'Een mening mag geen oproep tot haat of geweld worden'

Navanathem Pillay pleitte nog voor Nelson Mandela toen die op Robbeneiland gevangen zat. Vandaag is ze de hoogst geplaatste verdedigster van de mensenrechten ter wereld. ‘Ik ben nog niemand tegengekomen die op basis van traditie of cultuur het recht verwerpt om vrij te zijn van angst of van armoede.‘

  • UN Photo/Fabrice Arlot Navi Pillay. UN Photo/Fabrice Arlot

Dat ze een uitgesproken gevoeligheid voor rechtvaardigheid en mensenrechten aan de dag legt, is niet ongewoon voor iemand die opgroeide in een land waar mensen als zijzelf gediscrimineerd werden vanwege hun huidskleur en etnische achtergrond. Ze behoorde weliswaar niet tot de Afrikaanse gemeenschappen die afgevoerd werden naar onvruchtbare en afgelegen thuislanden of bantoestans, toch zegt ze dat ze, als studente rechten of als advocate, voortdurend geconfronteerd werd met een driedubbele discriminatie: als kleurlinge, als vrouw en als iemand uit een lagere sociale klasse. Het is dus allesbehalve vanzelfsprekend dat ze het zou brengen tot de eerste niet-blanke met een eigen advocatenbureau in Zuid-Afrika.

In die functie verdedigde ze vaak de rechten van anti-apartheidsactivisten, en slaagde ze er onder andere in rechterlijke bijstand voor de politieke gevangenen op Robbeneiland af te dwingen. Misschien heeft dat wel meegespeeld toen jaren later de bekendste van die gevangenen, Nelson Mandela, haar tot de eerste niet-blanke rechter bij het Opperste Gerechtshof van Zuid-Afrika benoemde. Niet lang daarna werd ze benoemd tot rechter bij het Rwandatribunaal in Arusha, waar ze onder meer aan de basis lag van een uitspraak die verkrachting in bepaalde gevallen erkende als genocide, en acht jaar later werd ze gekozen tot een van de eerste rechters bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Sinds 2008 is Navi Pillay Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Een indrukwekkend parcours voor de dochter van een Tamil busschauffeur in Durban, Kwazulu Natal.

De jaren van strijd en solidariteit hebben zich als een rijke humuslaag onder het leven en werk van Navanathem – kort Navi – Pillay gelegd. Ze combineert haar gedrevenheid met een tastbare professionaliteit, haar uitgesproken standpunten met goed onderbouwde en gerichte argumenten. Een van de kernthema s die de mondiale beweging voor mensenrechten moet bezighouden, vindt Pillay, is de mondialisering. Want mensenrechten zijn niet alleen een kwestie van politieke en burgerlijke rechten, maar ook van sociale, economische en culturele rechten. Naar aanleiding van de ramp met de textielbedrijven in Rana Plaza, Bangladesh, zei ze: ‘Alle mensen, waar ze ook wonen, hebben recht op eerlijke lonen en op veilige en gezonde werkomstandigheden. Ze hebben het recht vakbonden te vormen en er lid van te worden, net zoals ze het recht op staken hebben. ‘

In een recente toespraak aan de universiteit van Witwatersrand in Zuid-Afrika concretiseerde Navi Pillay haar bezorgdheid voor de sociale en economische rechten ook met een verwijzing naar grondroof: de praktijk waarbij vruchtbare landbouwgrond gebruikt wordt voor het verbouwen van biobrandstoffen of voor de voedselvoorziening in andere, rijkere landen.

Op welke manier is grondroof een schending van mensenrechten?

Navanethem Pillay: Grond is onmisbaar voor de armen. Bezit of toegang tot grond bepaalt of ze hun recht op voedsel, op huisvesting en op water kunnen realiseren, en daardoor heeft het vaak een beslissende impact op hun recht op gezondheid of onderwijs. Daarom is het zo belangrijk dat mensen geïnformeerd en geraadpleegd worden voordat het land waarvan ze leven een andere bestemming krijgt. Gedwongen verplaatsing van mensen is immers verboden door de internationale mensenrechtenverdragen.

Er zijn sinds 1974 al VN-richtlijnen voor verantwoordelijke omgang met het gebruik van land, visserij en woud in de context van nationale voedselzekerheid. Daarin wordt heel duidelijk gemaakt hoe de omgang met bezit en gebruik van land een impact heeft op de mensenrechten van mensen, gemeenschappen en volkeren. Er is ook de verklaring over de rechten van inheemse volkeren, waarin niet alleen gevraagd wordt dat mensen geïnformeerd worden, maar ook dat ze vooraf hun geïnformeerde instemming geven met elk project dat hun grondgebied betreft.

Het is goed dat die internationale verklaringen en overeenkomsten bestaan. Maar waarom voeren regeringen de verplichtingen, die ze zelf formuleerden en ondertekenden niet beter uit?

Navanethem Pillay: Dat is een terechte vraag. Overheden hebben de prioritaire verantwoordelijkheid om de mensenrechten van hun burgers te beschermen, maar vaak zijn zij juist degenen die de meeste schendingen begaan. Daarom werden instellingen opgericht zoals het Inter-Amerikaans Hof, waar veel gevallen van onteigening of verdrijving van inheemse gemeenschappen, bijvoorbeeld voor de bouw van grote dammen, terechtkomen. Er is ook een Speciaal Rapporteur voor land, water en sanitaire voorzieningen. Al die dingen kwamen tot stand op verzoek en onder druk van mensen en groepen die vaststelden dat hun eigen regeringen eerder een deel van het probleem dan van de oplossing waren.

Een van de dingen waarover ik me in het bijzonder zorgen maak, is dat veel overheden niet transparant zijn over de contracten die ze ondertekenen, bijvoorbeeld voor de ontginning van natuurlijke rijkdommen. In sommige landen vallen die contracten onder een officiële geheimhoudingswetgeving. Het gevolg van die georganiseerde onduidelijkheid is dat we niet weten hoeveel geld er binnenkomt of waar het naartoe gaat. We weten niet wiens zakken gevuld worden of op welke basis het ene bedrijf verkozen wordt boven het andere. We krijgen geen inzicht in de redenen waarom mensen van hun grond verjaagd worden. We weten alleen dat de rijkdommen van het land niet gebruikt worden voor de ontwikkeling van de mensen. Het is essentieel mijn taak als Hoge Commissaris voor de Mensenrechten om overheden aan hun verplichtingen te herinneren, hen op te roepen om op een transparante manier te doen waartoe ze zich verbonden hebben.

U kunt pleiten en oproepen, maar niet bestraffen. Wanneer krijgt een VN-Mensenrechtenorganisatie evenveel macht als de Wereldhandelsorganisatie of het Internationaal Monetair Fonds?

Navanethem Pillay: Als je me die vraag vijf jaar geleden gesteld had, zou ik behoorlijk pessimistisch gereageerd hebben. Maar nu stel ik toch een zekere beweging in de juiste richting vast. De VN-Mensenrechten-raad houdt een universal periodic review, waarvoor alle landen van de wereld zich buigen over de mensenrechtensituatie in elk van de lidstaten. Ook niet-gouvernementele organisaties worden daarbij betrokken. Wat vroeger moeilijk voor te stellen was, gebeurt nu: landen krijgen van andere landen de aanbeveling om de bevolking te consulteren bij het opzetten van mijnbouwprojecten of het sluiten van mijnbouwcontracten, ze krijgen de boodschap dat ze de fabrieken veilig moeten maken voor de arbeiders.

De voorbije vijf jaar onderwierpen 193 landen zich vrijwillig aan dit evaluatiemechanisme. Is dat de afdwingbaarheid die je zou hopen? Nee, maar je mag de kracht van deze aanpak ook niet onderschatten. Regeringen willen absoluut vermijden dat ze door andere landen te kijk worden gezet als systematische schenders van de mensenrechten, als uitbuiters of als corrupte bestuurders.

‘Vrijheid van meningsuiting is een recht, maar het is niet op dezelfde manier absoluut als het verbod op marteling dat is. Ze moet samengaan met verantwoordelijkheid, zodat ze niet eindigt in geweld of uitsluiting.’

 

Tegelijk wordt de universaliteit van de mensenrechten ter discussie gesteld of ronduit beperkt. In het Westen is het voldoende om mensen of organisaties het label terroristisch te geven om hun mensenrechten radicaal in te perken. In veel islamitische landen worden sommige mensenrechten ter discussie gesteld omdat ze zouden ingaan tegen religieuze voorschriften.

Navanethem Pillay: Die vragen zijn zo oud als de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en voor zover ze religieus of cultureel geïnspireerd zijn, komen ze zeker niet alleen uit islamitische hoek. Maar ik ben eerlijk gezegd nog niemand tegengekomen die op basis van traditie of cultuur het recht verwerpt om vrij te zijn van angst of van armoede. Ik heb de wereld rondgereisd en ik hoor nergens dat men de universele mensenrechten niet wenst. Uiteraard zijn er verschillen in de snelheid of de prioriteit waarmee alle rechten worden verwezenlijkt. Eeuwenoude tradities en achterdocht moeten soms overwonnen worden, er is dan ook een langetermijninspanning nodig om mensen te doordringen van de noodzaak om de waardigheid en de eigenheid van elk individu te respecteren. Een van de thema s die dan vaak moeilijk liggen, zijn de rechten van holebi’s. De uitdaging is inderdaad dat fundamentele respect voor iedereen te combineren met het even fundamentele recht om je religie of overtuiging te volgen en uit te drukken.

Tijdens een gesprek in Jonglei, Zuid-Soedan, spraken vrouwen die vroeger nooit het woord gevoerd hadden mij aan over het feit dat hun echtgenoten hun twaalf jaar oude dochters tegen hun zin uithuwelijkten aan oudere mannen, in ruil voor vee. ‘Wij zijn de moeders die deze meisjes gebaard hebben. Hebben wij dan geen inspraak, hebben wij geen rechten?’ vroegen ze. Stellen ze daarmee de tradities ter discussie? Nee, ze nemen de corruptie van hun tradities op de korrel. En daarom eisen ze net als jij en ik het recht op om een eigen mening te hebben en te uiten, het recht om de overheid in alle vrijheid te kunnen bekritiseren, enzovoort.

U wijst er anderzijds wel op dat het recht op vrije meningsuiting aan bepaalde beperkingen onderworpen kan worden, met name als het gaat over hate speech en racisme.

Navanethem Pillay: Binnen het verdrag voor burgerlijke en politieke vrijheden is dat heel duidelijk. Artikel 19 beschermt de vrijheid van meningsuiting. In Artikel 20 wordt omschreven wanneer die meningsuiting beperkt moet worden, namelijk wanneer de mening in feite een oproep tot haat of geweld wordt. In datzelfde artikel staat trouwens dat elke oorlogspropaganda bij de wet verboden moet worden.

Ik was de voorzitter van de rechtbank die de mediazaak in het Rwandatribunaal behandelde. Dat was de eerste keer in de internationale jurisprudentie dat we dit artikel echt moesten toepassen en onderbouwen. Zelfs de Verenigde Staten, die in principe niet bereid zijn om de vrije meningsuiting welke beperking dan ook op leggen, waren het erover eens dat die vrijheid niet gold voor het soort haatpropaganda dat Radio Mille Collines uitzond in de aanloop naar en tijdens de genocide. Het actief oproepen tot geweld en genocide tegen een bepaalde bevolkingsgroep is ontoelaatbaar. Er zijn dus duidelijke regels.

De beperkingen mogen echter in geen geval toegepast worden om kritiek op de overheid of de machtigen te onderdrukken. En jammer genoeg gebeurt dat vaker wel dan niet. We hebben behoefte aan overheden en instellingen die verantwoording afleggen. En dat houdt noodzakelijk in dat er geluisterd wordt naar de stemmen op de straat. De Occupy-beweging, bijvoorbeeld, was fundamenteel een protest tegen het feit dat het economische leven bepaald wordt door corrupte regeringen of instellingen die aan niemand verantwoording afleggen.

Waarnemers vrezen dat het hele apparaat van beperkingen wegens discriminerende of racistische meningen vooral ingezet zal worden tegen mensen of bewegingen die kritiek hebben op het systeem, terwijl er door dezelfde overheden niets gedaan wordt om de excessieve vrijheid van het kapitaal te controleren.

Navanethem Pillay: Natuurlijk kunnen de beperkingen van vrije meningsuiting misbruikt worden, en we moeten er met zijn allen op toezien dat dat niet gebeurt. Vrijheid van meningsuiting is en blijft een recht, ook al is dat recht niet op dezelfde manier absoluut als het verbod op marteling dat is. Vrijheid van meningsuiting moet samengaan met verantwoordelijkheid, zodat ze niet eindigt in geweld of uitsluiting. Het zijn rechters die zich moeten uitspreken over het taalgebruik, en onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft daar al uitspraken over gedaan.

Hoe bescherm je de rechten van burgers op internet, waar grenzen niet of nauwelijks bestaan, en waar er ook geen soevereine overheid is om rechten of mensen te beschermen of te reguleren?

Navanethem Pillay: Het internet heeft in feite een einde gemaakt aan de mogelijkheid voor overheden om een monopolie op informatie en nieuws te verwerven. Dat zet hen onder druk om meer transparantie te creëren en verantwoording af te leggen, wat dan weer een enorme versterking betekent van de mogelijkheid van burgers om hun andere mensenrechten op te eisen of te realiseren. De eerste plicht van overheden is daarom hun burgers maximale toegang tot het internet te garanderen. Maar daarnaast moeten ze de vrijheid van meningsuiting op het internet reguleren, zoveel mogelijk zoals dat in de niet-digitale wereld gebeurt. Want er verschijnen echt vreselijke dingen op internet. Mensen hebben recht op bescherming tegen schadelijke meningen (“harmful speech”), en regeringen kunnen daar veel aan doen.

Moeten overheden voorkomen dat er kwetsende of smadelijke zaken gezegd of gepubliceerd worden, bijvoorbeeld in verband met religies?

Navanethem Pillay: Eind februari lanceerden we een weloverwogen geheel van principes en richtlijnen om op die vraag te antwoorden: het Actieplan van Rabat, over het verbod op het verkondigen van nationale, raciale of religieuze haat die neerkomt op een oproep tot discriminatie, vijandigheid of geweld. Daarmee is het laatste woord niet gezegd over het delicate evenwicht tussen het recht op vrije meningsuiting en het recht op godsdienstbeleving zonder vrees voor vervolging, maar het is toch weer een stap vooruit.

Een van de opvallende aanbevelingen in het Actieplan van Rabat is dat nationale wetten tegen godslastering contraproductief zijn, omdat ze vaak de dialoog tussen gemeenschappen beletten en bovendien discriminerend toegepast worden.

Navanethem Pillay: Het is belangrijk om deze dingen internationaal te blijven aanpakken, precies om te voorkomen dat nationale regeringen te veel speelruimte zouden krijgen om de rechten van burgers in te perken op basis van hun eigen visie of belang. Daarom is het belangrijk dat er internationale verdragen zijn, dat overheden zich tot die verdragen verbinden, en dat we blijven proberen om hen aan die verbintenissen te houden.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.