog steeds actueel. Wat is immers de maatschappelijke relevantie van kunst? Welke rol speelt kunst als communicatiemiddel in het interculturele veld? En welke rol kan het allochtoon verenigingsleven hierbij spelen?

Om Vlaanderen vanuit intercultureel perspectief opnieuw uit te vinden, lijkt ons ruimte voor glokale kunst onontbeerlijk. Cultuur kan immers een krachtige motor zijn om een samenleving in al haar domeinen te wijzen op de diversiteit. Om een bekende antropologische definitie van cultuur te parafraseren: Kunst kan een model zijn van en voor de samenleving (5).

Verwijzen we als voorbeeld naar het optreden van het Quartel 4x4 dat de Schubertiade bracht tijdens een studiedag voor bibliotheekmedewerkers. Jongeren met een verschillende culturele achtergrond dansten op Schubert (6). Een deel van het aanwezige publiek zei achteraf niet te weten dat deze jongeren ook daarmee bezig konden zijn. Waar het om draait is de manier waarop de multiculturele werkelijkheid die Vlaanderen is, zichzelf voorstelt en voorgesteld wordt in een globale samenleving.

Kunst draagt bovendien bij tot de deproblematisering van de migrantenthematiek. Het schetst een positiever beeld van de diversiteit dan de klassieke benadering waarin sociale achterstelling, marginaliteit en kansarmoede de basistermen zijn.

Tegen de achtergrond van het glokale kunstproject dient het intercultureel werk hier en nu de nadruk te leggen op de bijdrage van de allochtoon als cultuurproducent en consument. Vooralsnog blijft deze bijdrage zo goed als onzichtbaar. In het beste geval blijft ze te geïsoleerd.

Brussel, hoofdstad van een gescheiden land, is de locus bij uitstek waar de culturele onzichtbaarheid van de allochtoon schrijnend is. Meer dan éénderde van haar inwoners heeft een andere culturele achtergrond dan de dominante en schijnbaar slechts door taal gesplitste cultuur. Toch komen zij in de gevestigde culturele circuits nauwelijks aan bod.

Het pleit voor Brussel dat er nu toch wat beweegt. Zo waren er de beloftevolle voorbereidingen voor Brussel 2000, waar actief nagedacht werd over de deelname van alle gemeenschappen aan het cultureel jaar. Zo ontstond er ook het ongemak bij KunstenFestivaldesArts dat aanleiding heeft gegeven tot een debattenreeks (7) over de cultureel onzichtbare Andere met de terechte vraagstelling: ‘Amsterdam publiceert zijn auteurs van Surinaamse afkomst, Parijs weet zich te verrijken met de Arabische kunstenaars die er wonen. En Brussel?’ Dezelfde vraag kan gesteld worden naar de allochtoon als consument. Waar zit hij in het publiek? Hoe voeren we promotie naar hem toe? Is enkel de taal een barrière?

Naar publiekswerving toe kan het allochtone verenigingsleven optreden als aanspreekpunt. Het kan dan ook partner zijn in een gerichte communicatiestrategie.

Het allochtone verenigingsleven speelt echter nog een andere rol. De genoemde ‘culturele onzichtbaarheid’ wordt ten dele verklaard door de vaststelling dat de allochtone cultuurproductie en -beleving zich vaak afspeelt binnen de context van het verenigingsleven (8). Zo is bijvoorbeeld het Brussels-Kongolese koor Sangalayi, dat de Ancienne Belgique in kerstvervoering bracht samen met Willem Vermandere (9), een onderdeel van een zelforganisatie. Of zijn er tal van dans- en muziekgroepen die ontstaan binnen een vereniging. Sommige zelforganisaties gaan zelf theatergezelschappen en beeldende kunstenaars uit het herkomstland programmeren. Zo ontstaat een vaak nauwelijks zichtbaar cultureel circuit.

Hoe kan dit socio-culturele veld aanknopingspunten vinden met de kunsten? Hoe wordt dit artistieke ook buiten de verenigingen zichtbaar?

Kunst heeft veel, zo niet alles, te maken met toegang. Goede initiatieven worden soms onbewust in apartstellende circuits gekanaliseerd. De ervaring van de Agrupacion Cultural Sur vzw, een Brusselse vereniging van Chileense ballingen van de militaire dictatuur, is een passend voorbeeld. Door haar goede contacten met de Latijns-Amerikaanse gemeenschap in Brussel kent zij tal van Latijns-Amerikaanse kunstenaars die in onze hoofdstad wonen. Onlangs werd zij aangesproken om het interdisciplinair kunstproject ‘Resonancias - Weerklanken’ op te zetten. Hierbij streeft men naar het weergeven van de Latijns-Amerikaanse stem, die blijvend deel uitmaakt van Brussel. Bij de zoektocht naar mogelijke partners werd men al snel doorverwezen naar de derdewereldbeweging. Dit circuit heeft ongetwijfeld zijn merites, maar juist dít wou de vereniging van bij aanvang vermijden. Er werd immers gezocht naar een platform waar deze kunstenaars hun werk als integraal onderdeel van de verscheidenheid van Brussel konden presenteren, los van de connotaties met het Chili van ginder.

Anders kan ook. Onlangs kreeg de Algerijns Berberse zelforganisatie N’Imazighen de kans om haar jaarlijks festival ‘Berberse Lente’ te vieren met een optreden van de Kabylische zanger Madjid Soula (10) in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. Uit een evaluatiegesprek bleek overduidelijk de meerwaarde omdat de eigen Berbercultuur toegang vond tot een gevestigd podium.

In de kunstensector kan men een mentaliteitsverandering vaststellen. Zo werd Kunst en Democratie vzw opgericht dat bruggen probeert te leggen tussen de sociaal-culturele sector en de kunsten. Daarnaast is er vanuit deze invalshoek een centrale rol weggelegd voor de culturele centra waar de diversiteit van het betrokken werkingsgebied weerspiegeld moet worden door onder andere ook het allochtone verenigingsleven in bestuurs-, beheers- en adviesraden op te nemen.

Buiten de gevestigde circuits gebeurt er ook elders te velde heel wat. Her en der in Vlaanderen zetten goedmenende initiatiefnemers multiculturele feesten op. En dit gebaseerd op de veronderstelling dat ‘… het laten zien dat de eigenheid van de Andere -verhalen vertellen over zijn cultuur, voorwerpen of kunstproducties opvoeren, afkomstig uit zijn cultuur- automatisch begrip voor die eigenheid schept en dus de basis vormt van een goed begrip’. Hoe geraken we hier verder dan exotisme en het vanop afstand bewonderen van éénieders folklore?

Wederzijds overleg en inspraak van bij de aanvang van projecten is een mogelijke uitweg. Men kan de allochtoon in verenigingsverband of als individu aanspreken -hier, vlakbij, in de buurt of in Vlaanderen- om als initiatiefnemer van bij het begin op gelijkwaardige basis deel te nemen. Dit vormt een veel ingewikkelder en langzamer proces dan een éénzijdige invulling van wat zo’n multicultureel feest dan wel zou moeten zijn.

Ook voor de tweede partner in het glokale kunstproject is actieve participatie door het allochtone verenigingsleven een richtsnoer. Zo werkt ontwikkelingssamenwerking aan de mundiale vorming van de Vlamingen om hen te sensibiliseren tot solidariteit. Bij de uitwerking van deze educatieve taak kan een beroep gedaan worden op zelforganisaties die een aanbod hebben op dit gebied. De betrokken actoren krijgen op deze wijze greep op de beeldvorming van hun herkomstland. Antropologen wijzen reeds lang op de discrepantie tussen ‘the view from the inside and the outside’.

Bovendien wordt de nabijheid van de Andere geïntroduceerd. Mundiale vorming is niet louter het opnemen van kennis over andere streken om vanuit ons cultureel homogeen en mooi afgebakend land eventueel solidariteit te betonen. Mundiale vorming gaat over de nabijheid van deze wereld. En over hoe deze nabijheid mee vorm geeft aan het Vlaanderen van vandaag.

Ook op een ander niveau zijn allochtonen vragende partij. Vanaf de jaren tachtig kent Vlaanderen een toename van migraties uit Afrika. In tegenstelling tot de klassieke arbeidsmigratie uit het Middellandse Zeegebied, zijn de leden van de Afrikaanse migrantengemeenschap eerder intellectuelen. Zij richten vaak verenigingen op die, naast het werken aan integratie in Vlaanderen, ook projecten willen uitwerken in het thuisland. Hetzelfde geldt voor migranten afkomstig uit Latijns-Amerika.

Het volksontwikkelingswerk honoreert enkel die activiteiten van zelforganisaties die bijdragen tot de emancipatie, integratie en participatie van allochtonen in de Vlaamse samenleving. Een omkadering voor ontwikkelingsprojecten in het herkomstland ontbreekt volledig. Vooralsnog zijn zij geen zichtbare gesprekspartner voor de ngo-wereld.

De nonchalantie van gelijkheid

De wereld verschuift maar tegelijk heeft het beleid zijn logheid en drang tot compartimentering tegen.

De overheid dient een kader te scheppen waarin bevoegdheidsoverschrijdende projecten ondersteund kunnen worden. Allochtone cultuuruitingen als de vertaling van glokale kunst, worden vaak in de hoek van de migrantenwerking geduwd waar zij projectmatig ondersteund worden omwille van hun Anders-zijn. Kunst moet daar, omwille van de reeds aangehaalde redenen, telkens weer zijn relevantie bewijzen. In de sector Kunsten moeten interculturele projecten zich een bestaansrecht toe-eigenen op basis van criteria die weinig oog hebben voor diversiteit.

We vermeldden reeds dat de methode van het intercultureel werk raakt aan de sectoren van de andere partners van het Colloquium Glokale Kunst, met name de kunstensector en de ontwikkelingssamenwerking. Dit is geen toeval. Het intercultureel werk in zijn brede betekenis is immers geen werkveld met een afgebakend corresponderend beleidsdomein, maar eerder een methode gebaseerd op een dwingend imperatief: de noodzaak tot het aankweken van een gevoeligheid voor de diversiteit in de eigen samenleving en tot het mee voorwaarden creëren om deze diversiteit op gelijkwaardige basis aan bod te laten komen. Dit vereist deskundigheid.

Dit betekent dat de overheid moet nadenken over hoe deze deskundigheid kan ondersteund en uitgebouwd worden. Het beleid moet vanuit een gerichte visie op diversiteit, een minimum aan garanties inbouwen zodat die Andere bevestigd wordt in zijn gelijktijdige nabijheid.

Het project ‘Glokale Kunst’ is een eerste stap in deze deskundigheidsontwikkeling.

Een belangrijk deel van de cultuurbeleving en -productie situeert zich binnen het verenigingsleven van allochtonen. Het is door dit culturele potentieel te doen aansluiten bij het meer algemene cultuurcircuit, dat de culturele onzichtbaarheid deels weggewerkt kan worden.

Het belang van het verenigingsleven als dusdanig staat buiten discussie. Deze verenigingen bieden een kader waarbij allochtonen betrokken kunnen worden bij kunstcircuits (onder andere in culturele centra, adviesraden), bij mundiale vorming en ontwikkelingssamenwerking. Het verenigingsleven is een sterk instrument om diversiteit in al zijn geledingen na te streven, ook in een vertaling van het glokale kunstproject in Vlaanderen.

Wel moeten we kritische vragen stellen bij de toepasbaarheid van het autochtoon volksontwikkelingsmodel op het socio-cultureel verenigingsleven van allochtonen.

Zo dreigt de snelheid waarmee gestreefd wordt naar landelijke verenigingen en het daarmee gepaard gaande loslaten van het lokale niveau, scheef getrokken situaties in de hand te werken, waarbij lokale verenigingen afhankelijk worden van overkoepelende organisaties om zich lokaal en intercultureel te profileren. Nochtans zal het vooral lokaal zijn dat aanzetten tot diversiteit dienen gegeven te worden.

Want het is vooral plaatselijk dat verenigingen gelijkwaardig moeten participeren in interculturele projecten en aan advies-, beheers- en bestuursraden van plaatselijke, gesubsidieerde culturele instellingen. Alleen dan kan kunst zijn rol als model van en voor de maatschappij ten volle spelen. Vooralsnog ontbreekt het bij veel van de landelijke verenigingen aan deskundigheid en impact om lokaal deze dynamiek mee vorm te geven.

Daarnaast is voor zelforganisaties, die binnen hun werking aandacht hebben voor cultuurproductie en -programmatie, het volksontwikkelingskader en de daarmee samenhangende budgettaire ruimte vaak ontoereikend. Zij zijn dan ook vragende partij voor samenwerking met de kunstinstellingen.

Glokale kunst verandert de wereld niet, maar stelt wel een vanzelfsprekendheid voorop. De vanzelfsprekend dat ook andere culturen aanwezig zijn in de maatschappij en dat diversiteit een gegeven is waar elke burger hoe dan ook mee zal moeten omgaan. Oog voor diversiteit betekent telkens weer de eigen uitgangspunten in vraag stellen en de voorwaarden creëren waarin glokale kunst volwaardig en gelijkwaardig aan bod kan komen.

Intercultureel werk benadrukt deze diversiteit in het hier en het nu. Het wil met deze diversiteit ooit komen tot een vanzelfsprekende gelijkheid.

Noten

1. Uit het Manifesto, opgesteld voor het project Re-inventing Brittain.

2. In Groot-Brittanie werd vanuit de British Council een project opgestart Reinventing Brittain. Vertrekpunt is dat ‘British identities are being formed and reformed in and between cultures’

3. zie het nieuwe Etnische Minderhedendecreet

4. ‘Het Intercultureel Centrum heeft tot doel op een deskundige wijze begeleiding, ondersteuning en bemiddeling te geven ter bevordering van het sociaal-cultureel werk voor en met migranten in zijn kunstzinnige, educatieve en sociale aspecten’

5. Clifford Geertz

6. Studiedag ‘Samenleven/Samenlezen, naar een kleurrijke dialoog’ in CC Berchem, 28 april 1998.

7. Van hier en ginder, een organisatie van KunstenFESTIVALdes ARTS, DITO’DITO en TRANSQUINQUENNAL, debatten op 15,16,22,23,29,30 mei 1998.

8. Voor een bespreking vanuit het standpunt van de niet in verenigingsverband werkende allochtone kunstenaar, zie tekst P Nicolas.

9. December 1997

10. April 1998

Wim Viaene is stafmedewerker van het Intercultureel Centrum voor Migranten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.