Een kostenschema van oorlog en vrede

Het is tijd dat er een duidelijke visie ontstaat op gewapende conflicten. Een beter besef van de kosten van het conflict hoort daarbij. Zo kunnen oorlogvoerders geconfronteerd worden met de boekhouding van lijden en vernieling. Meer nog, zo kunnen kiezers druk uitoefenen op hun leiders om de wapenexport aan banden te leggen. Ook kan ontwikkelingshulp voor en economische investering in oorlogszuchtige landen met een kritisch oog bekeken worden.
Tot nu toe werden wel individuele oorlogen geanalyseerd, doch meestal betreffende hun oorzaken, de wijze waarop ze gevoerd werden en hoe ze werden beëindigd. Een evaluatie van de kosten is dus nieuw!

Oorlog voeren is één zaak. Het herstel van de schade in de brede zin van het woord, een andere zaak. De kosten van beide worden hier in het kostenschema opgenomen.

Een oorlog wordt gevoerd tussen twee partijen. Dit zijn de primaire partijen. Vermits zij de meeste schade lijden wordt het kostenschema vooral op deze primaire partijen toegepast. Er zijn echter ook secundaire en tertiaire partijen waarop het schema van toepassing is. Van deze partijen worden de meest in het oog springende kosten bij wijze van voorbeelden aangehaald.

Het kostenschema wordt opgevuld met de volgende categorieën: humanitaire of menselijke kosten, economische, sociale en psychologische kosten, ecologische, culturele en spirituele kosten. Nieuw is hier de aandacht voor niet-materiële kosten. Het schema van de kosten ziet er als volgt uit:

Bij dit kostenonderzoek is er ook de tijdsdimensie: de korte termijn, dus de schade gedurende en onmiddellijk na de beëindiging van het conflict, maar ook de lange termijn - van vijftig tot misschien honderden jaren - als bijvoorbeeld het ecologisch evenwicht moet worden hersteld. Uit een vroeger conflict kan ook een nieuwe oorlog voortkomen! Zo lokte het versterkt zelfvertrouwen van Irak na de oorlog tegen Iran de tweede Golfoorlog uit. De lang aanslepende Amerikaanse boycot van Vietnam legde een zware hypotheek op de toekomst van dat land. Het vijandbeeld van Vietnam in de VS bepaalde latere standpunten van deze grootmacht, zoals bijvoorbeeld t.a.v. de Rode Khmer in Cambodja (1).

1. De kosten van een gewelddadig conflict

Bedoeld worden vooral de kosten voor de tegenstanders die op hun eigen grondgebied mekaar bevechten.

Het kostenschema van Cranna (2) kunnen wij vergelijken met onderhavig kostenkader. Menselijke kosten, economische, sociale en ecologische kosten zijn gemeenschappelijk voor beide schema’s. Ontwikkelingskosten, die bij Cranna gezondheid en educatie inhouden, worden hier als sociale kosten gekenmerkt. Strategische kosten en politieke en burgerrechten worden hier beschouwd als politieke kosten. Cranna vermeldt echter geen culturele, spirituele en psychologische kosten.

In een eerste deel worden de conflictskosten voor de primaire partijen behandeld, de kosten voor de secundaire partijen in een tweede deel.

1.1. Kosten voor de primaire partijen

Voor deze groepen zijn de kosten het hoogst!

1.1.1. De humanitaire of menselijke kosten

Vooreerst is er het aantal doden, militairen en burgers. In de Vietnam-oorlog verloren 1.1 miljoen kinderen beide ouders. In de twee wereldoorlogen sneuvelden 20 miljoen Russen, 9 miljoen Duitsers, 7 miljoen Polen, 4 miljoen Chinezen, 4 miljoen Oostenrijkers en Hongaren, 2 miljoen Fransen, 2 miljoen Turken, 2 miljoen Japanners en 2 miljoen Joegoslaven (3).

Er is een groot verschil in het aantal doden indien de oorlog niet op eigen grondgebied wordt uitgevochten. In beide wereldoorlogen verloren ‘slechts’ een half miljoen Amerikanen het leven. In de Vietnam-oorlog vormden de Amerikaanse verliezen aan mensenlevens 55.000, tegenover 2.358.000 Vietnamezen (4).

De doden kunnen door vijandelijk vuur omkomen, maar ook door het vuur van eigen leger of van bondgenoten. Bij de herdenking van de vijftigste verjaardag van de geallieerde inval in Normandië herdachten de Normandiërs de 15.000 slachtoffers onder de eigen bevolking (5).

Het aantal burgerlijke doden neemt in het totale dodencijfer een steeds grotere plaats in. Waar zij in de eerste wereldoorlog slechts 5% uitmaakten, steeg dit aantal in de tweede wereldoorlog tot 48% en in de Koreaanse oorlog tot 84%. Schattingen tonen aan dat dit percentage in de Indochinese oorlog opklom tot 90% (6).

Naast de doden maakt de oorlog gewonden. Deze ‘non-fatal casualties’ liepen in Vietnam op tot drie keer het aantal doden (7).

De oorlog veroorzaakt stromen vluchtelingen, interne en externe. In het binnenland komen stromen van ontheemden op gang. In 1994 leefden in de wereld zo’n 24 miljoen ontheemden, voornamelijk slachtoffers van conflicten.

Een verdere categorie zijn de krijgsgevangenen. Hun lot is niet rooskleurig. Ofwel worden zij op het slagveld afgemaakt zoals de Vietnamezen in Vietnam. Ofwel worden zij in kampen bijeengebracht: werk-en opvoedingskampen. Drie jaar na de ‘bevrijding’ van Vietnam zaten in de kampen en de gevangenissen nog 80.000 gevangenen (8).

De oorlog brengt ook terreurdaden mee. Daartoe behoren verkrachtingen en verminkingen. Een efficiënte manier tot verminking zijn de anti-persoonsmijnen. In Cambodja lag er na de oorlog één mijn per inwoner! (9).

1.1.2. De economische kosten

Voor de invulling van deze kostencategorie gebruikt men de voornaamste economische indicatoren (10). Kijken we naar Irak in de tweede Golfoorlog.

Irak werd getroffen in zijn voornaamste exportproduct: olie. Tegen die export werden in augustus 1990 sancties uitgevaardigd. Tegelijk werden de olie-installaties gebombardeerd. Op die manier daalde het BNP tot een dieptepunt van 245 miljoen US $. Vergeleken met een piek, bereikt in 1989, van 66.2 miljard $.

De werkloosheid nam toe door de vernieling van productie-installaties en door de demobilisatie van vele Iraakse soldaten . Het Iraakse leger slonk van 1 miljoen manschappen in 1990 naar 383.000 in 1992.

De inflatie werd aangewakkerd. In Irak stond vóór de sancties de inflatie op een niveau van 45%, in 1991 op 1546%, een hyperinflatie dus. De kosten van de compensaties geëist door Koeweit voor de schade aan zijn installaties en de onmogelijkheid van arbeid gedurende de invasie waren zo hoog dat Irak er 20 jaar voor zou moeten betalen.

De industriële productie daalt. De olieraffinage zakte tot op 3% van zijn vooroorlogse niveau en de energieproductie tot op 4%.

In een conflict is er derving van inkomsten uit toerisme en investeringen. Dit zijn de zogenaamde dervings- of alternativiteitskosten (11), veroorzaakt door het niet- investeren in economische ontwikkeling en in normale economische activiteiten en door het onderbenutten van het menselijke potentieel.

Voor de VS bestaat er een raming van de materiële kosten van de vier oorlogen waarbij Amerika betrokken was, tegemoetkomingen en voordelen voor de veteranen inbegrepen: voor de eerste wereldoorlog bedroegen de kosten 391 mld $, voor het Vietnam conflict 411 mld $, voor de Koreaanse oorlog 275,3 mld $, en voor de Tweede Wereldoorlog 2.058,4 mld $, alles omgezet in Amerikaanse dollars van 1982 (12).

1.1.3. De sociale kosten

Vooral inzake volksgezondheid en onderwijs zijn de kosten van een conflict hoog (13).

Door een tekort aan energieproductie in Irak gedurende de tweede Golfoorlog kon er maar weinig voedsel worden gekookt en kon de lucht niet gekoeld worden gedurende de hitteperiodes. Ziekenhuizen konden hun instrumentarium niet steriel maken. De waterzuivering lag stil. Zo geraakte het water besmet. Door het uitvallen van de rioolwaterzuivering werd dit water zelfs door fecaliën besmet, wat ernstige besmettingen zoals cholera veroorzaakte. De gewassen konden niet geïrrigeerd worden, wat de voedselproductie omlaag dreef.

Ziekenhuizenpersoneel en geneesheren waren overbelast door oorlogsgewonden en noodgevallen. Tegelijk werden de voorraden van genees- en verdovingsmiddelen schaars. Heelkundige ingrepen veroorzaakten bijgevolg acuut lijden en trauma.

De kindersterfte ging omhoog, zwangerschappen mislukten en voortijdige geboorten namen in aantal toe. Moeders en kinderen leden aan ondervoeding. De slapeloosheid nam toe.

In Joegoslavië (14) stortte het onderwijssysteem ineen, hetzij door vernieling van de gebouwen, hetzij door een alternatief gebruik ervan. Universiteiten sloten hun deuren.

Vele onderwijsmensen zijn hun land ontvlucht. Andere intellectuelen en ook kunstenaars veroorzaakten een echte braindrain.

1.1.4. De psychologische kosten

Een zeer belangrijk psychologisch aspect van de oorlog bestaat in het bewustzijn van de lange duur van het conflict, in het besef van tijdsonzekerheid, van voortdurend opgeschorte hoop en van steeds meer opofferingen. (15). Niet te onderschatten zijn natuurlijk eveneens de mentale gevolgen van geweldplegingen en het emotionele lijden door de oorlog teweeggebracht.

De oorlog transformeert individuen van vreedzame familieleden tot deelnemers aan doodslag en verwonding. De oorlog treedt alle regels van moraliteit, waarden en fatsoen met voeten. Overlevenden zien familieleden verdwijnen, vallen voor het executiepeloton of verhongeren en zijn getuigen van willekeurige dodingen.

1.1.5. Politieke kosten

De oorlog leidt naar een centralisering van het bestuur. Dit wordt zwaar belast. De administratie neemt gigantisch toe, o.m. om schade van de oorlog vast te stellen en oorlogsreguleringen goed te keuren, om rantsoeneringen uit te schrijven en controles uit te oefenen. Door het naar zich toe trekken van economische materies groeit het risico van massale corruptie.

De interne legitimiteit van het bestuur wordt kwetsbaar. De regeringspartij of de coalitie en de regeringsleider zullen rekenschap moeten afleggen aan de bevolking. De regering beperkt de vrijheid van de onderdanen. De loyauteit kan verschuiven naar de gedoodverfde winnaar.

De externe legitimiteit staat evenzeer onder druk. De oorlogvoerder wordt als vijand aangezien van vrede en van mensenrechten.

Ook het regime staat onder druk. Het land geraakt verdeeld in collaborateurs en verzetslieden, in nieuwe rijken en nieuwe armen, radicalen en gematigden, maffiosi en extreme voorstanders van recht en orde. In Rwanda was er een polarisatie tussen etnieën. Dit alles vertraagt de democratie of maakt ze onmogelijk. Ook het rechtssysteem ontaardt. Er komen afrekeningen, zelfs volkerenmoord. Er ontstaat een algehele willekeur.

1.1.6. De ecologische kosten

In de Vietnam oorlog schreef de Amerikaanse strategie massale bombardementen op het platteland voor, chemische en mechanische wouddestructie, grootscheepse gewassenvernietiging en destructie van voedselvoorraden (16). Zo werd het natuurlijke bronnenbestand van een agrarische maatschappij vernield (17). Bovendien werden zes miljoen ha commercieel woud door bommen, chemische neerslag en door tractorcleaning (platwalsen van het woud door zware machines) ofwel totaal verwoest of tenminste zwaar beschadigd. Door bommenkraters werd 1% van het totale woudarsenaal verwoest. Scrapnels berokkenden zware schade aan 40% van het bosbestand. Waar tractoren werden ingezet werd bovendien de bovenlaag van de grond aangetast.

1.1.7. De culturele kosten

In verband met Joegoslavië werd in Le Monde het woord ‘culturele genocide’ gebruikt. Godsdienst en spirituele waarden werden aangevallen bij de vernieling van moskeeën en orthodoxe kerken.

Het culturele patrimonium van belangrijke steden werd vernield. In Dubrovnik hebben zich 317 van de 2000 granaten in gebouwen geboord, de zgn. voltreffers. Negen historische gebouwen zijn tot de grond toe afgebrand, vier andere gedeeltelijk. In de vijftiende-eeuwse fontein, een van de oudste constructies van de stad, gaapt een groot zwart gat. Zware projectielen boorden door muren en ondermijnden de constructies. De zware stadsmuren van de oude stad hebben fel geleden (18).

Mostar, een van Europa’s mooiste steden, met een mengeling van mediterrane en Turkse architectuur, raakte zwaar beschadigd. Moskeeën, evenals katholiek en Servisch orthodox erfgoed werden vernietigd. De befaamde boogbrug, symbool voor het vreedzaam samenleven van verschillende volkeren in Bosnië werd vernietigd. (19).

Zeer oude iconen werden ontvreemd. Een iconenmuseum en belangrijke bibliotheken werden geplunderd.

Vooral in Tuzla en Herzegovina werden de meeste orthodoxe kerken verwoest. (20).

1.1.8. De spirituele kosten

Waar religieuze factoren een belangrijke rol spelen in een conflict, zijn de spirituele kosten hoog.

Daar worden de religies met mekaar geconfronteerd als oorlogspartijen. Ze worden gepolitiseerd en dus geradicaliseerd. Godsdienstige symbolen worden vernield of aangevallen, zoals iconen en moskeeën. De mensen kunnen niet meer in vrijheid hun godsdienst belijden, worden ervoor gedood.

Ook de waarden wordt geweld aangedaan. Morele waarden zoals respect, mensenrechten, solidariteit maken plaats voor egoïsme, vernedering, wreedheid en agressie.

Het wereldbeeld van de mensen wordt intens beïnvloed. Negativiteit en pessimisme dringen binnen. Het geloof in de mens en in de toekomst zijn voor lange tijd zoek.

1.2. Kosten voor de niet-rechtstreeks bij de oorlog betrokken partijen

Dit zijn de secundaire en tertiaire partijen. De secundaire partijen hebben rechtstreeks belang bij de afloop van het conflict. Het zijn dus partijdigen. De tertiaire partijen vormen drie categorieën: zij die niet rechtstreeks bij het conflict wensen betrokken te raken maar nadelige gevolgen ervan ondervinden, vervolgens de actief betrokkenen die zich inzetten voor een constructieve tranformatie van het conflict en tenslotte de niet-geïnteresseerden die volledig afzijdig blijven en geen schade ondervinden.

Hierna worden de kosten van de partijdigen behandeld en vervolgens de groep van de tertiaire partijen die schade lijdt door het conflict.

1.2.1. De partijdigen of de secundaire partijen

Deze kunnen grootmachten zijn, zoals China en de VS bij het beëindigen van het geweld in Cambodja.

Secundaire partijen besteden middelen om een bepaalde afloop te stimuleren. Dat zijn hun kosten. Om die middelen te voorzien onttrekken zij eventueel geld aan de sociale sector. Politieke kosten komen te voorschijn als de afloop niet in hun voordeel uitvalt. Sommige secundaire partijen verliezen externe legitimiteit. Hun ideologie, vooral indien deze het conflict mede kleurde, krijgt een setback.

1.2.2. Kosten van benadeelde tertiaire partijen

Na de hevige moordpartijen in Rwanda in 1994, maakte Zaïre bekend dat het een lijst zou opstellen van de vernieling en de schade door de aanwezigheid van Rwandese vluchtelingen (21).

Op het ogenblik van de boycot van Irak was dit land de derde belangrijkste handelspartner van Turkije. Met het sluiten van de 968 km lange oliepijpleiding in Zuid- Turkije en de stopzetting van de lucratieve nijverheid van de Turken in Irak en de verloren gegane 3 mld $ voor de olie en de olietransitinkomsten heeft Turkije op vier jaar tijd kosten die opliepen tot 20 mld $. Dit leidde tot spanningen met dit land die nog verhoogd werden door toegevingen aan Jordanië, dat wel 65.000 barrels olie per dag uit Irak mocht invoeren.

2. De kosten van wederopbouw

Dit zijn eigenlijk de kosten van de vrede. Het zijn vooral tertiaire partijen die deze kosten dragen.

In het boek ‘After the War’ wordt er een mogelijke strategie gegeven voor reconstructie: onmiddellijke stappen, een korte- en langetermijnplanning en het opzetten van de pijlers voor toekomstige ontwikkeling. Dit kader werd o.m. toegepast op Cambodja (22).

Voor dat land was de korte termijn het herstel van het gewone leven, wat betekende de repatriëring van vluchtelingen vanuit Thaïland, het opruimen van landmijnen en het bestrijden van een malaria-epidemie.

Verder dan deze onmiddellijke stappen, reikte de immense opdracht de basisbehoeften van een groeiende populatie te verzekeren, en de levensstandaard ten minste op het vooroorlogse niveau te brengen. Deze investering zou, wat Cambodja betreft, gehinderd worden door de gelimiteerde beschikbaarheid van de fondsen maar ook door de geringe absorptiecapaciteit van het land. Dit laatste betekent dat het land te zwak was om die hulp te benutten door een dramatisch tekort aan bekwame mankracht. Van een geschatte investering van 5 miljard $ zou maar 200 miljoen $ geabsorbeerd kunnen worden.

Een strategie voor de lange termijn had te kampen met de politieke instabiliteit. Door de Rode Khmers zouden de ongelijkheden in de maatschappij geëxploiteerd worden. Deze exploitatie zou de vrede belemmeren. Met deze belemmeringen zou dus zo vlug mogelijk komaf moeten worden gemaakt.

Tenslotte zouden de pijlers voor toekomstige ontwikkeling de nodige belangstelling moeten krijgen, met name het voorzien in rijst en rubber, het op gang brengen van visvangst, woudgroei, toerisme en handel.

Voor zo’n immense kostenopdracht zagen de Verenigde Naties zich geplaatst. Zij vervulden een drievoudige taak:

Peacekeeping, Peacemaking en Peacebuilding. Dit model probeerde tegemoet te komen aan de vereisten op korte, middellange en lange termijn, rekening houdend met de specifieke mogelijkheden van het land (23).

Peacekeeping is een militaire activiteit, die tot doel heeft het geweld te stoppen na een staakt-het-vuren:

- de terugtrekking van buitenlandse strijdkrachten

- de stopzetting van buitenlandse militaire hulp

- het hergroeperen en kantonneren van de binnenlandse strijdkrachten van de vier facties

- wapenreductie en demobilisatie van 70% van de manschappen van de vier facties

- het vrijlaten van krijgsgevangenen en gedetineerde burgers

Peacemaking is een politieke activiteit, gericht op de besluitvorming:

- het organiseren van vrije en eerlijke verkiezingen. UNTAC (24) had een uitgebreide administratie die deze verkiezingen moest voorbereiden. Daartoe controleerde zij de betrokken regeringsadministraties zoals Openbare Orde, Informatie, Nationale Defensie en de administraties die het resultaat van de verkiezingen zouden kunnen beïnvloeden.

- het aandacht schenken aan de toepassing van de mensenrechten

Peacebuilding is in de eerste plaats op het volk en het land gericht. De operatie bestaat vooral uit sociaal-economische activiteiten:

- de repatriëring van de vluchtelingen en verplaatste personen

- aandacht voor de mensenrechten, de vrijheid van beweging binnen Cambodja, de vrije keuze van een vestigingsplaats en van arbeid, het recht op eigendom.

- een programma van heropbouw van Cambodja

- een programma van volksopvoeding, i.v.m. ontmijning, democratische verkiezingen en mensenrechten

De VN- missie werkte dus op korte termijn maar maakte op zijn minst ook een langetermijnoplossing mogelijk. De opdracht was opgesteld op basis van een kalender, een soort achttienmaandenplan in twee fasen (25).

Als dit model vergeleken wordt met het schema van L.Reychler voor een duurzame vredes-(her)opbouw (26), dan treft het ons dat de meeste structurele voorwaarden vervuld zijn - zij zijn ook het meest zichtbaar -, maar dat het moreel-politieke klimaat nog te wensen overlaat. Het betreft vooral de opdracht tot verzoening.

Deze opdracht heeft te maken met een verzoening van de bevolking met het heden, het verleden en met de toekomst. Ze heeft ook te maken met een tegelijk bevorderen van concurrerende waarden, zoals een verzoening die samengaat met waarheid, rechtvaardigheid, vergeving en vrijheid (27). Daarin passen schuldbekentenissen van landen voor gepleegde wandaden en het vragen van vergeving, zoals bijvoorbeeld de Japanse regering deed voor haar rol in de Tweede Wereldoorlog. Ten slotte moet bij de bevolking opnieuw een wij-gevoel worden ontwikkeld.

Door structurele en niet-structurele maatregelen worden dus de objectieve en subjectieve context geschapen voor een duurzame vrede ondersteund door de bevolking (28).

Besluit

Het is duidelijk dat de kosten van een gewapend conflict immens zijn. Zij doordringen alle aspecten van het menselijk leven en van de politiek, niet alleen de materiële. Vaak zijn deze kosten uit te drukken in harde cijfers. Andere kosten kunnen hoogstens kwalitatief beschreven worden.

Het is ook duidelijk dat de kosten niet ophouden nadat het vechten is gestaakt. Tot lang na de oorlog worden tijd, geld en energie besteed aan materiële heropbouw, aan het opzetten van structuren en het wegwerken van collectieve en individuele trauma’s. In veel gevallen is het conflict onuitwisbaar en veroorzaakt het, generaties lang, verminkte levens.

Tegen deze multidimensionele schadecategorieën kunnen de vermeende en reële voordelen van een conflict niet opwegen. Bovendien gaan de zgn. voordelen naar enkele categorieën mensen of individuen, terwijl de schade de hele maatschappij en de natuur treft.

Zodra een ernstige kostenberekening deel wordt van het denken over een gewapend conflict, zou geweld wel eens als het slechtste scenario kunnen worden beschouwd om conflicten op te lossen.

Noten:

1. L. BEULS, ‘Determinants of Peacekeeping Policy in Cambodia: Keeping up with Interests?, Cahier I.B.V.O., 4e kwartaal 1995, 13e jrg., n° 4, 43p.

2. Michael CRANNA (ed.), The true Cost of Conflict, Saferworld, 1994.

3. ‘Gewapende conflicten in de Derde Wereld’, Noord Zuid Cahier, Wereldwijd, jrg. 15, n° 1, maart 1990, p.21.

4. Ibid.

5. De Standaard, 3 juni 1997.

6. Milton LEITENBERG, ‘America in Vietnam: Statistics of a War’, Survival, XIV, 6, (nov/dec 1972), p. 169.

7. ‘The environmental Aftermath of Warfare in Vietnam’, in SIPRI- Yearbook 1982.

8. Doan VAN TOAI, Hereniging en afrekening, Vietnam na de val van Saigon, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1981, p.7.

9. De Standaard, 24 februari 1994.

10. Michael CRANNA doet dat voor Irak in de tweede Golfoorlog op de volgende manier, p. 31 e.v.

11. Luc REYCHLER en Nico VERTONGEN, Een wereld veilig voor conflict, een handboek voor vredesonderzoek, Garant, Leuven, 1995, p. tabel 16, p.73

12. US News and World Report, 25/10/1982.

13. Hier worden ze aangeduid zoals CRANNA ze gebruikt, p. 32 e.v.

14. Michael CRANNA, The true cost of Conflict, Saferworld, 1994, p. 160-161.

15. J.G.RANDALL, D.H.DONALD, The Civil War and Reconstruction, DC Heath & Company, Lexington, Massachusetts, 1969, p.480.

16. ‘The environmental Aftermath of Warfare in Vietnam’, in SIPRI- Yearbook 1982, p.366.

17. Ibid., p.367.

18. NRC Handelsblad, 8 november 1992.

19. NRC Handelsblad, 30 augustus 1993.

20. Le Monde, 20 oktober 1993.

21. La Libre Belgique, 15 september 1994.

22. A. LAKE e.a., After the Wars, Reconstruction in Afghanistan, Indochina, Central America, Southern Africa and the Horn of Africa, Transaction Publishers, New Brunswick, 1990, p. 87.

23. Lucienne BEULS, ‘UN-Peace-Keeping in the Post-Cold War Era; the Case of Cambodia’, in Frank R. PFETSCH (Ed.), International Relations and Pan-Europe, Theoretical Approaches and Empirical Findings, LIT VERLAG, Munster, Hamburg, 1993, p. 581-582-583.

24. UNTAC: United Nations Transitional Authority in Cambodia.

25. L. BEULS, ‘The United Nations: A new role in a new World order. The case of Cambodia’, Cahier I.B.V.O., 1° kwartaal 1993, 11de jrg., n° 1, 40 p.

26. Luc REYCHLER, ‘Conflict Effect Rapportering C-E-R-S’, herwerkte versie van de paper ‘Conflict Impact Assessment System’ (CIAS) voorgesteld tijdens de IPRA Conference, Brisbane, Australië, juli 1996, p.5.

27. Ibid., p. 4.

28. Ibid., p. 3.

Lucienne Beuls is wetenschappelijk onderzoeker aan de afdeling Internationale Betrekkingen en coördinator van het Centrum voor Vredesonderzoek en Strategische Studies aan de K.U.Leuven.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.