Focus op film

‘Film is een universele taal’, zegt Rajan Khosa. Hij is Indiër van geboorte, maar maakt nu films vanuit Londen. ‘Muziek is nog grenzelozer, maar biedt veel minder kansen om ideeën bespreekbaar te maken. Het medium film kan dat wel omdat het via de emotionele beeldentaal toegang krijgt tot het hart van de kijker.’ Khosa zou zowaar de woordvoerder kunnen zijn van de verschillende groepen en organisaties die in Vlaanderen aandacht proberen te krijgen voor films uit het Zuiden. Cinema Novo in Brugge, Focus op het Zuiden in Turnhout, Afrika Filmfestival in Leuven, Diest en Dilbeek.
Dit jaar worden er meer films uit het Zuiden in de Vlaamse filmzalen verwacht dan ooit tevoren. Marc Boonen van ‘Focus op het Zuiden’ is daar heel erg blij mee. ‘De onversneden creativiteit van het Zuiden op groot scherm, dat moet toch bijdragen tot een beter begrip’, zegt hij. Tegelijk houdt hij zijn hart vast. Want als al die prachtige prenten floppen aan de kassa, dan zal het weer heel wat jaren duren om de zalen en de verdelers te overtuigen van het belang van deze internationale uitwisseling.

Maar waarom zou het Zuiden investeren in een dure kunstvorm als de film? ‘Omdat een film de roman is van de analfabeet’, stelt Nii Kwate Owoo, een Ghanese media-consultant. Hij loopt daarom rond met ideeën om meer Afrikaanse films te dubben in verschillende Afrikaanse talen. Kwestie van de uitwisseling tussen de volkeren in zijn continent te voeden. Maar er is meer. Tenminste, dat beweert Udayan Prasad, een andere Indiase cineast die in Londen werkt: ‘Voor mij is een film een bijdrage om het debat te stimuleren in een snel veranderende wereld. Kunst mag, gelukkig, vragen stellen zonder noodzakelijk de antwoorden te hebben. Het is onmogelijk om géén maatschappelijk standpunt in te nemen. Zelfs een draak als ‘Titanic’ zegt iets over de politieke en maatschappelijke standpunten van de makers. Ik bedoel: in Hollywood is film geen kunst meer, maar een product. De norm is dus niet artistiek -word ik in mijn menszijn aangesproken?- maar economisch -hoeveel winst kan deze film maken?’

Sylvain De Bleeckere van Film en Televisie is het daarmee volledig eens. Hij vreest dat we zelden in staat zijn om de beeldentaal van de film te appreciëren, omdat we steeds geleerd worden om verkeerd te kijken. Een film moet (schrappen wat niet past) opvoedend / ontspannend / bruikbaar / winstgevend zijn. Integendeel, zegt De Bleeckere, ‘een goeie film moet gebouwd zijn op authentieke beelden die in staat zijn om de volheid van het leven of van de visie van de cineast weer te geven.’ Film is een standpunt. Film is een kijkgat op de wereld van de maker. Film is een reis naar het Zuiden voor pakweg 200 BEF. Hoog tijd om uw ticket te boeken.

FOCUS OP HET NOORDEN

Udayan Prasad wacht me op in het koloniale kader van de tearoom van The Berner’s Hotel, hartje Londen. We praten over zijn jongste langspeelfilm, ‘My Son the Fanatic’. Ik vertel Prasad dat zijn prent geprogrammeerd is op het Filmfestival ‘Focus op het Zuiden’. ‘Focus op het Zuiden?’, vraagt hij, ‘dat is wel vreemd, want mijn film gaat over het Noorden.’

‘Je zou kunnen zeggen dat ‘My Son the Fanatic’ over migranten gaat, over Pakistani die in Groot-Brittannië terechtkomen. Maar eigenlijk is hét thema van de film: bij wie en waar voel ik me thuis. En dat is een universele vraag, zeker nu de grenzen vervagen en de mensen zich steeds verder verplaatsen. De eerste generatie die uit Azië naar Groot-Brittannië kwam, wist wat ze daar kwam doen: werken en geld verdienen. Ze werden werkmachines, maar ze bleven zich thuisvoelen bij hun landgenoten. De volgende generaties voelen zich verloren. Niet aanvaard door het gastland, niet meer in staat terug te keren naar Azië. De vragen ‘Wat doe ik hier’ en ‘Wie ben ik’, stellen zich dan ook steeds luider. Die vragen komen als boemerangs steeds weer. Ook de oudere migranten krijgen ze opnieuw in hun gezicht gegooid. Door hun eigen kinderen, door de Britse omgeving, door hun individuele evolutie.’

‘Farid, de zoon, brengt Parvez, de vader, in een diepe identiteitscrisis door zijn keuze voor een radicale islam. Het voornaamste verwijt dat de jongen zijn vader maakt, is dat hij te nederig is. Dat hij zich laat commanderen door de Britten. De jongere generatie is veel minder bereid zich neer te leggen bij de dominantie van de blanke meerderheid. De spanningen tussen de verschillende generaties migranten loopt samen met de spanningen tussen de migrantengemeenschappen en de autochtone gemeenschap. Indien de migranten zich goed in hun vel zouden voelen, dan was het gesprek met de rest van de maatschappij veel makkelijker. Nu vertroebelen onzekerheid, minderwaardigheid en interne conflicten dat gesprek.’

Zelf is Udayan Prasad ‘een speciaal geval’, zoals hij zelf zegt. Zijn ouders waren Gandhianen die in de jaren zeventig naar Londen kwamen om de Europese vredesbeweging te ondersteunen. Hij is dus Indiaas, maar voelt zich geen lid van de Indiase gemeenschap in Londen. ‘Ik wil niet Brits zijn en ik wil niet Indiaas zijn. Ik wil twee mensen tegelijk zijn. Als dat geen meerwaarde is. Ik voel mij nooit ‘anders’, maar dat anders-zijn wordt me door de omgeving wel opgedrongen en daarom kan ik er ook niet buiten.’

Prasad begon met filmschool omdat hij zo’n slecht schilder was, terwijl zijn ouders het wel erg belangrijk vonden om hem naar de kunstacademie te sturen. ‘Film heeft het onmiskenbare voordeel dat je met verhaal en beeld de veelzijdigheid van de realiteit kunt tonen. Elke mens is immers méér dan de stereotypes die over hem of haar circuleren. Wat ik probeer is de mensen even te doen twijfelen. Is die moslimfundamentalist wel zo fout? Die prostituée is toch herkenbaar menselijk, niet? De vader lijkt wel slap, maar is hij dat ook?’

Ik vraag Prasad of hij, als cineast, zijn omgeving van begin 1998 in één beeld kan vatten. Hij twijfelt, zegt dat zoiets niet kan en vertelt dan dat zijn kinderen op school niet uitgelachen worden omwille van hun naam, in tegenstelling tot wat hij en andere generatiegenoten uit India of Pakistan moesten doorstaan. Hanif Kureishi, de schrijver van het verhaal ‘My Son the Fanatic’, werd door zijn leraar bijvoorbeeld omgedoopt tot Pakistani Pete. ‘We leven nog niet in een Hemel op Aarde, maar we zijn op weg. Er is hoop.’

FOCUS OP HET ZUIDEN

Het levensverhaal van Rajan Khosa heeft alles in zich om er een spannende film van te maken. Zijn ouders waren Kashmir-pandits. Hindoes, dus, in een moslimomgeving. Zij verhuisden naar Lahore, maar toen die stad na de onafhakelijkheid in Pakistan kwam te liggen, moesten ze weer verder. Naar Delhi dan maar. Rajan zelf studeerde aan de academie van Delhi onder Amerikaanse proffen, in Pune onder Russische invloed en in Londen vanuit Europees perspectief. Tussendoor verdiepte hij zich in Varanasi in de hindoeïstische boeken en tradities. Alle ontheemdheid van de 20ste eeuw verenigd in één, rustige veertiger. Zijn jongste film, ‘Dance of the Wind’ heeft ogenschijnlijk niets te maken met het rusteloze rondtrekken van de hedendaagse middenklassemens.

‘Het verhaal van Pallavi, de vrouw die haar stem verliest als haar moeder-lerares sterft, is tegelijk het verhaal van de Indiase cultuur en van ieder van ons. Pallavi moet op zoek naar haar eigen stem, haar eigen bijdrage. Ze vindt die pas op het moment dat ze in contact geraakt met de traditie. We moeten, met andere woorden, zowel afstand nemen van onze leraars én terug aanknopen bij de traditie die zij verderzetten. Die traditie is een levend gebeuren in het leven van alledag. Je stapt daar in, je individualiseert de normen en gewoontes en je geeft een creatief, nieuw antwoord op de uitdagingen van vandaag. Zo gaat dat, of zo zou dat moeten gaan.’

‘Dance of the Wind’ speelt zich af in de volkswijken van Delhi. ‘Mijn Delhi is niet de stad die zichtbaar is voor toeristen of voor zakenmensen. Het is een stad die bevolkt wordt door de gedachten van muzikanten en kunstenaars allerlei. In de straten hoor je geen getoeter, maar ideeën.’ Khosa brengt de snelle veranderingen in de stad dus niet expliciet in beeld: de komst van McDonalds en Kentucky Fried Chicken, de mobiel bellende generatie, de botsing met de aloude hindoerituelen. Toch is dit de stad die de achtergrond vormt voor zijn film. ‘Mensen passen zich aan, ook al hebben ze veel vragen bij de nieuwe trends. Kitu Gidwani, die Pallavi speelt, is een autoriteit op het vlak van de klassieke hindoemuziek. Maar ze verspreidt haar liefde voor die muziek wel via internet, waar ze bijvoorbeeld samples van oude raga’s toegankelijk maakt voor wie erin geïnteresseerd is. Indiërs leven in verschillende tijdperken tegelijk. De snelste computers met de meest geavanceerde programma’s staat op een paar uur rijden van plattelandsdorpen die pakweg tweeduizend jaar terug leven. Daarom is het voor Indiërs zo makkelijk om te migreren: vanaf onze jongste jaren zijn we reizigers in de tijd. We hebben dus geleerd om in elke tijd, op elke plek, in elke cultuur het essentiële en universele te zoeken.’

Rajan Khosa houdt kantoor op een kamertje op de derde verdieping, vlakbij het Londense Chinatown. Waarom probeert hij niet om in India aanwezig te zijn, net nu de hindoe-nationalisten van de BJP de verkiezingen gewonnen hebben? ‘Ik zou het wel willen, want de BJP is een partij die haar programma baseert op angst: de schrik dat de Indiase tradities verloren zullen gaan. Maar angst is een slecht politiek platform. Die hindoetraditie is een schat aan waarden. Met al die prachtige godenbeelden, die eerder afbeeldingen zijn van morele houdingen dan van God. Maar ik heb geen schrik voor het afbrokkelen van oude kaders. De nieuwe vertalingen van de oude waarden -die niet noodzakelijk beter zijn- worden reeds gevormd. Het gevreesde spirituele vacuüm zal er niet komen. Maar als filmmaker vind ik hiervoor geen gehoor in India. Daar is alleen ruimte voor ontspannende films.’

‘Onderontwikkeling is een vreemd en complex fenomeen, maar het gaat steeds weer over de vraag: ‘Wie ben ik’, ‘Welke identiteit heb ik?’ De eigen evolutie en het eigen ritme zijn gebroken. Men leent en kopiëert, maar men creëert te weinig. Dat is het wezen van de Derde Wereld. Het verschil met het postmoderne Westen is duidelijk. Een westerling gaat overal naartoe, plukt wat hem bevalt en keert dan terug. Wij worden dan eens in het ene en dan weer in het andere bad gegooid, zonder dat we daar zelf om vragen. Voor ons is er geen terugkeer meer mogelijk: ons thuisland bestaat niet meer.’



Het kortverhaal ‘My Son the Fanatic’ is opgenomen in de bundel ‘Love in a Blue Time’ van Hanif Kureishi. Uitgegeven bij Faber and Faber, 1997. ISBN 0-571-19222-X

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.