Geen ramadan-pauze in Afghaans conflict

Dagelijks raken regeringstroepen en ISAF-eenheden verwikkeld in hevige gevechten met de Taliban. Die islamistische beweging werd in 2001 door een Amerikaanse interventie van de macht verdreven in Afghanistan, maar wint intussen weer aan kracht.

Tussen 11 en 16 september werden volgens officiële berichten meer dan 100 Taliban-strijders gedood bij gevechten in de zuidelijke provincies Kandahar, Ghazni en Helmand en het centrale Maidan Wardak.

Bij conflicten in islamitische landen worden de vijandelijkheden vaak gestaakt naar aanleiding van de vastenmaand. Voor moslims is de ramadan een aanleiding om zich te bezinnen en op alle vlakken terughoudendheid aan de dag te leggen. Toen de Taliban in 1999 het grootste deel van Afghanistan controleerden, lieten ze tijdens de ramadan ook een maand lang de wapens rusten tegenover de rebellen van de Noordelijke Alliantie.

Maar nu wordt de oorlog in Afghanistan in de aanloop naar de ramadan almaar heviger. Het regeringsleger en de 38.500 soldaten van de ISAF zeggen dat ze in september al 500 Taliban-strijders hebben gedood. Taliban-woordvoerder Qari Yousuf Ahmadi spreekt die hoge cijfers tegen; volgens hem zijn er in de gevechten van deze maand nog maar 14 medestanders van de Taliban om het leven gekomen. Volgens hem vallen er door de voorbereidende bombardementen door Amerikaanse oorlogsvliegtuigen veel burgerslachtoffers, en zijn er ook in het andere kamp veel doden te betreuren.

Het Afghaanse leger en zijn bondgenoten hebben begin september operatie Medusa gelanceerd, een groot offensief om de rebellen te verjagen uit hun bastions in het zuiden van het land. Maar de Taliban duiken steeds weer op andere plaatsen op. Gisteren (16 september) kondigden ze aan dat ze binnenkort een aanval zouden openen op Paron, de hoofdstad van de noordelijke provincie Nuristan.

De ISAF-commandanten zouden willen dat de Navo nog 2.500 manschappen extra naar Afghanistan stuurt. Ze vragen dat het bondgenootschap daar spoedig over vergadert. IPS