Europa subsidieert, het Zuiden crepeert

Als het Zuiden zijn aandeel in de wereldexport met slechts één procent zou kunnen verhogen, konden 128 miljoen mensen de armoede achter zich laten. Die kans krijgen derdewereldlanden niet omdat hun export wordt tegengewerkt door oneerlijke handelspraktijken. Dumping is er één van. En niet de minste, zo ontdekte Jessie Van Couwenberghe.
Dumping gaat in feite over prijsdiscriminatie. De exporteur verkoopt zijn goederen op een vreemde markt voor een veel lagere prijs dan dat de lokale producent dat kan doen. Door die lage prijs kan de exporteur méér verkopen, en ziet de lokale producent zijn inkomsten verloren gaan. Vooral dumping van landbouwproducten door het Noorden in de landen van het Zuiden heeft ernstige gevolgen voor veel ontwikkelingslanden. De meerderheid van de bevolking kan alleen overleven door inkomsten uit kleinschalige landbouwproductie. En het zijn net deze landbouwproducenten die de dupe zijn van dumping.

1 miljard euro subsidie per dag
Het neoliberale beleid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF) ziet in het openstellen van onze markten voor producten uit de ontwikkelingslanden en vice versa dé oplossing voor het probleem van de armoede. Met dat principe is op zich misschien niet eens zoveel fout. Alleen zorgt het openstellen van de zuiderse landbouwmarkten voor buitenlandse producten ervoor dat de lokale landbouwproducenten nog nauwelijks enige bescherming genieten, omdat ze niet opkunnen tegen de zwaar gesubsidieerde Europese en Amerikaanse landbouwproducten. Dat dumpingbeleid heeft met de vrijmaking van markten dus niets vandoen. Integendeel: het protectionisme van het rijke Noorden doet de arme boeren in het Zuiden de strop om.
Boeren in westerse landen krijgen één miljard euro subsidies per dag. Die subsidies en de afscherming van de eigen landbouwmarkt creëren de gunstige situatie waarbij landbouwers in het Westen niet op een ton meer of minder moeten kijken. Dumping van agrarische overschotten is de afgelopen decennia het handelsinstrument bij uitstek van landen die met hun overaanbod van landbouwproducten geen blijf weten. Hoewel ontwikkelingslanden het grootste deel van de wereldlandbouwproductie voor hun rekening nemen, bepalen de rijke industrielanden de regels. Landbouwproducenten in het Zuiden zien zich verplicht de lage exportprijs die hen door de EU en de VS wordt opgelegd, te volgen. De Wereldbank schat dat ontwikkelingslanden hierdoor jaarlijks 200 miljard dollar aan inkomsten verliezen.

Suiker
De impact van dumpingpraktijken in het Zuiden is enorm. Latijns-Amerika alleen incasseert jaarlijks een verlies aan inkomsten van 4 miljard dollar door de oneerlijke Europese handelspraktijken. Voor een land als Argentinië, dat momenteel in een enorme financiële crisis verkeert, betekent dit een verlies van 2 miljard dollar op jaarbasis. In Zuid-Afrika moest de chocolade-industrie eraan geloven. Hoewel de suikerprijs in Zuid-Afrika al behoorlijk laag is, dumpten Europese producenten hun suiker tegen een nog lagere prijs, waardoor de consumptie van de lokale – duurdere – chocolade daalde met 21 procent. De grootste Zuid-Afrikaanse chocoladeproducent, Beacon Sweets, moest hierdoor duizend mensen ontslaan. Door de dalende consumptie kocht het bedrijf ook minder basisingrediënten aan. En zo deelden ook de suiker- en de cacaoindustrie in de klappen.
Midden de jaren negentig werd duidelijk dat zwaar gesubsidieerd Europees vlees veetelers in de Sahel van hun afzetmarkten beroofde. Nadat de subsidies voor Europese vleesproducenten waren verminderd, verbeterde de situatie geleidelijk en hebben de lokale veeboeren hun positie als leverancier van vlees hersteld. Terugschroeven van subsidies is dus een conditio sine qua non om aan de dumpingpraktijken een einde te maken.

Liberalisering
Ondanks een aantal duidelijke gevallen is het echter bijzonder moeilijk om precies te achterhalen welke producten waar worden gedumpt. Het is vooral de algemene druk op ontwikkelingslanden om hun economie te liberaliseren die een duurzaam landbouwbeleid op de helling zet. Onder invloed van de rijke landen probeert het IMF de markten van arme landen open te breken zonder naar de sociale gevolgen te kijken. Voor ontwikkelingslanden die naar rijke landen exporteren, zijn de tariefbarrières tot vier maal zo hoog als die voor rijke landen onderling. Voor landbouwers in het Zuiden die kleinschalig produceren, is het van vitaal belang dat hun afzetmarkt wordt beschermd. Wanneer ze de concurrentie aangaan met de kapitaalkrachtige agrobusiness, verliezen ze het pleit. Door het openstellen van de interne markt is in de Filipijnen de prijs voor Amerikaanse maïs met één derde gedaald. De verkoop van de lokale maïs daalde hierdoor met 70 procent. Voor landbouwgezinnen die volledig afhankelijk zijn van hun maïs, betekende dit een zwaar verlies van inkomen met desastreuze sociale gevolgen.
In Jamaica horen we een gelijkaardig verhaal. Ten gevolge van de openstelling van de markt, verdubbelde Europa zijn export van melkproducten naar het Caribische eiland. Hoewel het voor de EU slechts een minimale toename in het wereldaandeel betekende, was de dominantie op de kleine Jamaicaanse markt fataal voor de lokale producenten. Europese melkproducenten ontvangen jaarlijks meer dan vier miljoen euro aan subsidies en dicteren zo een wereldprijs die voor de Zuiderse concurrenten onhoudbaar is.

Nuancering
Toch moet ook hier een nuance worden aangebracht, aldus Marc Maes van de 11.11.11-studiedienst. Vaak ondervinden ontwikkelingslanden ook concurrentie van andere ontwikkelingslanden die al over meer concurrentiële landbouwproducten beschikken. Zo konden Senegalese rijstproducenten de concurrentie door Thaise collega’s niet aan. De schuld alleen bij de EU leggen, is dus net iets te voorbarig. Daarom pleiten NGO’s ervoor dat ontwikkelingslanden hun landbouwmarkt mogen afschermen om voldoende concurrentieel te kunnen worden. Het opnemen van de zogenaamde development box in het WTO-landbouwakkoord zou de bestaanszekerheid van de boeren in het Zuiden beter garanderen. Maar tijdens de laatste WTO-onderhandelingsronde in Qatar (november 2001) stelden een aantal industrielanden hun veto hiertegen.

Antidumpingrechten om tij te keren?
Om aan de verstoring van de interna-ionale handelsmarkt een einde te maken, heeft de WTO sinds 1995 de antidumpingrechten in het leven geroepen. Die moeten een land dat wordt geplaagd door dumpingpraktijken de mogelijkheid bieden zich hiertegen te verweren. Maar weerom blijkt dat arme landen er veeleer slachtoffer van zijn dan dat hun rechten erdoor worden gevrijwaard. Antidumpingrechten gelden immers niet voor landbouwproducten. Ontwikkelingslanden kunnen er de landbouwdumping niet mee stoppen. Antidumpingrechten zijn daarent-gen een machtig wapen in de handen van de industrielanden om te beletten dat ontwikkelingslanden hun industriële goederen in het Noorden zouden kunnen afzetten. Het starten van een antidumpingonderzoek geeft het importland het recht gedurende de hele procedure een antidumpingheffing op exportproducten in te stellen. Een makkelijke manier om exportproducten duurder te maken dan binnenlandse producten. Hoe langer het dumpingonderzoek duurt, hoe efficiënter het dus werkt als instrument om de eigen markt te beschermen.
Sinds de WTO deze procedure heeft ingesteld, zijn de EU en de VS al 234 onderzoeken gestart tegen ontwikkelingslanden. Hierdoor zijn een groot aantal producten uit het Zuiden op de westerse markten duurder geworden dan de lokale producten. Dat heeft tot gevolg dat de productie in het exportland moet worden teruggeschroefd, met dus minder werkgelegenheid. Antidumpingrechten kunnen pas worden ingesteld na een onderzoek door de overheid van het importland. Ontwikkelingslanden beschikken meestal niet over de middelen om zelf dergelijke onderzoeken op touw te zetten, en dus blijft dumping door het Westen onbestraft.

Voedselhulp of de ‘legale dumping’
Vanzelfsprekend kan voedselhulp een cruciale en zelfs noodzakelijke rol spelen in het bedwingen van humanitaire crises. Maar het verleden toont aan dat onder die humanitaire vlag vaak puur eigenbelang schuilgaat. Door voedsel te droppen in landen waar er hongersnood heerst, wordt de lokale markt nog meer ontwricht en richt het vaak meer schade aan dan het goed doet. Vooral de VS toont zich een grote voorstander van dergelijke ‘ontwikkelingshulp’. Voormalig landbouwminister Glickman stelt onomwonden dat “het humanitaire én het nationale belang kunnen worden gediend door voedselhulp te bieden aan ontwikkelingslanden. Het stilt de honger en is tegelijkertijd een handig instrument om de markt te bespelen”. Glickman doelt hier op het kwijtraken van landbouwoverschotten om zo concurrenten uit de markt te kunnen verdrijven. In feite is het een verdoken vorm van dumping die onder de vlag van humanitaire hulp gedijt. Voedselschaarste is vaak een lokaal probleem, veroorzaakt door misoogsten of conflic-ten. In andere delen van de regio is meestal voldoende voedsel beschikbaar. Het knelpunt is het gebrek aan financiële en logistieke middelen om het voedsel te krijgen bij de mensen die het nodig hebben. Voedselhulp moet daarom zoveel mogelijk bij landbouwers uit de regio worden aangekocht.

Stop subsidies!
Om een einde te maken aan dumpingpraktijken, kunnen we niet voorbij de problematiek van de overproductie in het Westen. Overproductie die onlos-makelijk verbonden is met het landbouw- en dus subsidiebeleid van grootmachten als de EU en de VS. Zonder het verminderen van subsidies, zullen graanbergen en melkplassen zich blijven uitbreiden. De internationale handelsregels die exportdumping van afgewerkte producten verhinderen, moeten voortaan ook worden toegepast op landbouwproducten. Zo kunnen prijzen lager dan de productiekost worden voorkomen. Bovendien moeten ontwikkelingslanden antidumpingrechten kunnen hanteren om hun rechten af te dwingen. Internationaal vastgestelde prijzen voor landbouwproducten kunnen ontwikkelingslanden een referentie bieden welke compensatie ze eventueel kun-nen afdwingen als te laag geprijsde goederen hun markt verstoren. NGO’s zoals Oxfam-International voeren campagne om een radicale verandering van de spelregels voor handel af te dwingen. Stoppen met de gesubsidieerde agrarische overproductie en dumping zou al een grote stap in de goede richting zijn.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.