Foto’s dode VS-mariniers kosten ingebedde fotograaf zijn baan

Het Amerikaanse leger in Irak heeft de ingebedde Amerikaanse fotograaf Zoriah Miller bedankt voor zijn diensten nadat die foto’s van lichamen van dode mariniers had gepubliceerd op zijn website. Miller zegt dat hij het slachtoffer is van censuur, volgens de mariniers heeft de fotograaf de regels overtreden voor ingebedde journalisten.
Op 26 juni voerde een zelfmoordterrorist een aanslag uit op een vergadering van de gemeenteraad in Fallujah, een stad 69 kilometer ten westen van Bagdad. Bij de explosie kwamen twintig Irakezen, twee tolken en drie mariniers om het leven. Onder de slachtoffers waren de burgemeester van het nabijgelegen stadje Karmah, drie prominente sjeiks en enkele van hun familieleden. Ze waren lid van de lokale “awakening council”, een militie die met Amerikaanse steun tegen al-Qaida in Irak vecht.
Miller was op het moment van de aanslag een huizenblok verder op patrouille met de eenheid mariniers waarin hij als fotograaf was ingebed. Eerder had hij het aanbod om foto’s te maken op de bewuste vergadering afgewimpeld. Zijn eenheid was de eerste die ter plaatse kwam.
“Toen we er naartoe liepen, zag ik hier en daar al menselijke resten: een keppeltje met wat haar, stukken beenderen”, zegt Miller aan de telefoon vanuit de Green Zone in Bagdad. “Toen we aan het getroffen gebouw kwamen was de chaos compleet. Irakezen, politiemannen en burgers, liepen door elkaar en schreeuwden. Lichamen werden van onder het puin getrokken.”
“Ik ging naar binnen en zag de resten van 20 slachtoffers overal verspreid liggen. Een van de mariniers in mijn groep moest braken. De anderen stonden wat te draaien, niet goed wetende wat te doen. Het was compleet surrealistisch.”

Gruwel op gevoelige plaat


“Op dat moment realiseerde ik me dat ik dit nog nooit had meegemaakt. Ik probeerde me te concentreren om te kunnen vastleggen hoe ik me op dat moment voelde, met al die visuele gruwel. Niemand is in de VS weet wat het precies betekent als je hoort dat 20 mensen zijn omgekomen in een bomaanslag. Ik wil de mensen dat cijfer doen associëren met het reële verlies aan mensenlevens dat erachter schuilgaat. En meteen laten zien waarom sommige soldaten terugkeren met posttraumatisch stresssyndroom.”
Miller nam enkele foto’s, moest het gebouw verlaten en mocht nog terugkomen voor een laatste foto van het bloedbad, voor de plaats des onheils definitief werd afgesloten. “De mariniers hebben voor de rest van de dag lichaamsdelen geraapt en in zakken en emmers geladen.”
Toen er later een team van de Naval Criminal Investigative Service (NCIS), de gerechtelijke politie van het leger, ter plaatse kwam, waren die aangewezen op Millers foto’s. “Ik heb de foto’s voor hen gekopieerd, maar dan kwam een marinier binnen die me beval mijn geheugenkaart te wissen. Dat heb ik geweigerd. Ik zei tegen de NCIS-agenten dat ze naar hun foto’s konden fluiten als ik ze zelf niet mocht bijhouden. Ze hebben er dan niet meer op aangedrongen.”
Miller heeft de foto’s eerst één voor één laten zien aan de mariniers met wie hij ter plaatse was, om zeker te zijn dat hij geen foto’s zou publiceren die de gevoelens van de families van de slachtoffers zouden kwetsen. “Ze waren allemaal akkoord met de foto’s en 96 uur na de aanslag heb ik ze op mijn blog gezet.”
Op 1 juli kreeg Miller telefoon van een communicatie-officier, die hem beval de foto’s van zijn blog te verwijderen. Nadat hij had gevraagd waarom, belde een hogere officier terug om te zeggen dat de publicatie van dode Amerikaanse soldaten in uniform een inbreuk was op Millers contract als ingebedde journalist. De fotograaf antwoordde dat hij nooit zo’n clausule had ondertekend.

De generaal daagt niet op


Even later kreeg Miller te horen dat zijn opdracht was beëindigd en dat hij op de volgende vlucht naar Bagdad zou worden gezet. Het vertrek werd evenwel uitgesteld wegens een zandstorm en de fotograaf kreeg het gezelschap van een bewaker. “De volgende dag kreeg ik te horen dat generaal-majoor John Kelly, de bevelhebber van de mariniers, met mij wilde spreken. We zaten twee uur in de zon te wachten maar hij kwam niet opdagen.”
Ook op 3 juli zat Miller nog een keer vruchteloos te wachten op een aangekondigd bezoek van de generaal. Na nog een uitgesteld vertrek vloog hij uiteindelijk toch naar Bagdad, met een officiële ontslagbrief ondertekend door Kelly. “Nu ik erover nadenk, vermoed ik dat ze die extra tijd nodig hadden om te verzinnen waarom ze me wilden ontslaan”, zegt Miller.
In de brief wordt Miller verweten dat hij “stoffelijke resten van Amerikaanse soldaten fotografeerde en de beelden van een gedetailleerd commentaar voorzag.” “Door die gedetailleerde informatie over de doeltreffendheid van de vijandelijke aanval heeft u het risico verhoogd voor alle Amerikaanse troepen in Irak.”
“De bottom line is dat ik informatie zou hebben verspreid die de vijand tegen ons zou kunnen gebruiken”, zegt Miller. “Vreemd genoeg zegt de brief niets meer over de eerste uitleg, namelijk dat ik dode lichamen in uniform heb laten zien. Ik heb het nagekeken en ik heb niets gedaan dat indruist tegen de regels voor ingebedde journalisten.”
Het Pentagon wilde, gecontacteerd door IPS, geen verder commentaar kwijt over het verhaal. Het Defensieministerie zei niets toe te willen voegen aan de informatie die het opperbevel in Irak al had gegeven.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.