Dood, vruchtbaarheid en erotiek

De dood van iemand die ons dierbaar is, slaat een diepe kloof in het leven van wie achterblijft. Het geloof in de kracht en de vruchtbaarheid van het leven wordt geschokt en moet dus ook hersteld worden. Geen wonder dat daar seksualiteit bij te pas komt.
‘Waarom focust men steeds op seksualiteit?’, vroeg kardinaal Danneels zich deze zomer in De Standaard af. ‘De mens heeft eigenlijk maar één ernstig probleem en dat is dat hij moet sterven. Daarover moeten we spreken.’ Het is een vreemde tegenstelling die de kardinaal hier suggereert, want Sigmund Freud wist al dat seksualiteit en dood niet los van elkaar bestaan. Meer zelfs, Freud beschreef de botsende maar onverbreekbare band tussen eros en thanatos als één van de elementen die het menselijk gedrag vorm geven. Heel wat culturen in de wereld kennen een god die zowel schepping als vernietiging belichaamt. De Nigeriaanse Ibo aanbidden Ala, de godin van de aarde. Uit haar wordt alle leven geboren en zij ontvangt de doden terug in haar baarmoeder. Voor hindoes is Shiva de god van duisternis en vernietiging, maar ook van schepping en vruchtbaarheid. Hij wordt vaak aanbeden in de vorm van een fallus omdat van hem gezegd wordt dat hij als een ploeg de aarde openrijt, waardoor nieuw leven kan ontstaan. De Grieken kenden dezelfde combinatie in de persoon van Persephone, die van haar woonplaats op aarde naar de onderwereld gelokt werd om gemeenschap te hebben met Hades en die dus zowel dood als leven kende, zowel sterven als baren.

De gek van Kristien

Kardinaal Danneels had ook gewoon Taal zonder mij van Kristien Hemmerechts kunnen herlezen. In haar indringende verhaal over de dood van haar man, Herman De Coninck, schrijft ze onder andere: ‘Na je dood had ik een vreselijke behoefte om met iemand anders naar bed te gaan. Iemand die leefde moest zich mijn lijf toe-eigenen. De dood moest uit mijn lijf. Zoiets.’ Ik weet niet of Kristien Hemmerechts het beseft, maar haar spontane behoefte valt bijna samen met een ritueel dat de Luo in Kenya ontwikkeld hebben. Als een Luo-man sterft, moet zijn vrouw een nacht alleen blijven bij het lijk, waarna ze naar bed moet gaan met een “gek”, iemand die haar moet zuiveren van de besmetting met de dood. De seksuele daad heeft geen andere betekenis dan de dood uit het lijf van de weduwe te bannen. Aids en welstand maken dat sommige vrouwen er tegenwoordig voor kiezen die “nacht met de gek” af te kopen met bier en geld. Maar fundamenteel bevestigen de Luo dat de dood enkel met seksualiteit overwonnen kan worden. Hemmechts’ gek was “een leuke man” en dus hoefde zij het reinigende ritueel niet af te kopen, ze had er zelf voor gekozen. De dood moest uit haar lijf en seksualiteit is daartoe de geëigende weg, want ook in onze contraceptieve tijden blijft seks verbonden met vruchtbaarheid, met leven, met schepping. De schrijfster verwoordt een intuïtie waarop in onze cultuur een zwaar taboe ligt en ze doet dat met zoveel nuchterheid en helderheid dat het bijna schokkend gewoon lijkt.

De paal is gebroken

De worsteling met dood en afscheid roept erotisch verzet op, maar die erotiek is niet beperkt tot het frontale verlangen naar seks. Twee bladzijden voorbij bovenstaand citaat schrijft Hemmerechts: ‘Iedereen had elkaar erg nodig. Er werd uitgebreid geknuffeld en gezoend. Mensen wilden elkaar bij leven laten zien dat ze van elkaar hielden. We leefden in een roes van praten en lachen en herinneringen ophalen en plannen maken en huilen en drinken en roken. Jouw dood werkte op een vreemde manier ook euforiserend. Plotseling leefden we allemaal intenser, vertrouwden elkaar dingen toe waarover we nooit eerder hadden gepraat, ontdekten hoeveel we voor elkaar betekenden. We wilden elkaar vasthouden, voelen, dragen.’ In antropologisch jargon heet dat ‘het herstellen van het vertrouwen in elkaars vruchtbaarheid’, leer ik van Stella Nyanchama-Okemwa, antropologe aan de KU Leuven. Zij deed veldonderzoek bij de Gusii in Kenya, het volk waarvan ze zelf afstamt. ‘De rituelen die mensen uitvoeren bij begrafenissen of ter nagedachtenis van de doden, ontstaan vanuit het geloof dat de dood een invloed heeft op de eigen vruchtbaarheid en op de vruchtbaarheid van het land’, zegt Nyanchama-Okemwa. ‘Deze rituelen dienen dus niet alleen om te treuren of te rouwen, maar vooral om publiekelijk de wederzijdse zorg voor vruchtbaarheid en continuïteit te bevestigen.’ Een Gusii-weduwe dooft meteen het vuur waarop zij het eten van haar overleden echtgenoot bereidde en wrijft zich helemaal in met de asse. Vroeger zou ze zo naakt hebben rondgelopen, nu draait ze haar kleed binnenstebuiten, zoals ze alles waarmee de overledene intiem was omkeert, ook de stoel waarop hij zat. ‘s Avonds komen de mannen uit het dorp die eenzelfde status hebben als de dode. Zij breken de centrale paal die boven het dak van de hut uitsteekt. Het teken is duidelijk, de mannelijke viriliteit in dit huis is gebroken. Na enkele dagen wijzen de mannen een nieuwe echtgenoot aan voor de weduwe, zodat haar vruchtbare potentie niet ongebruikt blijft. Pas als er een nieuwe unie tussen man en weduwe ontstaat, wordt de paal hersteld door de jongste mannelijke erfgenaam en de nieuwe echtgenoot.

Het lijken verhalen uit de tijd dat we nog zilverpapier verzamelden, maar: ‘Ook vandaag wordt de individuele vruchtbaarheid aangetast als anderen niet zorgzaam omgaan met de aardse hulpbronnen’, zegt Nyanchama-Okemwa. ‘Dood en armoede blijven de belangrijkste bedreigingen van de sociale vruchtbaarheid van de gemeenschap.’ Het web van relaties in een dorp, een familie of een huishouden wordt immers grondig verstoord als een mens zijn sociale plek plots verwisselt voor een leven-na-de-dood, waar de afspraken en gewoonten van zijn volk niet meer gelden. Volgens professor Devisch, ook antropoloog in Leuven, leidt die tijdelijke chaos tot het kortstondig doorbreken van allerlei grenzen door de naastbestaanden. Over de Yaka schrijft hij: ‘Bij het sterven van het hoofd van een huishouden verdwijnt ook de strikte organisatie van privé-bezit en seksueel contact. De dochters en vrouwen van de overledene geven elke beheersing op en bedekken hun borsten niet meer. Het lijkt er op dat de dood hier de vrouwelijke seksualiteit ontbindt. De vrouwen jagen achter de mannen, maken hun haar los en gooien zichzelf op de grond, jammerend en huilend. Op die manier wordt dood gelinkt met sensueel plezier. Als een machtige man sterft, zegt een populair gezegde bij de Yaka, worden zijn seksuele krachten verspreid en nemen ze bezit van andere personen en plaatsen.’ De chaos wordt niet onderdrukt, maar binnen strikte limieten van tijd en plaats toegestaan. Het doel van die “losbandigheid” is om seksualiteit daarna opnieuw te kunnen plaatsen binnen het kader van de vruchtbaarheidsbehoeften van de gemeenschap. Devisch citeert daarbij instemmend een collega die zegt dat ‘elke dood een nieuw leven mogelijk maakt.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.